Links en rechts, deel 6: Vrijheid, gelijkheid en gemeenschap

>> Wednesday, January 18, 2017


Afbeelding: Vrijheid, gelijkheid en broederschap. (bron: Thermidorimage)

Als iedereen het altijd met elkaar eens zou zijn was politiek overbodig. Alleen in een totalitaire staat is er eenheid. Meningsverschillen over wat waar of onwaar is en wat goed of fout is, zijn onvermijdelijk in de politiek. Verdeeldheid is daarom altijd onderdeel van elke goed functionerende democratie. Maar meningsverschillen die ontstaan omdat we elkaars taal niet begrijpen, zijn onnodig polariserend. Daarom is het belangrijk de betekenis van de woorden die we gebruiken goed duidelijk is.

Ik bespreek vandaag drie begrippen die centraal staan in de strijd tussen links en rechts: vrijheid, gelijkheid en gemeenschap. Inderdaad: dit zijn de begrippen die we ook kennen van de Franse Revolutie: liberté, égalité et fraternité. Ik zal laten zien dat deze begrippen voor links en rechts een andere betekenis hebben.

Het links-rechts-argument

Het politieke argument van rechts tegen links gaat in grote lijnen als volgt:
Links wil meer gelijkheid. Volgens rechts, dat denkt een realistisch beeld te hebben van de menselijke natuur, is dat onmogelijk. [Het] gelijkheidsidee botst voortdurend met de realiteit’. Mensen zijn altijd uit op eigen voordeel en bovendien is ‘de ene mens … nu eenmaal slimmer dan de andere’. Omdat links, Gutmensch die zij nu eenmaal is, een onstuitbare drang heeft de wereld te ‘verbeteren’ kan zij alleen ‘alle mensen gelijk […] maken onder dwang [door] repressie en nivellering. Als links de kans krijgt gebruikt zij daarvoor de macht van de staat. Waar dit toe leidt is bekend: Stalin, Mao, Pol Pot en Kim Jong-un. Daarom moet de (macht van de) staat ingeperkt worden.

Gelijkheid

Op dit ‘links-rechts-argument’ is veel aan te merken maar ik beperk me tot de meest opvallende fout: twee betekenissen van het begrip ‘gelijk’ worden met elkaar verward. De eerste betekenis kent iedereen: Stel, we vergelijken twee vrouwen met elkaar: Marie en Christine. In sommige aspecten zijn ze gelijk (lid van de soort homo sapiens, Française, vrouw, enz.) maar op de meeste andere punten verschillen ze van elkaar: Marie is blond, 40 jaar oud en 1.70 lang en (helaas) werkloos. Christine is 60 jaar oud, grijs, 1.80 lang en Christine heeft (gelukkig nog) wel een baan. De lijst van verschillen is natuurlijk oneindig lang maar het punt is duidelijk: Marie en Christine zijn ongelijk.

Dit is de meest gebruikte betekenis van ‘gelijk’. Deze is tegelijkertijd concreet en breed: op een oneindige lange lijst van kenmerken zijn mensen soms ‘gelijk’ maar meestal ‘ongelijk’. Ik noem deze vorm van gelijk ‘letterlijk-gelijk’.

De andere betekenis van ‘gelijk’ is voor het eerst verwoord door Descartes. Deze observeerde dat ieder mens, ongeacht ras of cultuur in staat is om Frans te leren, mits men dit van jongs af aan leert. Volgens Siep Stuurman is
de moderne gelijkheid een van de de meest centrale en krachtige ideeen van de Verlichting. De menselijke natuur wordt begrepen als een descriptief en normatief concept. Alle mensen hebben dezelfde basisbehoeften en capaciteiten en kunnen daarom gelijkelijk aanspraak maken op dezelfde elementaire rechten zoals leven, veiligheid, vrijheid en het streven naar geluk (’the pursuit of happiness’, zoals de amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring het formuleert). Er bestaat derhalve geen ‘natuurlijk gezag’van de ene groep mensen over de andere (p313).
Dit is dus niet hetzelfde als letterlijk-gelijk:
De moderne gelijkheid is een abstract concept. De menselijke natuur wordt erin opgevat als de harde kern die overblijft wanneer men van alle historisch gegroeide sociale conventies abstraheert (p254).
Dit is wat ik ‘abstract-gelijk’ noem. Het idee dat alle mensen in deze betekenis gelijk zijn, is een centraal thema van de Verlichting. Het was de inspiratie van vrouwen, arbeiders en slaven om in opstand te komen tegen hun onderdrukkers en het is nog steeds het kernstuk van alle linkse ideologie.

Dit abstract-gelijk is een heel ander soort gelijkheid dan het alledaagse gelijk, ‘letterlijk-gelijk’. In de politieke discussies waar ik het hier over heb, gaat het altijd over ‘abstract-gelijk’. Dit kan goed duidelijk gemaakt worden met mijn (deels) hypothetische voorbeeld van Marie en Christine. Stel dat beiden de wet overtreden. Marie ‘vergeet’ aan de uitkerende instantie te melden dat ze geld heeft verdiend. Ook Christine ‘vergist’ zich, maar anders dan Marie is zij minister. Door een verwijtbare fout van Christine verliest de staat 400 miljoen euro.

Omdat Marie en Christine gelijk zijn voor de wet (abstract-gelijk dus) zouden beiden op gelijke wijze, naar proportie van de ernst van de overtreding, bestraft moet worden. Marie wordt gekort op haar uitkering en Christine zal gezien de ernst van het vergrijp zwaarder gestraft worden. Beiden moeten boeten naar proportie voor hun vergrijp. Wat een passende straf is moet een onafhankelijke rechter bepalen.

Tot zover de theorie. Er zijn heel veel vrouwen zoals Marie, maar er zijn er niet veel zoals Christine Lagarde. De Marie’s van deze wereld worden zonder pardon gekort op hun uitkering maar de Christines, die zich schuldig maken aan een veel groter vergrijp, worden niet gestraft. Christine hoeft niet één euro terug te betalen en mag haar invloedrijke en goed betaalde post bij het IMF behouden.

Als links zegt te streven naar meer gelijkheid dan bedoelt zij deze ongelijke behandeling en niet dat zij Christine en Marie letterlijke-gelijk wil maken, want dat zou onzinnig zijn. Rechts verwart letterlijk-gelijk met abstract-gelijk.

Vrijheid

Als rechts een schild zou hebben, zoals de ridders vroeger, dan zou op dat schild Libertas de godin van de vrijheid staan. Rechts is kampioen vrijheidsstrijder. Zij bekritiseert links daarom want deze zou bereid zijn vrijheid in te leveren ten gunste van meer gelijkheid. In een beroemd debat in 1968 tussen Gore Vidal en William Buckley, beweert Buckley dat vrijheid altijd leidt tot meer ongelijkheid [1]:
Freedom breeds inequality, Freedom breeds inequality, [en na aandringen door Gore Vidal nog een derde maal] freedom breeds inequality. Unless you have the freedom to be unequal, there is no such thing as freedom.
Ook deze stelling is problematisch. Niet alleen omdat Buckley uitgaat van een andere definitie van het begrip ‘gelijkheid’ dan die welke links verdedigt – zoals ik in de vorige paragraaf heb laten zien – maar ook omdat het suggereert dat vrijheid en gelijkheid incompatibel zijn met elkaar. Het tegendeel is het geval.

Het is nog steeds hetzelfde links-rechts-argument: Om vrijheid te garanderen wil rechts, met name liberalen , de macht van de staat zoveel mogelijk in perken. De staat moet zo zwak mogelijk zijn om te voorkomen dat links haar misbruikt om het ideaal van gelijkheid te verwezenlijken. Dit gaat ten koste van onze vrijheid.

Figuur 1: Libertas, de godin van de vrijheid (Bron: Dominique James)

Bovendien is het niet erg dat verschillen tussen mensen hierdoor groter worden, dat moeten we juist toejuichen, want wie hard werkt en meer talent heeft, verdient nou eenmaal meer. Vrijheid genereert ongelijkheid zegt Buckley daarom.

De ideale maatschappij van rechts is echter een naïeve wensdroom omdat zij de gevolgen van ongelijkheid verkeerd inschat. Hoe belangrijk ongelijkheid is voor vrijheid is kan goed gedemonstreerd worden aan de hand van het voorbeeld van Christine en Marie. Marie die momenteel werkloos is moet om in haar inkomen te voorzien werk zoeken. In de ideale maatschappij van links – de verzorgingsstaat – zal de overheid Marie hierin bijstaan, maar in de (ideale) liberale maatschappij is dat geheel haar eigen verantwoording. Misschien heet Marie eigenlijk Miriam, en om religieuze of traditionele redenen wil zij een hoofddoek dragen. Om werk te vinden kan zij gedwongen worden daarvan af te zien. Op deze manier is niet de staat maar juist de afwezigheid van de staat een bedreiging voor (godsdienst) vrijheid.

Nauwkeuriger geformuleerd: Marie is nu niet afhankelijk van de willekeur van een vorst of staatsmacht, maar van Christine. Stel dat Christine (nu wel denkbeeldig) haar (potentiele) werkgever is. Zij beschikt dan over middelen (een baan) die Marie nodig heeft en niet op andere wijze kan verkrijgen. Natuurlijk is dit niet absoluut: er zijn meer werkgevers dan Christine maar als de arbeidsmarkt krap is, en Marie moet concurreren voor een baan met 100 andere sollicitanten dan is de relatie tussen Marie en Christine in hoge mate ongelijkwaardig. Ook als Marie een baan heeft, heeft Christine als haar cheffin veel macht over Marie, vooral als er geen ontslagbescherming is, iets dat, merkwaardig genoeg liberalen juist willen afschaffen.

Het is bijna een tautologie, maar het moet toch benadrukt worden: iemand die afhankelijk is van een ander, is niet vrij van willekeur van deze persoon. Christine die bemiddeld is, heeft daardoor macht en kan beslissen over het lot van Marie.

De betekenis die door rechts – kampioenen vrijheid - aan het woord vrijheid wordt gegeven is veel beperkter dan die van links. Vrijheid betekent voor rechts ‘vrij van dwang door de staat’. Zij negeert daarmee een andere voor veel mensen veel grotere bron van onvrijheid: de ongelijke verdeling van bezit.

Ongelijkheid van bezit [2] is een belangrijk machtsmiddel. De grote ongelijkheid die de afgelopen decennia is ontstaan heeft een parallelle sfeer van macht [3] naast de staat gecreëerd: de macht van het geld. Deze macht hoeft maar zelden verantwoording af te leggen, hoogstens aan de aandeelhouders als het om een vennootschap gaat. De ‘politieke strijd’ in deze machtssfeer gaat niet over ‘goed en fout’ maar slechts over de vraag wie het meeste verdiend. Rechtse politici vrezen alleen staatsmacht, die wel democratisch wordt gecontroleerd en negeren de macht van het geld. Hierdoor wordt de invloed daarvan op ons leven steeds groter. De werkelijke bedreiging komt niet van de democratische staat maar van het industrieel-financiële-complex [4].

Ondanks alle mooie woorden over vrijheid van rechts, is de maatschappij niet vrijer maar minder vrij. Grote materiele verschillen tussen mensen leiden tot grote verschillen in macht. Buckley draaide het om. Het moet zijn: inequality breeds coercion. Vidal liet na dit uit te leggen en kon (blijkbaar) niets beters bedenken dan te schelden.

Gemeenschap

Ook over de term gemeenschap zijn veel misverstanden. Jos van Dijk bekritiseerde mijn voorstel voor het criterium voor links en rechts (gemeenschap vs. individu), want wie schermt met de hogere waarde van de ‘volksgemeenschap’ is voor mij niet links.

Zijn kritiek dat mijn criterium aanleiding kan geven tot misverstanden is terecht, maar is onvermijdelijk. Ik gebruik het begrip ‘gemeenschap’ in de betekenis van ‘broederschap’, als in de leuze van de Franse revolutionairen. Omdat het woord ‘broederschap’ oubollig klinkt, gebruik ik het woord gemeenschap. Het staat voor ‘dat wat wij allen gemeen hebben’, de lotsverbondenheid van alle mensen die een consequentie is van abstracte gelijkheid.

Ik heb gekozen voor ‘gemeenschap vs. individu’ en niet voor ‘gelijk vs. ongelijk’ zoals Norberto Bobbio doet, omdat het een neutraal criterium is dat goed aansluit bij de ontwikkeling in de maatschappij [5]. Beide begrippen, ‘gemeenschap’ en ‘gelijkheid’ kunnen verkeerd opgevat worden.

Dat er verwarring ontstaat over dit begrip is wel begrijpelijk omdat nationalisme, en in extreme mate het fascisme zich graag tooien met links klinkende namen en op economisch gebied vaak linkse standpunten in nemen. De Duitse fascisten noemden zich bijvoorbeeld ‘nationaalsocialisten’. Dit is overigens geen toeval: rechts heeft, zoals Corey Robin het uitdrukt, van links geleerd dat het beste wapen tegen de revolutie de contrarevolutie is.

Rechtse, nationalistische bewegingen gebruiken het woord gemeenschap dan ook niet in de zin van ‘broederschap’. Dit wordt goed geïllustreerd door de herkomst van het woord ‘fascisme’: het is afgeleid van ‘fascio’ dat ‘bundel’ betekend. Het is een metafoor: een bundel stokken die stevig is samengebonden, is veel sterker dan losse stokken. De betekenis van gemeenschap waar het hier om gaat is dus: gemeenschap (natie, volk, familie of fascio) telt zwaarder dan het individu. Maar zij doen nog iets anders dat diametraal tegengesteld is aan het linkse ideaal: zij gebruiken het begrip gemeenschap ook om verschil te creëren.
Figuur 2: Een fascio, Italiaans voor 'bundel' waarmee men uitdrukt: 'eenheid is macht'. Strak samengebonden stokken zijn sterker dan losse, onafhankelijke stokken (Bron: DIREKTOR).

De maatschappij bestaat uit fasci die met elkaar in (eeuwigdurende) strijd zijn om het voortbestaan. De mensheid is daarom verdeeld in ‘ons soort mensen’ en ‘vreemden’ die minderwaardig zijn, minder ‘gelijk’ dan wij en daarom anders behandeld moeten worden. Ook rechts-populisten als Geert Wilders, Donald Trump en Marine LePen, wijzen allemaal op deze manier zondebokken aan: de Islam, de Mexicanen, de zwarten, de migranten, enz.[6]. Het is het tegenovergestelde van ‘broederschap’.

Rechtse politici appelleren aan een oeroud instinct van de mens: het beschermen van de eigen clan of familie. Zij presenteren zich als krachtige leiders, die voor eenheid en orde zorgen in de eigen gemeenschap en compromisloos vijanden (zij die niet tot de gemeenschap behoren) bestrijden. Het zijn altijd antidemocratische bewegingen, die waarde hechten aan hiërarchie, gezag en loyaliteit. Dit is niet links maar uiterst rechts.

Het zou niet nodig hoeven zijn om te beargumenteren dat fascisme en verwante bewegingen niet links maar rechts zijn, toch blijkt dat dit noodzakelijk is. Regelmatig verschijnen publicaties van rechtse auteurs die dit beweren. Een goed voorbeeld hiervan is Jonah Goldbergs Liberal fascism of Bart-Jan Spruyt die beweert dat er ook links fascisme bestaat.

Een voorbeeld van extreem linkse politiek die individuele belangen geheel ondergeschikt maakt aan de gemeenschap is het communisme. Communisten dachten dat het mogelijk was een eind te maken aan ongelijkheid door de politiek af te schaffen en zo eenheid af te dwingen. Maar misschien kun je dan wel stellen, zoals Jos doet, dat dat geen linkse politiek is.

Conclusie

Vrijheid, gelijkheid en gemeenschap zijn al meer dan 200 jaar lang centrale begrippen in het politiek debat. In de vorige aflevering heb ik laten zien wat de herkomst en betekenis is van de begrippen ‘links’ en ‘rechts’ in de politiek. Het is geen politieke ‘wet’ waarmee de politiek verklaard kan worden en het is zeker niet zo dat de een goed en de ander fout is, maar het onderscheid tussen links en rechts helpt ons wel bij het ordenen van ideeën en argumenten in de politiek. Het zou de discussie echter ten goede komen als alle deelnemers dezelfde definities zouden gebruiken van deze begrippen. Er zijn genoeg zaken die belangrijker zijn dan de betekenis van woorden om over te vechten.

Het volgende deel gaat over de asymmetrie van links en rechts.

Vorige afleveringen
Deel 1: Richting in de Politiek
Deel 2: Oorsprong en geschiedenis
Deel 3: Politicologie van het volk
Deel 4: Wat is het verschil?
Deel 5: Progressief en conservatief

Noten

[1] In de documentaire Best of enemies over de debatten tussen Gore Vidal en William Buckley die beiden met elkaar hadden tijdens partijconventies (van Democraten en Republikeinen) in de aanloop van de verkiezing van 1968. Gore Vidal had Buckley beter van repliek kunnen bedienen dan hij deed in dat debat. Hij beschuldigt Buckley een ‘crypto-nazi’ te zijn waarna Buckley bedreigende taal gebruikte: Now listen you queer, stop calling me a crypto-Nazi or I’ll sock you in the goddamn face and you’ll stay plastered. Dit was niet wijs van beiden, maar het is spectaculaire tv, en andere omroepen volgden het voorbeeld – een slecht voorbeeld - van ABC met soortgelijke programma’s.
[2] In dit geval gaat het dus wel om letterlijke ongelijkheid: namelijk ongelijkheid van bezit.
[3] Zie Colin Crouch: The Strange Non-Death of Neo-Liberalism.
[4] Zie bijvoorbeeld dit interview op Nachdenkseiten, waarin Werner Rügemer de actuele stand van zaken beschrijft. De machtsverhouding helt steeds meer over naar de tweede machtssfeer, het ‘financieel-industrieel-complex’. Rügemer heeft hiervoor de term Blackrock-Kapitalismus bedacht omdat casinokapitalisme een verkeerde voorstelling van zaken is. De macht is gecoördineerd, niet toevallig verdeeld. BlackRock-Kapitalismus ist ein feuilletonistischer und verkürzter, kein analytischer Begriff. Konkret kann man nach meiner Kenntnis vier Gruppen von neuen Finanzakteuren unterscheiden: Erstens die heute größten Kapitalorganisatoren, an deren Spitze nach dem Umfang des verwalteten Kapitals und des wirtschaftlichen und politischen Einflusses eben der größte Vermögensverwalter der Welt steht, BlackRock. Zweitens, sozusagen eine Etage darunter, die Private Equity-Investoren, volkstümlich „Heuschrecken“ oder „Geierfonds“ genannt; zu ihnen kann man auch die Hedgefonds rechnen. Drittens die neuen Unternehmen der großen Internet-Plattformen wie Google und Facebook. Und schließlich viertens die neuen Großkonzerne der sogenannten Share Economy – am bekanntesten ist hier das inzwischen größte Taxiunternehmen der Welt, Uber.
[5] Zie deel 4. Neutraliteit is mijn tweede voorwaarde voor een goed criterium: Om bruikbaar te zijn moet een criterium voor beide partijen aanvaardbaar zijn en mag het niet eenzijdig in het voordeel van één kant zijn. Bovendien is de individualisering van de maatschappij onmiskenbaar een, zo niet de, belangrijkste trend van de afgelopen veertig jaar. Een goed voorbeeld, uit de dagelijkse praktijk wordt door Mirjam de Rijk gegeven in haar artikel over De kosten in de zorg(€): Of de zorg collectief of individueel wordt gefinancierd maakt niet uit want het verhogen van het eigen risico, hogere eigen bijdragen, of een kleiner basispakket [...is] een ideologische keuze. Wie vindt dat kosten voor ziekte of hulpbehoevendheid een eigen verantwoordelijkheid zijn, of misschien zelfs eigen schuld ('dan had je je er maar beter tegen moeten verzekeren'), of dat zorg een 'consumptiegoed' is waarbij het inkomen nu eenmaal bepaalt hoeveel je er van kan consumeren zal kiezen voor het individualiseren van de zorgkosten.
[6] Ten overvloede: ik wil hiermee niet suggereren dat Wilders, Trump, enz. fascisten zijn. Als er echter sprake is van overeenkomsten tussen rechts-populisten en fascisten zal ik daarover niet zwijgen. Waarom zou ik in dit geval politiek correct moeten zijn?

Read more...

Links en rechts, deel 5: Progressief en conservatief


Afbeelding: Janus verbeeldt ook links en rechts (Bron: DaveBleasdale (CC BY 2.0))

In deze aflevering van de serie bespreek ik een boek: Is links beter dan rechts? van Frits Biefait. Hij betoogt dat het verschil tussen links en rechts het geloof in de maakbare samenleving is.

Volgens Bienfait is het verschil tussen links en rechts niet 'gemeenschap versus individualisme' [1] zoals ik in de vorige aflevering heb betoogd maar 'verandering': links ziet maatschappelijke problemen en wil daarom de maatschappij veranderen terwijl rechts zegt: 'begin bij jezelf' als je de wereld wilt verbeteren. Ik ben het niet eens met zijn interpretatie.

Laat ik op voorhand zeggen dat ik veel gebruik heb gemaakt van zijn werk. Behalve Norberto Bobbio, is Bienfait is een van de weinige auteurs, die ik ken die het onderwerp serieus nemen. Zijn beschrijving van de antropologie van het links-rechts dualisme en de manier waarop deze in Frankrijk is veranderd in een politiek onderscheid is een belangrijk inzicht. Voordat ik dit gelezen had, ging ik ervan uit dat dat wat nu ‘links’ en ‘rechts’ is geworden, op toeval berustte. Zoals ik zal laten zien, kan ik mij echter niet vinden in zijn conclusie over wat het verschil is tussen links en rechts.

Ik bespreek eerst hoe Bienfait tot zijn conclusie komt en zal daarna beargumenteren waarom niet verandering maar streven naar ‘gemeenschap versus individu’ een beter criterium is

De culturele antropologie van links en rechts

Volgens Bienfait is de indeling in twee kampen een veel algemener verschijnsel is dan we denken. Uit cultureel onderzoek blijkt dat dit ook Westerse culturen dit doen. Links wordt geassocieerd met tegendraadsheid, met afwijken van het ‘juiste’ of ‘goede’ patroon. Links staat daarom ook vaak in een kwaad daglicht. Daarom staan in de bijbel de schapen rechts en de bokken links en staat Jezus staat aan Gods rechterhand. Rechts goed, links is ongeluk zo leert het christendom.

Bienfait geeft voorbeelden van eigenschappen in verschillende volken die met links en rechts geassocieerd worden, hier zijn een paar voorbeelden:

Tabel 1 Er is grote overeenkomst tussen verschillende volken, ook niet Westerse over de betekenis van links en rechts. Dit is een kleine selectie uit de lijst van Bienfait (p38-40).
Links Rechts Cultuur
Nieuw Oud Ambon
Krom Recht Grieken
Oneven Even Grieken
Ondergeschikte Baas Nyoro
Wanorde Orde Nyoro
Aarde Hemel Nyoro, Ambon
Het kwade Het goede Nyoro, Grieken
Vrouwelijk Mannelijk Nyoro, Mapuche, Ambon, Grieken
Ziekte Gezondheid Nyoro, Mapuche, Grieken

De woorden ‘links’ en ‘rechts’ zijn volgens Bienfait dan ook niet toevallig verwant met ‘link’ (in de zin van gevaarlijk) en ‘recht’ (in de zin van orde en terecht of rechtspraak). Het feit dat het onderscheid tussen links en rechts zich in de politiek tweehonderd jaar lang heeft kunnen handhaven, bewijst ook dat het aansluit bij iets fundamenteels in ons denken. Het is een algemeen verschijnsel dat in de meeste, ook niet Westerse culturen, voorkomt. Het is dus geen toeval dat we spreken over rechtspraak en rechtvaardigheid en daarom ging Rita Verdonk recht door zee. Het omgekeerde geldt ook voor links: dat wordt geassocieerd met link.

Volgens Bienfait verklaart dit dat niemand kan zeggen waarom iets links of rechts is maar wel moeiteloos een idee of partij als links of rechts kan karakteriseren. De titel van zijn boek Is links beter dan rechts? heeft dus een dubbele bodem. Volgens de traditie is het antwoord een overtuigend ‘nee!’, terwijl de verlichte elite dit lang juist wel heeft gedacht [2].

Links en rechts in de politiek

Nu we begrijpen waar het vandaan komt en waarom het zo hardnekkig is, kunnen we een verband leggen met de politiek. Bienfait kiest daarbij voor een psychologische benadering. Hij stelt dat de betekenis van links en rechts in de politiek moet aansluiten bij gewoonten en tradities in de taal:
In de rechtse sfeer dienen zich aan: kracht, orde, het recht, veiligheid, zekerheid, hiërarchie. In de linkse sfeer; het nieuwe, jeugd, omverwerping, wanorde, armoede. (p47)
Hij constateert dat rechts staat voor ‘voortbestaan van mezelf, gezin en nakomelingen’ (p53). Omdat de meeste mensen in hun jonge jaren worden gevormd in een gezin en daar dierbare herinneringen aan zullen hebben is dit een bijzonder krachtig beeld. Het gezin is de mal voor ons denken over politiek. Vader is de leider, het gezin is het volk en de buren zijn de ander. Allemaal kijken we naar politiek vanuit dit gezinsframe [3] maar links en rechts doen dat vanuit hun eigen perspectief. Rechts kijkt vanuit het perspectief van het gezinshoofd: de sterke vaderfiguur die regels maakt en het gezin beschermd. Links denkt ook vanuit het gezinsframe maar dan vanuit het perspectief van het opstandige kind dat vaders gezag betwist.

Nu kunnen we de verschillen tussen links en rechts verklaren: vader wil zijn kinderen opvoeden: ‘kind verbeter je zelf’. De kinderen verzetten zich daartegen en zeggen: ‘vader je bent ouderwets’. Bienfait komt daarom tot de conclusie dat links en rechts staan voor twee verschillende houdingen ten opzichte van de wereld:
Rechts: Het is zoals het is
Links: Het kan anders!
Hij benadrukt dat het geen intellectuele maar een emotionele tegenstelling is.

Volgens Bienfait komt links daarom overeen met ‘progressief’ in de betekenis van ‘wereldverbeteraar’ en rechts met ‘conservatief’ in de betekenis van ‘behoudend’. Daarom is links altijd in oppositie en verdedigt rechts altijd van de bestaande orde. Links is heterodox, rechts is orthodox.

De dominantie van rechts

Ik moet toegeven dat het een aantrekkelijke verklaring is. Hiermee is bijvoorbeeld goed te verklaren waarom links altijd op achterstand staat ten opzichte van rechts [4]. Links heeft altijd veel uit te leggen omdat zij iets nieuws wil creëren. Verandering van het bestaande, dat zich heeft bewezen, is gevaarlijk want het nieuwe moet zich nog bewijzen. Rechts maakt een veilige keuze en hoeft daarom in principe niets uit te leggen.

Ronald Reagan laat zien dat de framing van rechts heel effectief is. Reagan speelde de aardige, maar strenge en rechtvaardige vader die het beste voorheeft met zijn kinderen. Rechtse politici zijn heel bedreven in framing [5]. Het kostte de Republikeinen weinig moeite om het beeld van Bill Clinton als goede familievader te ondermijnen [6]. De Democraten zijn bovendien in het nadeel. Het beeld van Hillary als ‘wijze moeder’ is minder effectief, niet doordat het een vrouwelijk beeld is of omdat zij onbetrouwbaar zou zijn – dat laatste is propaganda van rechts – maar omdat het niet past bij het perspectief van links: het opstandige kind.

Dit verklaart [7] waarom rechts altijd de dominante factor in de politiek is - hoewel je het niet zou geloven als je rechtse sites als Jalta, of bladen als Elsevier leest. Daarom heeft Nederland zelden een volledige linkse regering – den Uyl is voor zover ik weet de enige regering die links genoemd kan worden – en zijn rechtse kabinetten (CDA en VVD) gebruikelijk. Nog niet zo lang geleden was er zelfs een kabinet 'waar rechts Nederland zijn vingers bij [kon] aflikken'. Coalities van alleen linkse partijen zijn, anders dan van rechtse partijen, een zeldzaamheid.

De vijf criteria

Zoals ik in de vorige aflevering heb laten zien moet een criterium dat bepaalt wat links of rechts is, voldoen aan vijf criteria: tijdloosheid, neutraliteit, eenduidigheid, politieke relevantie en het moet de tweedeling beschrijven die we in de politiek zien.

Ik constateer dat het criterium ‘verandering’ goed voldoet aan de eerste drie criteria: de wil om de maatschappij te hervormen is geen recente mode. Ook is het neutraal omdat beide kampen, het behoudende en de hervormers, gelijkwaardig zijn. De wil van links om de maatschappij te veranderen en de naar binnen gerichte verandering van rechts zijn beiden respectabel. Hetzelfde kunnen we stellen voor de eis van eenvoud: het is duidelijk waarover het gaat. Met de vierde en vijfde eis heb ik echter meer moeite.

Politiek

In de eerste plaats is het geen politiek maar psychologie. Dit maakt het niet minder waardevol om de politiek mee te analyseren – zoals ik hierboven heb laten zien - maar het is minder bruikbaar als onderscheid voor links en rechts. Het is een verklaring waarom iemand links of rechts is maar het is geen beschrijving van de politiek van links en rechts. Ik heb hiertegen hetzelfde bezwaar dat ik ook al aanvoerde tegen de moraliteiten van Jonathan Haidt als criterium.

Zoals ik in deel 4 heb betoogd houdt politiek zich bezig met de vraag hoe ‘schaarse goederen’ verdeeld moeten worden. Wie heeft recht waarop en waarom? Wie zich tekort gedaan voelt komt in opstand, wie tevreden is met de verdeling is voor consolidatie van de bestaande orde. Het lijkt alsof de strijd gaat om verandering, maar dat is schijn want het gaat om een verdelingsvraagstuk.

Tweedeling

Tot zover zijn mijn argumenten misschien nog niet doorslaggevend: er is voor beide criteria wel wat te zeggen. Maar ik heb nog een derde reden. Als je goed kijkt naar het gedrag van rechtse politici zal je constateren dat ook zij niets anders doen dan de wereld naar hun hand te zetten. De meest expliciete verwoording van deze houding komt van een anonieme functionaris in de regering Bush [8]. Deze vertelde aan een Ron Suskind wat de filosofie van zijn regering was. Ik geeft het volledige citaat (mijn benadrukking):
The aide said that guys like me were "in what we call the reality-based community," which he defined as people who "believe that solutions emerge from your judicious study of discernible reality." ... "That's not the way the world really works anymore," he continued. "We're an empire now, and when we act, we create our own reality. And while you're studying that reality—judiciously, as you will—we'll act again, creating other new realities, which you can study too, and that's how things will sort out. We're history's actors…and you, all of you, will be left to just study what we do."
Niemand zal betwisten dat de regering Bush conservatief en uiterst rechts is. Deze uitspraak laat daarom zien dat het idee van Bienfait dat rechts ‘de wereld niet wil veranderen’ geen goed criterium is. Links heeft hier de rol van waarnemer (van de realiteit) terwijl rechts de wereld verandert. In de optiek van Bienfait is dit de omgekeerde wereld. Zijn criterium is geen verklaring voor het dualisme tussen links en rechts dat we in de praktijk zien.

Conservatisme

Bienfait is niet de enige die deze vergissing maakt. Conservatisme wordt vaak verward met traditionalisme. Iemand die traditioneel is, is voor behoud van het bestaande omdat dat vertrouwd en bekend is maar dat is geen politiek standpunt. Een links iemand kan ook een traditionalist zijn. Rechts gebuikt de kreet ‘conservatisme’ als dekmantel voor haar eigen vorm van utopisme: zij wil een wereld creëren waarin ‘de juiste’ mensen bepalen wie wat toekomt. Dat wordt geadverteerd als individualisme en vrijheid want dat klinkt beter dan ‘ons soort mensen verdient het te regeren’.

Daarom is rechts voor meer markt: in een competitieve omgeving vergroot de markt verschillen. De juiste mensen – de meest competitieve – krijgen een groter deel van de koek. ‘Vrijheid’ is de vrijheid om te bezitten en om niet delen. Het heeft niets te maken met onwil om de wereld te veranderen, integendeel, als het hen uitkomt de wereld in hun voordeel te veranderen zullen zij dat niet laten. Daarom is rechts voor een kleine staat omdat de staat het ongelijke resultaat van de markt corrigeert. In een kapitalistische economie die niet wordt gecorrigeerd neemt de ongelijkheid toe. Dat is ook precies wat we nu, na veertig jaar economisch beleid van rechtse signatuur zien: de ongelijkheid in de maatschappij is weer even groot als voor de beurskrach van 1929 [9].

Conclusie

Het criterium dat Bienfait voorstelt is geen politiek criterium want het leidt niet tot politiek handelen. Het criterium 'gemeenschap versus individualisme' verklaart het verschil tussen links en rechts beter. Het verdelen (of niet verdelen en ongelijkheid accepteren) is bij uitstek een politiek criterium: het is de taak van de politiek [10] om te zorgen voor een rechtvaardige verdeling van schaarse middelen omdat automatische (markt) processen leiden tot vergroting van de ongelijkheid. Daarom is rechts voor een kleine staat.

Politiek gaat om het veranderen van de wereld want dat is het wezen van wat politiek is: de maatschappij zodanig inrichten dat zij overeenkomt met jouw idealen. Dat doet rechts niet minder dan links.

Vorige afleveringen
Deel 1: Richting in de Politiek
Deel 2: Oorsprong en geschiedenis
Deel 3: Politicologie van het volk
Deel 4: Wat is het verschil?

Noten
[1] Of de alternatieve formulering: 'streven naar gelijkheid' - zie deel 4.
[2] Links heeft lang gedacht dat het beter was dan rechts. Bas Heijne schrijft over het verlichtingsdenken dat lange tijd dominant was in Europa. Op p34 in Onbehagen:
Wie voor Europa was, stond aan de kant van de Verlichting: deze nieuwe gemeenschap zou het voortaan stellen zonder de vernietigende eigenschappen die oude vormen van gemeenschappen hadden gekenmerkt – benauwd groepsdenken, nationalisme, aanspraak op vermeende superioriteit van de eigen cultuur, geloof in een unieke lotsbestemming van eigen volk en vaderland.
Al die emoties, die deel uitmaken van de traditie van de contraverlichting, die de Verlichting altijd als een schaduw heeft gevolgd, waren na ’45 tot taboe verklaard; we hadden immers gezien wat ervan kwam.

Dit is waar rechtse commentatoren zich boos over maken: het claimen van morele gelijk door links.
[3] Dit doet sterk denken aan George Lakoff. Volgens Lakoff denken mensen vanuit een frame. Hoe je over een onderwerp denkt wordt bepaald door het frame waarin het wordt gepresenteerd. ‘Gezin’ is een frame, maar frames kunnen ook heel basaal zijn: het lichaam is ook een frame. Frames worden getriggerd door bepaalde woorden te gebruiken. Deze techniek wordt veel in de marketing gebruikt. Links heeft traditioneel weinig op met marketing en zou er goed aan doen volgens Lakoff om zich hier beter in te verdiepen. Veel rechtse politici komen uit het bedrijfsleven en maken wel heel handig gebruik van framing. Lakoff hamert er voortdurend op dat linkse politici hier heel slecht in zijn en daardoor onnodig veel terrein verliezen. Links doorziet de rechte framing niet, erger nog, neemt die frames over en maakt ze zich eigen.
[4] Zie bijvoorbeeld dit overzicht van de coalities die Nederland hebben geregeerd sinds de Tweede Wereldoorlog. Van de totaal 29 kabinetten zijn is er totaal slechts eenmaal een linkse coalitie geweest: Den Uyl I. Dit was een coalitie van linkse partijen en een groep linkse dissidenten van het CDA. Verder zijn er alleen coalities van links met rechts en rechts onderling.
[5] Veel rechtse politici komen uit het bedrijfsleven en zijn vertrouwd met marketing dat in essentie ook framing is.
[6] Ja, Bill Clinton gedroeg zich niet als goede familievader, maar het er is veel meer aanleiding om juist rechtse politici als slechte familievaders te ontmaskeren: Rechtse politici als Newt Gingrich, en David Vitter misdroegen zich nog veel erger. Voor meer voorbeelden zie: The right-wing's 20 biggest sex hypocrites. Het is opvallend dat juist de verdedigers van normen en waarden zich er het minst naar gedragen. Terwijl Gingrich leiding gaf aan de ontmaskering van Bill Clinton pleegde hij zelf overspel. Een interessante vraag is waarom juist rechts daarmee wegkomt en niet links.
[7] Er zijn overigens meer redenen waarom rechts het beter doet dan links: rechts heeft betere lobbyisten, veel politici komen uit het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven is hun thuisbasis, een thuisbasis die bovendien goed bij kas zit. Rechts is bovendien vaak ook veel bedrevener in het tactisch manoeuvreren.
[8] Dat was waarschijnlijk Karl Rove, ook wel het brein van Bush genoemd. Hij was een van de meest succesvolle campagnestrategen, die geen middel ongebruikt liet om te winnen. Hij was bedreven in de techniek van ratfucking. Hij was een leerling van Lee Atwater, die wist hoe je gebruik kan maken van racisme zonder er zelf van beschuldigd te kunnen worden. Wat ik wil zeggen: niet alleen de wil om te veranderen maar ook om te manipuleren.
[9] Dat het verander-criterium wringt blijkt ook bij de het beleid van de huidige regering (Rutte II). Deze coalitie gaat er prat op hervormingsgezind te zijn. Van links, met name de SP wordt juist beweert dat zij conservatief is omdat ze niet bereid is om te hervormen. Bij dit soort hervormingen gaat het altijd om veranderingen die resulteren in vergroting van de ongelijkheid: versterking van de markt, verzwakking van arbeidsrecht en bezuinigingen (verkleining van de staat). Het gaat om verandering inderdaad, maar het zijn veranderingen van de maatschappij naar rechts.
[10] Natuurlijk geldt dat niet voor alles, bijvoorbeeld als het land wordt aangevallen. Op dat soort momenten valt het verschil tussen links en rechts dan ook weg.

Read more...

Transcript Peter Plasman: ‘De Thuisblijver stemt eigenlijk op alle partijen’

>> Sunday, January 15, 2017


In het programma De Ochtend, uitgezonden op 18 november 2016, werd Peter Plasman geïnterviewd over de oprichting van zijn partij de Partij van de Niet-stemmer.

Tijd in weergave op website: [07:21 – 12:31]

Interviewer: Waarom gaat u in hemelsnaam de politiek als u de politiek zo vreselijk vindt?
Peter Plasman: Nou ik maak mij grote zorgen over de politiek. Een van de aspecten daarbij is dat heel mensen zich niet meer kunnen vinden in politieke partijen die er nu zitten. 25% blijft thuis. Ik denk dat een groot gedeelte daarvan bewust thuis blijft omdat ze hun stem niet willen geven aan iemand waar ze niet achter staan of niet voor een belangrijk deel achter kunnen staan en wij gaan die mensen vertegenwoordigen. Wij willen die mensen zichtbaar maken. Dus wij richten ons tot de niet stemmers: ‘weet dat uw stem wordt verdeeld door de andere partijen, en als je dat niet wilt dan kunt u bij ons terecht, dan bent u bij ons aan het goeie adres’
I: Maar als ik dan bij de verkiezingsbelofte kijk, althans dat wat er van bekend is inmiddels dan lees ik: ‘wij doen voor 100% wat wij zeggen, wij zullen nooit een concessie doen, wij zullen geen akkoorden sluiten’ en ons verkiezingsprogramma, daar staat onderin ‘in het parlement zullen wij nooit stemmen’ waarom ga je in hemelsnaam in het parlement zitten als je je hand niet omhoog wilt steken?
PP: Nou omdat, als wij in het Parlement zitten, en daar ga ik van uit, wij gekozen zijn door mensen die dat van ons willen, dat is ons verkiezingsprogramma, dat is heel helder, en wij gaan laten zien dat je een verkiezingsprogramma kunt uitvoeren voor 100%, en dat je precies doet wat jouw kiezers willen dat je doet.
I: Maar is dat het doel?
PP: Dat is het doel.
I: Maar …
PP: Er is geen doel. Wij vertegenwoordigen de niet-stemmers, en als de niet-stemmers op ons stemmen dan zij wij … voor mij is dat het wezenlijke van de democratie, dat je gekozen kunt worden door mensen die willen wat jij belooft, en dat je je dan ook aan die belofte houdt.
I: Maar is het … laten we zeggen de rode draad in de democratie ook niet de stem van de meerderheid met in acht neming van het recht van de minderheid en dat als je dus met een partij in de tweede kamer gaat zitten met een partij die met een versplintert landschap misschien wel nodig is voor meerderheden die vervolgens door niet te stemmen elke meerderheid blokkeert dat je ook het recht van die minderheid niet kunt verdedigen.
PP: Nee wij worden democratisch gekozen, wij worden gekozen door mensen die van ons verwachten dat wij niet gaan stemmen, anders stemmen ze niet op ons en dat is wat wij gaan doen, zo simpel is het.
I: Maar u richt zich op vijfentwintig procent van de kiezers die thuis blijft, toch?
PP: Ja
I: Maar hoe groot is de kans dan dat die nu ook thuis blijven?
PP: Dat gaan we zien, en ik denk dat de kans heel groot is dat wanneer die mensen die bewust thuis blijven omdat hun stem niet kwijt kunnen, dat die er niet echt tevreden over zijn dat vervolgens, na de verkiezingsavond hun stem wordt gedeeld door alle andere partijen, en dat ze liever hebben dat hun stem zichtbaar is. Ik ben een iemand die bewust niet stemt omdat ik mijn stem niet kwijt wil aan een van de zittende partijen. Dus ik geef mijn stem aan een partij die precies doet wat ze belooft en wat ik wil.
I: Juist
PP: En volgens mij is dat het wezen van een democratisch bestel.
I: Ja en dat zegt tegelijkertijd ook bijna elke politiek partij die meedoet aan de verkiezingen
PP: Ja maar wat wij gaan laten zien is dat je op basis van vertrouwen gekozen kunt worden en dat is wat er op dit moment ontbreekt, wij krijgen vertrouwen omdat we ons honderd procent aan onze verkiezingsbelofte houden … daar krijgen wij stemmen mee en niemand kan van ons verwachten dat wij vervolgens als we gekozen zijn iets anders gaan doen dan wij aan onze kiezers hebben beloofd
I: Goed, u bent dus de voorman van die nieuwe politieke beweging. U hebt dat in 1994 ook geprobeerd inde Amsterdamse Gemeente Raad, toen hebt u geen zetel gekregen in die Raad. Het is geen grap he? Het is echt een serieus te nemen voorstel dit?
PP: In 1994 zijn wij vier dagen actief geweest. Toen hebben wij op drie plekken in Amsterdam plekken gekregen, dat waren de drie plekken waar onze affiches hingen en dat was bij elkaar goed voor een halve raadszetel. Daar is toen totaal geen werk van gemaakt en toch hadden we een halve raadszetel. Dit is volkomen serieus. Wij verwachten van dat van die vijfentwintig procent een deel gaat stemmen op ons. Als ze allemaal gaan stemmen zitten we met 37 zetels in de Kamer … en dan kan iedereen zich afvragen van       ‘hoe kan het dat deze mensen nu wel bereid zijn om naar de stembus te gaan’
I: Dat is het doel dus. Mag ik u als advocaat trouwens ook nog eventjes vragen naar de link met het proces Wilders? Bram Peper zij net, als ik het Openbaar Ministerie was geweest dan was ik dat proces nooit begonnen. Is het nou zo dat de uitkomst van dit proces zal leiden tot een groter zetelaantal voor uw partij?
PP: Dat weet ik niet. Dat weet ik niet. Ik richt mij helemaal niet op bewuste stemmers op andere partijen. Ik heb met de andere partijen niks te maken, dus ik heb geen flauw idee wat daarvan de invloed zou kunnen zijn.
I: Nee. Goed. Serieus te nemen voorstel dus, deze nieuwe partij. Op hoeveel zetels hoopt u dan?
PP: Wij hopen, wij gaan zien wat er gebeurt. Wij hebben geen hoop.  Wij bieden ons aan. Wij zeggen tegen niet-stemmers: ‘U kunt u zichtbaar maken door op ons te stemmen wij doen wat u van ons verlangt en wat dat gaat opleveren dat gaan we zien.
I: Peter Plasman, ik dank u zeer voor uw tijd.

Read more...

About This Blog

  © Blogger templates Sunset by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP