Showing posts with label Franse Revolutie. Show all posts
Showing posts with label Franse Revolutie. Show all posts

Links en rechts, deel 6: Vrijheid, gelijkheid en gemeenschap

>> Wednesday, January 18, 2017


Afbeelding: Vrijheid, gelijkheid en broederschap. (bron: Thermidorimage)

Als iedereen het altijd met elkaar eens zou zijn was politiek overbodig. Alleen in een totalitaire staat is er eenheid. Meningsverschillen over wat waar of onwaar is en wat goed of fout is, zijn onvermijdelijk in de politiek. Verdeeldheid is daarom altijd onderdeel van elke goed functionerende democratie. Maar meningsverschillen die ontstaan omdat we elkaars taal niet begrijpen, zijn onnodig polariserend. Daarom is het belangrijk de betekenis van de woorden die we gebruiken goed duidelijk is.

Ik bespreek vandaag drie begrippen die centraal staan in de strijd tussen links en rechts: vrijheid, gelijkheid en gemeenschap. Inderdaad: dit zijn de begrippen die we ook kennen van de Franse Revolutie: liberté, égalité et fraternité. Ik zal laten zien dat deze begrippen voor links en rechts een andere betekenis hebben.

Het links-rechts-argument

Het politieke argument van rechts tegen links gaat in grote lijnen als volgt:
Links wil meer gelijkheid. Volgens rechts, dat denkt een realistisch beeld te hebben van de menselijke natuur, is dat onmogelijk. [Het] gelijkheidsidee botst voortdurend met de realiteit’. Mensen zijn altijd uit op eigen voordeel en bovendien is ‘de ene mens … nu eenmaal slimmer dan de andere’. Omdat links, Gutmensch die zij nu eenmaal is, een onstuitbare drang heeft de wereld te ‘verbeteren’ kan zij alleen ‘alle mensen gelijk […] maken onder dwang [door] repressie en nivellering. Als links de kans krijgt gebruikt zij daarvoor de macht van de staat. Waar dit toe leidt is bekend: Stalin, Mao, Pol Pot en Kim Jong-un. Daarom moet de (macht van de) staat ingeperkt worden.

Gelijkheid

Op dit ‘links-rechts-argument’ is veel aan te merken maar ik beperk me tot de meest opvallende fout: twee betekenissen van het begrip ‘gelijk’ worden met elkaar verward. De eerste betekenis kent iedereen: Stel, we vergelijken twee vrouwen met elkaar: Marie en Christine. In sommige aspecten zijn ze gelijk (lid van de soort homo sapiens, Française, vrouw, enz.) maar op de meeste andere punten verschillen ze van elkaar: Marie is blond, 40 jaar oud en 1.70 lang en (helaas) werkloos. Christine is 60 jaar oud, grijs, 1.80 lang en Christine heeft (gelukkig nog) wel een baan. De lijst van verschillen is natuurlijk oneindig lang maar het punt is duidelijk: Marie en Christine zijn ongelijk.

Dit is de meest gebruikte betekenis van ‘gelijk’. Deze is tegelijkertijd concreet en breed: op een oneindige lange lijst van kenmerken zijn mensen soms ‘gelijk’ maar meestal ‘ongelijk’. Ik noem deze vorm van gelijk ‘letterlijk-gelijk’.

De andere betekenis van ‘gelijk’ is voor het eerst verwoord door Descartes. Deze observeerde dat ieder mens, ongeacht ras of cultuur in staat is om Frans te leren, mits men dit van jongs af aan leert. Volgens Siep Stuurman is
de moderne gelijkheid een van de de meest centrale en krachtige ideeen van de Verlichting. De menselijke natuur wordt begrepen als een descriptief en normatief concept. Alle mensen hebben dezelfde basisbehoeften en capaciteiten en kunnen daarom gelijkelijk aanspraak maken op dezelfde elementaire rechten zoals leven, veiligheid, vrijheid en het streven naar geluk (’the pursuit of happiness’, zoals de amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring het formuleert). Er bestaat derhalve geen ‘natuurlijk gezag’van de ene groep mensen over de andere (p313).
Dit is dus niet hetzelfde als letterlijk-gelijk:
De moderne gelijkheid is een abstract concept. De menselijke natuur wordt erin opgevat als de harde kern die overblijft wanneer men van alle historisch gegroeide sociale conventies abstraheert (p254).
Dit is wat ik ‘abstract-gelijk’ noem. Het idee dat alle mensen in deze betekenis gelijk zijn, is een centraal thema van de Verlichting. Het was de inspiratie van vrouwen, arbeiders en slaven om in opstand te komen tegen hun onderdrukkers en het is nog steeds het kernstuk van alle linkse ideologie.

Dit abstract-gelijk is een heel ander soort gelijkheid dan het alledaagse gelijk, ‘letterlijk-gelijk’. In de politieke discussies waar ik het hier over heb, gaat het altijd over ‘abstract-gelijk’. Dit kan goed duidelijk gemaakt worden met mijn (deels) hypothetische voorbeeld van Marie en Christine. Stel dat beiden de wet overtreden. Marie ‘vergeet’ aan de uitkerende instantie te melden dat ze geld heeft verdiend. Ook Christine ‘vergist’ zich, maar anders dan Marie is zij minister. Door een verwijtbare fout van Christine verliest de staat 400 miljoen euro.

Omdat Marie en Christine gelijk zijn voor de wet (abstract-gelijk dus) zouden beiden op gelijke wijze, naar proportie van de ernst van de overtreding, bestraft moet worden. Marie wordt gekort op haar uitkering en Christine zal gezien de ernst van het vergrijp zwaarder gestraft worden. Beiden moeten boeten naar proportie voor hun vergrijp. Wat een passende straf is moet een onafhankelijke rechter bepalen.

Tot zover de theorie. Er zijn heel veel vrouwen zoals Marie, maar er zijn er niet veel zoals Christine Lagarde. De Marie’s van deze wereld worden zonder pardon gekort op hun uitkering maar de Christines, die zich schuldig maken aan een veel groter vergrijp, worden niet gestraft. Christine hoeft niet één euro terug te betalen en mag haar invloedrijke en goed betaalde post bij het IMF behouden.

Als links zegt te streven naar meer gelijkheid dan bedoelt zij deze ongelijke behandeling en niet dat zij Christine en Marie letterlijke-gelijk wil maken, want dat zou onzinnig zijn. Rechts verwart letterlijk-gelijk met abstract-gelijk.

Vrijheid

Als rechts een schild zou hebben, zoals de ridders vroeger, dan zou op dat schild Libertas de godin van de vrijheid staan. Rechts is kampioen vrijheidsstrijder. Zij bekritiseert links daarom want deze zou bereid zijn vrijheid in te leveren ten gunste van meer gelijkheid. In een beroemd debat in 1968 tussen Gore Vidal en William Buckley, beweert Buckley dat vrijheid altijd leidt tot meer ongelijkheid [1]:
Freedom breeds inequality, Freedom breeds inequality, [en na aandringen door Gore Vidal nog een derde maal] freedom breeds inequality. Unless you have the freedom to be unequal, there is no such thing as freedom.
Ook deze stelling is problematisch. Niet alleen omdat Buckley uitgaat van een andere definitie van het begrip ‘gelijkheid’ dan die welke links verdedigt – zoals ik in de vorige paragraaf heb laten zien – maar ook omdat het suggereert dat vrijheid en gelijkheid incompatibel zijn met elkaar. Het tegendeel is het geval.

Het is nog steeds hetzelfde links-rechts-argument: Om vrijheid te garanderen wil rechts, met name liberalen , de macht van de staat zoveel mogelijk in perken. De staat moet zo zwak mogelijk zijn om te voorkomen dat links haar misbruikt om het ideaal van gelijkheid te verwezenlijken. Dit gaat ten koste van onze vrijheid.

Figuur 1: Libertas, de godin van de vrijheid (Bron: Dominique James)

Bovendien is het niet erg dat verschillen tussen mensen hierdoor groter worden, dat moeten we juist toejuichen, want wie hard werkt en meer talent heeft, verdient nou eenmaal meer. Vrijheid genereert ongelijkheid zegt Buckley daarom.

De ideale maatschappij van rechts is echter een naïeve wensdroom omdat zij de gevolgen van ongelijkheid verkeerd inschat. Hoe belangrijk ongelijkheid is voor vrijheid is kan goed gedemonstreerd worden aan de hand van het voorbeeld van Christine en Marie. Marie die momenteel werkloos is moet om in haar inkomen te voorzien werk zoeken. In de ideale maatschappij van links – de verzorgingsstaat – zal de overheid Marie hierin bijstaan, maar in de (ideale) liberale maatschappij is dat geheel haar eigen verantwoording. Misschien heet Marie eigenlijk Miriam, en om religieuze of traditionele redenen wil zij een hoofddoek dragen. Om werk te vinden kan zij gedwongen worden daarvan af te zien. Op deze manier is niet de staat maar juist de afwezigheid van de staat een bedreiging voor (godsdienst) vrijheid.

Nauwkeuriger geformuleerd: Marie is nu niet afhankelijk van de willekeur van een vorst of staatsmacht, maar van Christine. Stel dat Christine (nu wel denkbeeldig) haar (potentiele) werkgever is. Zij beschikt dan over middelen (een baan) die Marie nodig heeft en niet op andere wijze kan verkrijgen. Natuurlijk is dit niet absoluut: er zijn meer werkgevers dan Christine maar als de arbeidsmarkt krap is, en Marie moet concurreren voor een baan met 100 andere sollicitanten dan is de relatie tussen Marie en Christine in hoge mate ongelijkwaardig. Ook als Marie een baan heeft, heeft Christine als haar cheffin veel macht over Marie, vooral als er geen ontslagbescherming is, iets dat, merkwaardig genoeg liberalen juist willen afschaffen.

Het is bijna een tautologie, maar het moet toch benadrukt worden: iemand die afhankelijk is van een ander, is niet vrij van willekeur van deze persoon. Christine die bemiddeld is, heeft daardoor macht en kan beslissen over het lot van Marie.

De betekenis die door rechts – kampioenen vrijheid - aan het woord vrijheid wordt gegeven is veel beperkter dan die van links. Vrijheid betekent voor rechts ‘vrij van dwang door de staat’. Zij negeert daarmee een andere voor veel mensen veel grotere bron van onvrijheid: de ongelijke verdeling van bezit.

Ongelijkheid van bezit [2] is een belangrijk machtsmiddel. De grote ongelijkheid die de afgelopen decennia is ontstaan heeft een parallelle sfeer van macht [3] naast de staat gecreëerd: de macht van het geld. Deze macht hoeft maar zelden verantwoording af te leggen, hoogstens aan de aandeelhouders als het om een vennootschap gaat. De ‘politieke strijd’ in deze machtssfeer gaat niet over ‘goed en fout’ maar slechts over de vraag wie het meeste verdiend. Rechtse politici vrezen alleen staatsmacht, die wel democratisch wordt gecontroleerd en negeren de macht van het geld. Hierdoor wordt de invloed daarvan op ons leven steeds groter. De werkelijke bedreiging komt niet van de democratische staat maar van het industrieel-financiële-complex [4].

Ondanks alle mooie woorden over vrijheid van rechts, is de maatschappij niet vrijer maar minder vrij. Grote materiele verschillen tussen mensen leiden tot grote verschillen in macht. Buckley draaide het om. Het moet zijn: inequality breeds coercion. Vidal liet na dit uit te leggen en kon (blijkbaar) niets beters bedenken dan te schelden.

Gemeenschap

Ook over de term gemeenschap zijn veel misverstanden. Jos van Dijk bekritiseerde mijn voorstel voor het criterium voor links en rechts (gemeenschap vs. individu), want wie schermt met de hogere waarde van de ‘volksgemeenschap’ is voor mij niet links.

Zijn kritiek dat mijn criterium aanleiding kan geven tot misverstanden is terecht, maar is onvermijdelijk. Ik gebruik het begrip ‘gemeenschap’ in de betekenis van ‘broederschap’, als in de leuze van de Franse revolutionairen. Omdat het woord ‘broederschap’ oubollig klinkt, gebruik ik het woord gemeenschap. Het staat voor ‘dat wat wij allen gemeen hebben’, de lotsverbondenheid van alle mensen die een consequentie is van abstracte gelijkheid.

Ik heb gekozen voor ‘gemeenschap vs. individu’ en niet voor ‘gelijk vs. ongelijk’ zoals Norberto Bobbio doet, omdat het een neutraal criterium is dat goed aansluit bij de ontwikkeling in de maatschappij [5]. Beide begrippen, ‘gemeenschap’ en ‘gelijkheid’ kunnen verkeerd opgevat worden.

Dat er verwarring ontstaat over dit begrip is wel begrijpelijk omdat nationalisme, en in extreme mate het fascisme zich graag tooien met links klinkende namen en op economisch gebied vaak linkse standpunten in nemen. De Duitse fascisten noemden zich bijvoorbeeld ‘nationaalsocialisten’. Dit is overigens geen toeval: rechts heeft, zoals Corey Robin het uitdrukt, van links geleerd dat het beste wapen tegen de revolutie de contrarevolutie is.

Rechtse, nationalistische bewegingen gebruiken het woord gemeenschap dan ook niet in de zin van ‘broederschap’. Dit wordt goed geïllustreerd door de herkomst van het woord ‘fascisme’: het is afgeleid van ‘fascio’ dat ‘bundel’ betekend. Het is een metafoor: een bundel stokken die stevig is samengebonden, is veel sterker dan losse stokken. De betekenis van gemeenschap waar het hier om gaat is dus: gemeenschap (natie, volk, familie of fascio) telt zwaarder dan het individu. Maar zij doen nog iets anders dat diametraal tegengesteld is aan het linkse ideaal: zij gebruiken het begrip gemeenschap ook om verschil te creëren.
Figuur 2: Een fascio, Italiaans voor 'bundel' waarmee men uitdrukt: 'eenheid is macht'. Strak samengebonden stokken zijn sterker dan losse, onafhankelijke stokken (Bron: DIREKTOR).

De maatschappij bestaat uit fasci die met elkaar in (eeuwigdurende) strijd zijn om het voortbestaan. De mensheid is daarom verdeeld in ‘ons soort mensen’ en ‘vreemden’ die minderwaardig zijn, minder ‘gelijk’ dan wij en daarom anders behandeld moeten worden. Ook rechts-populisten als Geert Wilders, Donald Trump en Marine LePen, wijzen allemaal op deze manier zondebokken aan: de Islam, de Mexicanen, de zwarten, de migranten, enz.[6]. Het is het tegenovergestelde van ‘broederschap’.

Rechtse politici appelleren aan een oeroud instinct van de mens: het beschermen van de eigen clan of familie. Zij presenteren zich als krachtige leiders, die voor eenheid en orde zorgen in de eigen gemeenschap en compromisloos vijanden (zij die niet tot de gemeenschap behoren) bestrijden. Het zijn altijd antidemocratische bewegingen, die waarde hechten aan hiërarchie, gezag en loyaliteit. Dit is niet links maar uiterst rechts.

Het zou niet nodig hoeven zijn om te beargumenteren dat fascisme en verwante bewegingen niet links maar rechts zijn, toch blijkt dat dit noodzakelijk is. Regelmatig verschijnen publicaties van rechtse auteurs die dit beweren. Een goed voorbeeld hiervan is Jonah Goldbergs Liberal fascism of Bart-Jan Spruyt die beweert dat er ook links fascisme bestaat.

Een voorbeeld van extreem linkse politiek die individuele belangen geheel ondergeschikt maakt aan de gemeenschap is het communisme. Communisten dachten dat het mogelijk was een eind te maken aan ongelijkheid door de politiek af te schaffen en zo eenheid af te dwingen. Maar misschien kun je dan wel stellen, zoals Jos doet, dat dat geen linkse politiek is.

Conclusie

Vrijheid, gelijkheid en gemeenschap zijn al meer dan 200 jaar lang centrale begrippen in het politiek debat. In de vorige aflevering heb ik laten zien wat de herkomst en betekenis is van de begrippen ‘links’ en ‘rechts’ in de politiek. Het is geen politieke ‘wet’ waarmee de politiek verklaard kan worden en het is zeker niet zo dat de een goed en de ander fout is, maar het onderscheid tussen links en rechts helpt ons wel bij het ordenen van ideeën en argumenten in de politiek. Het zou de discussie echter ten goede komen als alle deelnemers dezelfde definities zouden gebruiken van deze begrippen. Er zijn genoeg zaken die belangrijker zijn dan de betekenis van woorden om over te vechten.

Het volgende deel gaat over de asymmetrie van links en rechts.

Vorige afleveringen
Deel 1: Richting in de Politiek
Deel 2: Oorsprong en geschiedenis
Deel 3: Politicologie van het volk
Deel 4: Wat is het verschil?
Deel 5: Progressief en conservatief

Noten

[1] In de documentaire Best of enemies over de debatten tussen Gore Vidal en William Buckley die beiden met elkaar hadden tijdens partijconventies (van Democraten en Republikeinen) in de aanloop van de verkiezing van 1968. Gore Vidal had Buckley beter van repliek kunnen bedienen dan hij deed in dat debat. Hij beschuldigt Buckley een ‘crypto-nazi’ te zijn waarna Buckley bedreigende taal gebruikte: Now listen you queer, stop calling me a crypto-Nazi or I’ll sock you in the goddamn face and you’ll stay plastered. Dit was niet wijs van beiden, maar het is spectaculaire tv, en andere omroepen volgden het voorbeeld – een slecht voorbeeld - van ABC met soortgelijke programma’s.
[2] In dit geval gaat het dus wel om letterlijke ongelijkheid: namelijk ongelijkheid van bezit.
[3] Zie Colin Crouch: The Strange Non-Death of Neo-Liberalism.
[4] Zie bijvoorbeeld dit interview op Nachdenkseiten, waarin Werner Rügemer de actuele stand van zaken beschrijft. De machtsverhouding helt steeds meer over naar de tweede machtssfeer, het ‘financieel-industrieel-complex’. Rügemer heeft hiervoor de term Blackrock-Kapitalismus bedacht omdat casinokapitalisme een verkeerde voorstelling van zaken is. De macht is gecoördineerd, niet toevallig verdeeld. BlackRock-Kapitalismus ist ein feuilletonistischer und verkürzter, kein analytischer Begriff. Konkret kann man nach meiner Kenntnis vier Gruppen von neuen Finanzakteuren unterscheiden: Erstens die heute größten Kapitalorganisatoren, an deren Spitze nach dem Umfang des verwalteten Kapitals und des wirtschaftlichen und politischen Einflusses eben der größte Vermögensverwalter der Welt steht, BlackRock. Zweitens, sozusagen eine Etage darunter, die Private Equity-Investoren, volkstümlich „Heuschrecken“ oder „Geierfonds“ genannt; zu ihnen kann man auch die Hedgefonds rechnen. Drittens die neuen Unternehmen der großen Internet-Plattformen wie Google und Facebook. Und schließlich viertens die neuen Großkonzerne der sogenannten Share Economy – am bekanntesten ist hier das inzwischen größte Taxiunternehmen der Welt, Uber.
[5] Zie deel 4. Neutraliteit is mijn tweede voorwaarde voor een goed criterium: Om bruikbaar te zijn moet een criterium voor beide partijen aanvaardbaar zijn en mag het niet eenzijdig in het voordeel van één kant zijn. Bovendien is de individualisering van de maatschappij onmiskenbaar een, zo niet de, belangrijkste trend van de afgelopen veertig jaar. Een goed voorbeeld, uit de dagelijkse praktijk wordt door Mirjam de Rijk gegeven in haar artikel over De kosten in de zorg(€): Of de zorg collectief of individueel wordt gefinancierd maakt niet uit want het verhogen van het eigen risico, hogere eigen bijdragen, of een kleiner basispakket [...is] een ideologische keuze. Wie vindt dat kosten voor ziekte of hulpbehoevendheid een eigen verantwoordelijkheid zijn, of misschien zelfs eigen schuld ('dan had je je er maar beter tegen moeten verzekeren'), of dat zorg een 'consumptiegoed' is waarbij het inkomen nu eenmaal bepaalt hoeveel je er van kan consumeren zal kiezen voor het individualiseren van de zorgkosten.
[6] Ten overvloede: ik wil hiermee niet suggereren dat Wilders, Trump, enz. fascisten zijn. Als er echter sprake is van overeenkomsten tussen rechts-populisten en fascisten zal ik daarover niet zwijgen. Waarom zou ik in dit geval politiek correct moeten zijn?

Read more...

Links en rechts, deel 2: Oorsprong en geschiedenis

>> Monday, October 24, 2016

Om te begrijpen wat woorden in de politiek betekenen is het essentieel om de geschiedenis ervan te kennen. Wanneer is men begonnen ‘links’ en ‘rechts’ van elkaar te onderscheiden en waarom deed men dit? Daarom nu een kleine geschiedenis van de strijd tussen links en rechts.

De gewoonte om de politiek in een links en rechts kamp op te delen is ouder dan de indeling in progressief en conservatief. De termen ‘links’ en ‘rechts’ werden al in 1789, het jaar van de Franse Revolutie gebruikt terwijl ‘conservatief’ pas in 1818 voor het eerst voorkwam. Het was de titel van het blad Le Conservateur dat een mooi rechts motto had:
The conservateur upholds religion, the King, liberty, the Charter and respectable people (les honnêtes gens)
De term kwam pas echt in zwang in 1834 toen de Tory Party zich Conservative Party ging noemen. We zijn rechtse politici dus pas veertig jaar later conservatief gaan noemen, niet omgekeerd. Ook het socialisme ontstond veel later als politieke beweging.

Vaak wordt gedacht dat links en rechts neutrale namen zijn omdat men wel bekend is met het verhaal over de zetelverdeling in het Franse parlement in 1789. De hervormingsgezinde fracties zaten in dit parlement aan de linker kant, en de koningsgezinde fracties zaten aan de rechterkant van de voorzitter. Men concludeert hieruit dat wat nu links en rechts is, op toeval berust en dat de cluster eigenschappen die we nu ‘links’ noemen, ook ‘rechts’ genoemd hadden kunnen worden.

Geboorte van links en rechts

We kunnen het ons nu nauwelijks voorstellen maar volgens Frits Bienfait, die hier uitvoerig onderzoek naar heeft gedaan, is wat uiteindelijk links en rechts werd geen toeval. Hij beschrijft uitvoerig, op basis van oude documenten en archiefstukken, hoe de opdeling ontstond in de Franse Assemblée Nationale. In mei van 1789 werd voor het eerst sinds 1614 een vergadering bijeengeroepen van alle drie de standen: adel, geestelijkheid en burgerij. De zetelindeling was dezelfde als in 1614: de adel zat links van de koning, de geestelijkheid rechts en de burgerij zat achterin de zaal.

Na de openingsvergadering verlieten geestelijkheid en adel direct de zaal om in eigen kring verder te vergaderen. De ‘gewone leden’, de burgerij, nog steeds zo’n 600 man, bleef achter. De burgers besloten toen om de gebruiken van het Engelse parlement over te nemen: bijvoorbeeld de gewoonte om het woord altijd te richten aan de voorzitter. Volgens Bienfait kende men waarschijnlijk ook de Engelse zetelindeling: rechts van de voorzitter zitten de ministers (regering) en links de oppositie. Bij wisseling van de macht verandert men dan van plaats waardoor ‘links’ en ‘rechts’ in deze situatie geen permanente betekenis hebben. Het nieuwe, dat de Franse politiek toevoegde, was dat links en rechts blijvende coalities waren, ongeacht wie er regeerde.

De eerste keer dat deze scheiding tussen links en rechts, zoals wij die nu nog kennen, werd gevormd, was tijdens het kiezen van de voorzitter. Men moest kiezen voor een koningsgezinde of een hervormingsgezinde voorzitter. Volgens Bienfait heeft dit vermoedelijk plaats gevonden op 7 mei 1789 en was de geboorteplaats van links en rechts dus de Salle de Menus-Plaisirs. Hij citeert afgevaardigde Niarac:
Men heeft gemeend voor het stemmen een oplossing te vinden door de vergadering te verzoeken zich in tweeën te verdelen zodanig dat zij die het eens zijn met Malout [de koningsgezinde kandidaat] rechts gaan staan, en zij die de motie van Mirabeau [hervormingsgezinde kandidaat] steunen, links …

Links en rechts of rechts en links?

Een intrigerende vraag is hoe werd bepaald wie links en wie rechts van de voorzitter kwamen te zitten? Was dat echt toeval? Volgen Bienfait is die keuze geen toeval want zij is gebaseerd op een diep verankerde dichotomie waar ook links en rechts deel van uit maken. Dit kennen we bijvoorbeeld ook uit de Bijbel: in Mattheüs 25 vers 33 wordt bijvoorbeeld aangekondigd dat de Mensenzoon ‘de schapen rechts van zich [zal] plaatsen, en de bokken links.’ Uit antropologisch onderzoek blijkt dat het links-rechts dualisme bij veel volken (ook niet Westerse) voorkomt.

In Frankrijk bleek de gewoonte om een indeling te maken tussen links en rechts in de jonge democratie dan ook al snel hardnekkig te zijn. Omdat er ook toen al weerstand tegen was – het zou polariseren – heeft men in het begin serieuze pogingen gedaan om het te doorbreken. De zeteltoewijzing in het Franse parlement werd zelfs enige jaren door loting bepaald. Ook zijn ‘links’ en ‘rechts’ enige tijd in spiegelbeeld geplaatst. Maar de gewoonte om links met ‘links’ en rechts met ‘rechts’ aan te duiden, heeft desondanks standgehouden. In de pers werd, toen de zetels in spiegelbeeld stonden, bijvoorbeeld gesproken over ‘voormalig links’ en ‘voormalig rechts’ [1].

Links en rechts in Nederland

Het duurde bijna een eeuw voordat ook wij de politiek in links en rechts gingen opdelen. De eerste echte ‘fractie’ in de Tweede Kamer was de liberale van Thorbecke en aan het eind van de negentiende eeuw zijn we deze ‘links’ gaan noemen. Pas in de laatste decennia van de negentiende eeuw werd het gebruikelijk om in termen van links en rechts over de politiek te spreken. In het begin valt het onderscheid samen met confessioneel en niet-confessioneel. Socialisten en liberalen worden gezien als ‘links’ en confessionelen als ‘rechts’ [2].

Na de Tweede Wereldoorlog wordt het onderscheid tussen links en rechts in Nederland steeds meer gebruikt om sociaaleconomische onderwerpen mee te karakteriseren.

De eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog zijn de machtsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal verschoven in het voordeel van de eerste. Het kapitaal is verzwakt door de oorlog. Een oorlog is een bijzonder effectieve manier om te nivelleren omdat het veel bezittingen, met name kapitaalgoederen, vernietigt. En er is nog een andere reden waarom het kapitaal inschikt: door de dreiging van het communisme is men meer geneigd om compromissen te sluiten. Deze jaren worden daarom nu vaak de ‘gouden jaren van het kapitalisme’ genoemd. De economie groeit hard doordat de arbeidsinkomensquote hoog is en omdat de lonen even hard stijgen als de productiviteit. Hierdoor is er volledige werkgelegenheid. Kapitaalverkeer is aan strenge regels gebonden. Dankzij deze hoogconjunctuur kan de verzorgingsstaat opgebouwd worden.

Links domineert in na de Tweede Wereldoorlog de politiek in veel westerse landen. De stemming is optimistisch en de toekomst is hoopvol. D66 wordt opgericht om een eind te maken aan ‘de oude politiek’ en tien, zogenaamde Nieuw Linksers publiceren een pamflet met de naam Tien over rood waarin ze de PvdA beschuldigen veel te conservatief te zijn. Zij doen voorstellen die ons nu radicaal voorkomen: de monarchie moet afgeschaft worden, de Viet Cong en de DDR moeten onvoorwaardelijk erkend worden en werknemers moeten zeggenschap krijgen in het bestuur van het bedrijf waar ze werken [3].

Doemdenken

Maar de revolutie van de jaren zestig strandt in de economische crisis van de jaren zeventig. Links heeft hiervoor geen oplossing en overal in het Westen komen conservatieve partijen aan de macht. Nieuw Links maakt plaats voor Nieuw Rechts, zoals men de nieuwe ideologie toen ook al noemde. De arbeidsinkomensquote daalt en de lonen groeien niet mee met de productiviteit waardoor een einde komt aan de hoogconjunctuur. Geleidelijk aan wordt door rechts de verzorgingsstaat afgebroken. Deze is te duur geworden door de haperende economie.

Het optimisme van de Gouden Jaren slaat om in pessimisme. Dit wordt door Kees van Kooten en Wim de Bie treffend verwoord met de term doemdenken. Links verliest het geloof in haar eigen gelijk, en schuift naar rechts op. Zij legt haar ‘ideologische veren’ af, verwacht geen heil meer van de staat en gelooft niet meer in de maakbare samenleving (maar zie ook). De maatschappij als geheel wordt conservatiever en de politiek verschuift naar rechts.

Het einde van links en rechts?

Het idee dat het onderscheid tussen links en rechts er niet meer toe doet kwam voor het eerst op in de jaren zestig. Al in 1960 stelt Daniel Bell, in The end of ideology, dat ‘weldenkende’ mensen geen ideologie meer nodig hebben. De problemen van de toekomst kunnen beter door techneuten en deskundigen opgelost worden. Ook in Nederland klinken dergelijke geluiden. Volgens de oprichters van D66 is het links-rechtsschema achterhaald en moet de politiek gaan ‘over praktische oplossingen voor de problemen in het land, in plaats van elkaar te bestoken met ideologische dogma’s.’ Dit bereikt een hoogtepunt na de val van het communisme met de publicatie van The end of history door Francis Fukuyama.

Bij het begin van deze eeuw is er niets meer over van het optimisme. Door gruwelijke terreurdaden en toenemende economische instabiliteit slaat de stemming om. Op 11 september 2001 vliegen gekaapte passagiersvliegtuigen in het World Trade Centre en het Pentagon (‘9/11’) en in 2003 bezetten de Amerikanen met politieke steun van Nederland Irak. De vluchtelingenstroom die dat op gang brengt destabiliseert de politiek in West-Europa tot op dit moment. En alsof het nog niet genoeg is, raakt de economie in 2008 in de grootste crisis sinds de jaren dertig. In Europa loopt bovendien het euro-experiment op een grote mislukking uit.

De voorspelling dat we geen ideologie meer nodig hebben was dus wel erg voorbarig. Als een ding duidelijk is, dan is het wel dat ideologie niet overbodig is en dat we politiek niet kunnen overlaten aan technocraten die naar praktische oplossingen zoeken. De politiek leeft als nooit tevoren en ideologie is allerminst verleden tijd.

Bestaat links nog wel?

Sinds de opkomst van Nieuw Rechts is de politiek steeds verder naar rechts verschoven. Bestaat links eigenlijk nog wel? De PvdA is nog maar een schim van wat de partij onder den Uyl was en de rest van links is verdeeld. Heel schoorvoetend komt links, althans in het buitenland, weer terug. Dat laten de successen zien van enkele oude rotten in het vak die altijd links zijn gebleven: Jeremy Corbin en Bernie Sanders. De vraag is wel of het niet te laat is.

Rechts populisme

Het is opmerkelijk hoe in de meeste ontwikkelde democratieën de aanhang van steeds radicaler, rechts populistische partijen groeit [4]. In Nederland hebben we de PVV, in Engeland UKIP , in Duitsland Pegida en AfD , in Frankrijk Front National en in Oost Europese landen als Hongarije en Polen krijgen radicaal rechtse partijen zelfs de absolute meerderheid waardoor ze de grondwet kunnen veranderen in hun voordeel. Ook de Verenigde Staten ontkomen er niet aan. Dit jaar is de transformatie van de Republikeinse Partij in De Tegenpartij geheel voltooid en zijn Jacobse en van Es genomineerd voor het presidentschap van het machtigste land van de wereld [5]. Rechtse politici domineren het politieke nieuws met ‘feiten vrije politiek […] die geen fatsoenlijke basis is om een land te besturen’ zoals Jeroen Laemers het onlangs op Sargasso formuleerde.

Waarom zijn juist rechtse populisten nu zo dominant aanwezig en wat is er toch met links gebeurd? Om die vragen te kunnen beantwoorden is het niet voldoende de geschiedenis van links en rechts te begrijpen, maar moeten we ook kijken naar de rol die ze spelen in de politiek.

Tot zover deze kleine geschiedenis van links en rechts. Het onderscheid tussen links en rechts gaat dus veel verder terug dan goedkope stereotypen. Tot de jaren zeventig domineerde links, en sinds de jaren tachtig wordt de politiek door rechts gedomineerd. In het volgende deel van deze serie over links en rechts inventariseer ik de meningen van links en van rechts over rechts en links.

Eerdere afleveringen
Deel 1: Richting in de Politiek

Noten

[1] Het proces dat leidde tot een zetelverdeling waarbij links en rechts een dagelijkse praktijk werd, zodanig dat er ook over in de media werd geschreven duurde ongeveer een half jaar. Wie meer wil weten over deze geschiedenis raad ik aan het boek van Frits Bienfait Is links beter dan rechts? te lezen. Ik kom in een volgend deel nog op zijn interpretatie van verschil tussen links en rechts terug (Deel 4 en 5).
[2] Door de verzuiling is de situatie in Nederland atypisch. Maar van af de jaren zestig wordt links steeds dominanter. In de jaren zeventig is er voor het eerst een door links gedomineerde coalitie.
[3] Het is de moeite waard om de onlangs uitgezonden aflevering van Andere Tijden met gastpresentator Jort Kelder over Nieuw Links en de jaren zestig te bekiijken. Opmerkelijke observatie: al in 1960 wordt er geklaagd over de grote kloof die er is tussen waar de politiek mee bezig is en wat de burger verwacht dat de politiek doet. Als of er in 66 jaar niets is veranderd.
[4] Zie bijvoorbeeld:
De populistische zeitgeist in west-europa,
Populistische partijen in heel Europa in opmars,
Bang voor terugval en verlies,
In deze landen maakt rechts-populisme zijn opmars.
[5] Deze ontwikkeling is begonnen met de Goldwater revolutie (begin jaren zestig) toen Barry Goldwater tot presidentskandidaat werd gekozen. Door de verkiezingswinst van 1994 kregen zij de overhand in het Congress onder leiding van Newt Gingrich.

Read more...

Links en rechts, deel 1: Richting in de politiek

>> Saturday, October 15, 2016

Regelmatig kun je lezen dat links en rechts ‘niet meer van deze tijd zijn’. Toch wordt het onderscheid tussen links en rechts al gemaakt sinds het begin van de democratie. Tijd om eens te kijken waarom juist nu zo vaak wordt beweerd dat het achterhaald is en als we het er dan toch over hebben: waar staan links en rechts eigenlijk voor?

Wie zich beroept op het onderscheid tussen links en rechts wordt verdacht van simplificatie om te polariseren. En ik moet toegeven, een indeling in twee kampen van zoiets complex als de politiek is verdacht want de wereld is natuurlijk altijd complexer dan wij denken. Ook in het verleden, toen de klassenstrijd nog actueel was, zat er tussen proletariaat en kapitalisten de petite bourgeoisie: de burgerij en kleine middenstand.

Als over links en rechts wordt gesproken is het vaak bedoeld om te polariseren. Men scheldt elkaar uit als kinderen op een schoolplein met bekende clichés zoals 'linkse kerk', 'rechtse lul', ‘reactionair’, ‘fascist’, ‘Noord-Korea’, 'linkse elite' of ‘gut Mensch’ - om er maar een paar te noemen.

Hoewel ik deze klacht dus wel begrijp, is het voor mij geen reden om het niet serieus te nemen omdat het gebruik van de termen links en rechts meer is dan goedkope retoriek. Ze benoemen de twee kampen waarin de politiek is verdeeld. Ook wie de politiek slechts oppervlakkig volgt kan dit onderscheid meestal wel maken. De meeste mensen hebben wel een intuïtieve notie wat links en wat rechts is en meestal is het niet moeilijk een politicus, een krant of organisatie ergens tussen deze twee polen te plaatsen.

Het onderscheid tussen links en rechts is genuanceerder dan het lijkt, want het is een glijdende schaal: De PvdA is centrumlinks, de SP is links. Ook aan de andere kant van het spectrum maken we onderscheid tussen gematigd rechts en extreemrechts: CDA en VVD zijn centrumrechts en de PVV staat verder op de schaal ter rechter zijde. Neo-nazie partijen zoals Jobbik (in Hongarije) of de Gouden Dageraad (in Griekenland) zijn zondermeer extreemrechts. Meestal zeggen we dan dat zij fascistoïde zijn, een woord dat is afgeleid van het Italiaanse fasci, dat groepering betekent en verwijst naar de extreemrechtse beweging van Mussolini en De Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij van Hitler.

Het gebruik van deze terminologie heeft mij altijd gefascineerd omdat het eenvoudig lijkt en iedereen het gebruikt, meestal zonder er ook maar een seconde bij stil te staan wat er eigenlijk mee wordt bedoeld. Ondanks alle klachten over simplisme, polarisatie en de constatering dat we mensen niet in hokjes mogen plaatsen, wordt het dagelijks gebruikt. Een recent voorbeeld is het programma van Frederieke Hegger waarin ze onderzoekt waarom er eigenlijk geen ‘groenrechts’ is. In het programma proberen zij en haar gasten deze vraag te beantwoorden zonder zich ook een keer af te vragen waar links en rechts voor staan. De vraag wordt niet eens gesteld. Dat wil ik nu juist wel doen.

Van de Duitse dichter Ernst Jandl is het volgende gedicht:

lichtung

manche meinen
lechts und rinks
kann man nicht velwechsern
werch ein illtum!

Als motto voor deze serie heb ik dit gedicht gekozen [1] omdat het met lichte spot laat zien dat iedereen het lijkt te weten maar niet weet waarom.

Links en rechts en democratie

Het staat voor mij vast dat met de tegenstelling tussen links en rechts iets wezenlijks wordt uitgedrukt. Links-rechts is een thema of refrein dat al tweehonderd jaar lang doorklinkt ik de democratie. Het onderscheid is namelijk precies even oud [2] want vanaf het allereerste begin, tijdens de Franse Revolutie, worden de termen al gebruikt. Veel eerder zelfs dan de begrippen ‘conservatisme’, ‘socialisme’ en ‘liberalisme’.

Simplisme

We nemen het niet serieus omdat het zo simpel lijkt. Hoe kan je immers de complexe werkelijkheid vatten in een eendimensionale schaal? Maar dat is een platte drogreden. Dat iets eenvoudig is, betekent nog niet dat het niet waar kan zijn. In de natuurkunde is het normaal om eendimensionale schalen te gebruiken voor het beschrijven van complexe natuurverschijnselen. In de meteorologie bijvoorbeeld is temperatuur een van de belangrijkste parameters van het hypercomplexe fenomeen ‘weer’.

“Nu is alles anders”

Een andere reden die vaak wordt aangevoerd om het af te wijzen, is dat het achterhaald zou zijn. Claims over de uitzonderlijkheid van onze tijd heb ik echter altijd verdacht gevonden. Uiteraard heeft elke tijd haar eigen karakter, maar waarom is onze tijd zo anders dan andere tijden dat een politieke indeling van tweehonderd jaar oud niet meer op gaat? Ook dit lijkt op een drogreden, namelijk de denkfout die in het Engels bekend staat als special pleading. In iedere periode denken de mensen die dan leven dat alles wat in het verleden is bedacht achterhaald is. Onze kleinkinderen zullen het denken over onze discussies en onze grootouders dachten het over de ideeën van hun overgrootouders.

Vooral in het Westen gelooft men dat de tijd altijd vooruit gaat, dat alles altijd beter wordt. Hoe onjuist dit is, blijkt met name in de politiek. Het lijkt er eerder op dat in de politiek de klok niet vooruit maar achteruit loopt. De verschillen tussen arm en rijk worden steeds groter en zijn weer op hetzelfde niveau als aan het begin van de negentiende eeuw. Vooral de afgelopen dertig of veertig jaar neemt de ongelijkheid hard toe. Dickens zou zich thuis voelen in onze maatschappij waar een nieuw proletariaat ontstaat, dat we nu niet proletariaat maar precariaat noemen.

Richting

Ik kom uitgebreid terug op deze thema’s in deze serie over ‘links en rechts’. Ik zal de stelling verdedigen dat het nog steeds zinvol is om onderscheid te maken tussen links en rechts en laten zien waar het voor staat.

Het is niet de bedoeling om mensen of partijen in hokjes te plaatsen. Het is is een geleidelijke schaal die richting geeft aan de politiek. Wie er oog voor heeft kan hiermee de politiek beter begrijpen. Zoals temperatuur belangrijk is om het weer te begrijpen, zo is het onderscheid tussen links-rechts belangrijk voor de politiek. Het is geen voldoende maar wel een noodzakelijke karakterisering van de politiek.

Maar het is bovenal ook een manier om over politiek te praten op een manier die de ‘waan van de dag’ overstijgt. Bovendien, voor mij niet onbelangrijk, het is ook gewoon leuk om op deze manier over politiek na te denken.

Ik begin in deel 2 met de geschiedenis van ‘links en rechts’ die veel boeiender blijkt te zijn dan gedacht.

Noten

[1] Behalve het laatste uitroepteken geen interpunctie en ook zonder hoofd en kleine letters zoals in het Duits gebruikelijk. Het woord Lichtung kan ook ‘open plek in bos’ of ‘opheldering’ betekenen. Het gedicht kan op verschillende manieren gelezen worden: Wat links en wat rechts is, is toch duidelijk – denkt men, maar dat is niet zo, dat blijkt als links aan de macht komt – wat is er dan nog links aan haar beleid? Het gaat om de macht. Maar misschien ook wel: het maakt helemaal niets uit. Wat betekent het eigenlijk? Niemand weet het echt. Misschien bestaat het wel helemaal niet. De dichter zelf haalt de boel al behoorlijk door elkaar, dus misschien moeten we hem ook weer niet zo serieus nemen. Hoe dan ook, ik vind het een prachtig gedicht, dat in Duitsland vaak wordt geciteerd.
[2] Ik heb het met nadruk alleen over de democratie in de moderne tijd, niet de klassieke democratie in Athene. De moderne democratie is misschien wel geïnspireerd door de Griekse democratie, maar er zijn ook grote verschillen. Zie bijvoorbeeld dit interessante stuk: Griekse Democratie had vooral religieuze trekjes en Anton van Hooff: Athene. Het leven van de eerste democratie. Jona Lendering bespreekt dit boek hier.

Read more...

About This Blog

  © Blogger templates Sunset by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP