Showing posts with label kapitalisme. Show all posts
Showing posts with label kapitalisme. Show all posts

Joseph Vogl en de eeuwige macht van het kapitaal

>> Saturday, July 9, 2016

Het is tegenwoordig mode om te beweren dat de tijd van de natiestaat voorbij is (1,2,3,4,5). De democratie wordt ondermijnd door globalisatie en de macht van de markt. In zijn onlangs verschenen boek Het financiële regime stelt Joseph Vogl dat dat altijd al zo is geweest: al sinds de opkomst van de Italiaanse stadstaten in de late Middeleeuwen is er een symbiose tussen staat en het kapitaal.

De gemiddelde lezer van Sargasso zal nu misschien een geeuw onderdrukken. Maar ik waag het toch om vraagtekens te zetten bij Vogl’s verhaal over de macht van de financiële markten in de moderne tijd, vanaf de Tweede Wereldoorlog. Ik reageer in dit artikel op het interview van Vogl, afgenomen door Koen Haegens, dat een paar weken geleden in de Groene Amsterdammer (15 juni 2016) verscheen [1].

De macht van het kapitaal

Het mechanisme waarmee het kapitaal [2] macht kan uitoefenen over de staat is eenvoudig. Als een staat meer geld uitgeeft dan het door belasting kan innen, moet zij het verschil lenen op de kapitaalmarkt. Vooral in moeilijke tijden krijgt deze daardoor grote invloed omdat de schulden dan hard oplopen, bijvoorbeeld na een financiële crisis of tijdens een oorlog:
We leven in een wereld waarin altijd één groot spook rondwaart: de kapitaalvlucht. Zodra staten zich niet meer kunnen financieren, gaat hun kredietstatus omlaag, worden hun schulden duurder en stevenen ze al snel af op een staatsbankroet. Denk aan Argentinië. Of recenter, aan Brazilië. Om zo’n doemscenario te voorkomen, worden landen gedwongen tot een soort schoonheidswedstrijd. Ze moeten de financiële markten ervan zien te overtuigen dat zij hun schulden kunnen aflossen. Dat schept natuurlijk een enorm dilemma. Politici moeten aan de ene kant luisteren naar de stem des volks, anderzijds verantwoording afleggen aan een internationaal financieel publiek. Deze niet op te lossen tegenstelling, dat is wat we nu al jaren in een land als Griekenland zien.[3]
De ondermijning van de democratische staat is bovendien geen recent verschijnsel volgens Vogl. Hij heeft dan ook kritiek op Colin Crouch omdat deze spreekt over postdemocratie, omdat dat impliceert dat het ooit anders is geweest. Dat is onjuist volgens Vogl. Al sinds de late Middeleeuwen is er sprake van een symbiose tussen financiële markten en de staat. In plaats van postdemocratie kunnen we daarom beter van ‘parademocratie’ spreken. Het idee dat er een scheiding is tussen staat en financiële markten, tussen politiek en economie is een liberale legende:
In grote stappen beent [Vogl] door de economische geschiedenis heen, om te laten zien dat er eigenlijk niets nieuws onder de zon is. De financiële markten nemen de macht over? Nee hoor, die bezitten ze al lang. Vanaf het prille ontstaan van de moderne nationale staat moesten koningen hun zeggenschap delen met schuldeisers.
Over Nederland zegt Vogl:
‘Niet voor niets noemde Marx Nederland de “kapitalistische modelstaat”. In de Republiek gingen economische belangen en publieke overheidstaken hand in hand. Rijke patriciërs bestuurden steden […] Er was in Nederland al vanaf de zestiende eeuw een ware explosie van schulden gaande. Die werden mogelijk gemaakt door een gestage stroom inkomsten
Het is belangrijk volgens Vogl dat we de macht die het kapitaal heeft over de staat zichtbaar maken zodat we hier een eind aan kunnen maken.

Met die constatering van Vogl ben ik het van harte eens, maar dan is dan wel belangrijk dat we dat mechanisme waarmee het kapitaal haar macht uitoefent goed begrijpen. Ik zal laten zien dat het verhaal van Vogl niet klopt voor de periode na de Tweede Wereldoorlog en dat de macht van de markt over de staat niet kan werken zoals Vogl beschrijft, ook niet als de staat kampt met (grote) financieringstekorten.

De drie tijdperken van de macht van het kapitaal

We kunnen de geschiedenis, met betrekking tot de machtsverhouding tussen kapitaal en staat indelen in drie tijdperken. Tijdens het eerste tijdperk, dat eindigt met de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog hebben de financiële markten grote macht. Dit is het tijdperk van de goudstandaard. In het tweede tijdperk zijn alle munten gekoppeld aan de dollar, dit is tijd van het Bretton Woods stelsel. De financiële markten hebben dan weinig macht. Deze periode eindigt met de crisis van de jaren zeventig in de nasleep waarvan de financiële markten de macht weer terugveroveren. In deze derde fase, de postdemocratische fase, leven we nu.

De goudstandaard

Vogl’s theorie over de macht van de financiële markten is correct voor wat betreft de eerste fase: door de goudstandaard is de staat voor de waarde van het geld volledig afhankelijk van de markt. Zodra de markt vermoedt dat de staat haar schuld niet kan terug betalen ontstaat er een vlucht in goud of andere munten. De maatregelen die een overheid kan nemen zijn dan heel beperkt. Door verhoging van rente kan de munt aantrekkelijker gemaakt worden en door bezuinigen vermindert haar kredietbehoefte. Beide maatregelen hebben echter ook tot gevolg dat de economie in een recessie raakt.

Het is niet moeilijk om in te zien dat financiële markten onder deze omstandigheden grote macht hebben en dat de beleidsruimte voor de staat heel beperkt is. Deze fase eindigt voor Nederland op 27 september 1936, toen het als laatste land de gulden loskoppelde van de goudstandaard. Het is dus juist wat Vogl over Nederland beweert: we waren ook toen het braafste jongetje in de kapitalistische klas.

De goudstandaard was een van de belangrijkste oorzaken voor de Grote Depressie en de crisis kon pas gekeerd worden toen men deze losliet. Voor Duitsland en Japan was het toen al te laat.

Bretton Woods

Wijs geworden door de chaos waarmee de goudstandaard eindigde, wordt na de Tweede Wereldoorlog in Bretton Woods vastgelegd wat de waarde van elke munt is. Deze wordt uitgedrukt in dollars, en de dollar is op zijn beurt weer gekoppeld aan goud. Om speculatie te voorkomen is alle kapitaalverkeer aan strenge regels gebonden. De stelling van Vogl, dat de financiële markten macht hebben over de staat gaat dus niet op voor deze periode.

Door de veel geringere invloed van de financiële markten is dit de gouden tijd van de gemengde markteconomie. De economische groei is groter dan in periode daarvoor en daarna en er is voldoende werkgelegenheid. Er zijn bovendien geen grote economische crises. De meeste Westerse landen bouwen in die jaren een verzorgingsstaat op. Democratisch gekozen overheden luisteren beter naar de wensen van het volk als het kapitaal minder macht heeft.

Postdemocratie

Begin jaren zeventig valt Bretton Woods uiteen. Na het verdwijnen van het stelsel ligt de waarde van een munt niet meer vast. De munt 'zweeft’ dan. Men spreekt ook wel over fiatgeld. Ook dit heeft gevolgen voor de macht van de financiële markten, maar anders dan Vogl veronderstelt. Hoewel munten zwevend zijn en de waarde dus door de markt wordt bepaald, is verlies van vertrouwen – en de overeenkomstige daling van de wisselkoers – niet zonder meer ongunstig. Een ondergewaardeerde munt maakt een land goedkoper waardoor het beter kan concurreren op de wereldmarkt.

Bovendien is er een veel fundamentelere verandering in vergelijking met de vorige twee periodes: omdat een munt voor zijn waarde niet meer afhankelijk is van externe factoren – goud of de dollar – hoeft de staat ook niet meer te lenen. Want waarom zou ze dit nog doen als zij het geld zelf uitgeeft? Alleen als zij buitenlandse valuta nodig heeft, moet de staat deze nog lenen van een geldschieter.

Dit is de aanvang van de derde postdemocratische periode waarin de financiële markten weer macht over de staat hebben. Waarom dat zo is, maakt Vogl niet duidelijk, want het mechanisme dat markten onder de goudstandaard macht gaf over de staat – dreigen met staatsbankroet – bestaat niet meer. Nu wordt het verhaal interessant, maar Vogl ziet hier blijkbaar geen probleem.

Neoliberale mythe

Dit is dus het probleem: waarom lenen landen geld als zij dat zelf uitgeven? De reden die meestal wordt genoemd is dat als zij dit niet zouden doen, dus 'geld drukken' om de schuld te betalen, dit (hyper-)inflatie zou veroorzaken. De argumenten hiervoor komen echter van het monetarisme van Milton Friedman. Deze theorie veronderstelt dat er een directe relatie is tussen de hoeveelheid geld en inflatie. De inflatie in de jaren zeventig werd volgens Friedman veroorzaakt omdat overheden, volgens goed Keynesiaans gebruik, de geldpers aanzetten om de crisis van die jaren te bestrijden.

Het drukken van geld kan echter niet de oorzaak zijn van de inflatie van de jaren zeventig, en ook in het algemeen is dat niet de oorzaak van (hyper-)inflatie. De kwantitatieve theorie van geld is bewezen onjuist. Ook de kreet ‘geld drukken’, meestal denigrerend gebruikt, is onzinnig. De inflatie werd niet veroorzaakt doordat de staat de geldpers aanzette, maar doordat de stijging van de olieprijs volledig werd gecompenseerd in de lonen (automatische prijscompensatie). De theorie van het monetarisme – dat de inflatie gecontroleerd kan worden door de hoeveelheid geld die in omloop is te manipuleren – is definitief afgeschreven, zoals ook de theorie dat de zon om de aarde draait niet meer serieus wordt genomen.

Het lijkt er echter op dat Vogl hier nog wel vanuit gaat. Hoe kan het anders dat hij nog steeds macht toekent aan de financiële markten omdat deze de schulden van de staat moeten financieren? Sinds de invoering van fiatgeld is dat niet meer nodig. Met andere woorden, het mechanisme dat er volgens Vogl voor zorgt dat financiële markten macht hebben over de staat, bestaat helemaal niet.

Dat hij van deze misvatting uitgaat is overigens wel begrijpelijk, want wie het economisch nieuws volgt zou niet beter weten dan dat de zon om de aarde draait. In 2010 tot 2013 werden bezuinigingen onderbouwt met de stelling dat als we niet bezuinigen de rente gaat oplopen. De staat schrijft nog steeds leningen uit alsof de goudstandaard nog bestaat en mijn prijst zich dan gelukkig dat de rente zo laag is.

Allemaal onzin. Het is wonderlijk, maar iedereen, die beter zou moeten weten, blijft zich gedragen alsof we nog leven onder de goudstandaard. Het vast houden aan deze rituelen is een expressie van de neoliberale mythe: het geloof dat de staat afhankelijk is van de markt. Deze mythe is wijdverspreid onder beleidsmakers, economen en journalisten. "We hebben geen andere keuze", zegt men dan.

En de euro dan?

De situatie voor landen die de euro gebruiken is wat complexer. Een euroland dat een begrotingstekort heeft moet het ontbrekende geld namelijk wel lenen op de kapitaalmarkt. Dat de financiële markten daardoor grote invloed hebben bleek tijdens de schuldencrisis in 2010 tot 2012 [4]. Landen waar financiers geen vertrouwen in hadden werden gestraft met een extreem hoge rente. Eurolanden doen er dan ook alles aan om hun financiers ter wille te zijn: uitgaven worden gesnoeid, uitkeringen verlaagd en de arbeidsmarkt wordt geflexibiliseerd.

Ook nu is Nederland weer het braafste jongetje van de klas (op Duitsland na) en mag daarom voor haar leningen een zeer lage rente betalen: ‘Nederland [wordt] gezien als een van de meest kredietwaardige landen in Europa’ stelt Niek Nahuis, directeur van het Agentschap van de Generale Thesaurie. Tegenwoordig is de rente zelfs negatief en we kunnen er geld aan verdienen.

Dat deskundigen, hoge functionarissen van de schatkist, politici en economen dit soort uitspraken kunnen doen zonder te hoeven vrezen voor hun baan, is veelzeggend. Wie weet dat een land dat zijn eigen munt uitgeeft, niet afhankelijk is van inkomsten uit rente, beseft hoe vreemd dit is. De enige reden dat wij afhankelijk zijn van leningen is omdat wij daar voor gekozen hebben. Om lid te worden van de eurozone moet een land een verdrag ondertekenen waarin het afstand doet van het recht om zelf haar eigen geld uit te geven. De enige instanties die geld maken zijn de centrale bank (de ECB) en alle commerciële banken die daar een licentie voor hebben en onder toezicht staan van de ECB. Het gevolg is dat een land hierdoor zichzelf afhankelijk maakt van de kapitaalmarkten: banken, en investeerders die obligaties kopen. Deze kunnen nu regeringen dwingen om te bezuinigen en voor henzelf gunstige en voor de burger ongunstige hervormingen uit te voeren

De grote vraag die Vogl, en ieder ander die een eind wil maken aan de macht van het kapitaal moet beantwoorden is: waarom doen landen dit? Waarom staat een land haar soevereine macht af aan anonieme, op geld beluste bankiers en investeerders? De meest gunstige verklaring die ik kan bedenken is dat de politiek nog in monetaristische termen denkt. Domheid dus. Wie wel weet waar het over gaat en er baat bij heeft houdt wijselijk zijn mond.

Conclusie

Wie wil strijden tegen onderdrukking moet goed begrijpen hoe de macht van de onderdrukker werkt. Uit wat ik gelezen heb van Vogl blijkt echter dat hij dat niet goed begrijpt. Een moderne staat is niet afhankelijk van financiële markten, tenzij zij daar zelf voor kiest. Ook is het Vogl ontgaan dat er wel degelijk een tijd is geweest dat de financiële markten door strenge regelgeving geen macht over de staat hadden en dat Colin Crouch terecht de term postdemocratie gebruikt om onze tijd te beschrijven.

De vraag die ik liever beantwoord zou willen zien, is waarom landen vanaf de jaren tachtig de financiële markten stelselmatig hebben gedereguleerd en waarom zij het recht om geld uit te geven, uit handen hebben gegeven en doen alsof de goudstandaard nog van kracht is. Het lijkt er eerder op dat ook Vogl zelf betoverd is door de neoliberale mythe over geld en de macht van het kapitaal, net als onze politieke en journalistieke elites die eveneens nalaten dit uit te leggen. In zekere zin draagt hij daarom bij aan die macht.

Noten

1 Het interview is afgenomen ter gelegenheid van het uitkomen van een boek van Vogl over dit onderwerp Het financiële regime. (Boom, 2016)
Voor alle duidelijkheid: dit artikel is een reactie op het interview, het is geen recensie van het boek want ik heb zijn boek (nog) niet gelezen. Ik baseer mij op het interview en op interviews en besprekingen in Duitse bladen.
Alle citaten komen uit het interview van Koen Haegens. Ik heb wat uitgebreider geciteerd omdat het artikel achter een betaalmuur staat. Schroom echter niet om een bezoek te brengen aan de bibliotheek, deze zijn nog niet wegbezuinigd onder druk van de financiële marken – maar wacht niet te lang, want ze hebben wel degelijk macht!
2 In het interview wordt de term niet gebruikt. Ik gebruik de term hier in de een losse betekenis. Kapitaal is voor economen meer dan vermogen. Het is bezit dat inkomsten produceert: fabrieken, merknamen, patenten, enz. Vaak wordt de term echter in de veel beperktere betekenis van ‘vermogen’ gebruikt, zoals ik hier doe. Varoufakis bekritiseert Piketty daarom. Zie onder punt 2 (pdf): Conflating wealth with capital.
3 Op de voorbeelden die Vogl noemt van landen die door financiële markten op de knieën worden gedwongen valt nog wel wat te zeggen.
Griekenland: dat land geeft niet haar eigen geld uit en moet de facto in buitenlands geld lenen. Zie mijn uitleg over de euro. Pas als je begrijpt hoe fiatgeld werkt is duidelijk hoe zinloos het leed van de Grieken is en hoe dom de Europese beleidsmakers bezig zijn.
Argentinië: Argentinië had haar munt gekoppeld aan de dollar, daarmee verloor zij de soevereiniteit over de munt. De situatie is dus vergelijkbaar met de Euro. Voor een goede uitleg
Brazilië: wat er in Brazilië is gebeurd heeft ook niets te maken met financiering van begrotingstekorten. Maar het is zondermeer wel juist financiële en andere (bedrijfs-) economische belangen prevaleren boven de democratie. Voor een goed uitleg zie dit artikel van Andreas Nölke.
4 De ECB heeft hier uiteindelijk een eind aan gemaakt toen zij begon met het opkopen van staatsschulden. Niet direct van de landen want dat is per verdrag verboden, maar via de markt, dat mag wel. Waar het om gaat is dat de ECB iets is gaan doen wat centrale banken normaal altijd doen voor hun landen: voorkomen dat de staat bankroet gaat. Dat kan omdat de euro, voor alle landen gezamelijk immers ook fiatgeld is. De rente is nu in de hele eurozone weer extreem laag en de macht van de financiële markten is gebroken, althans voor wat betreft dit mechanisme. Alleen voor Griekenland wordt een uitzondering gemaakt, waarmee zij laat zien wie in de eurozone de staat werkelijk controleert.

Afbeelding: Daniel Lobo: Lucha contra el capital, Flickr (CC)

Read more...

Het grootste stuk van de koek

>> Thursday, May 29, 2014

Beste bespreking van Piketty's boek Capital in the 21st Century die ik tot nog tot heb gelezen is die van Robert Skidelsky. Ik heb het boek pas net ontvangen en moet er nog in beginnen, dus ik kan niet zeggen hoe goed zijn weergave van het boek is. Maar hij lijkt een goede samenvatting te geven.

Vooral deze zin trof me:
"[The] distribution [van inkomen] is increasingly fixed by power, not by the market".
Skidelsky heeft het over de absurd hoge salarissen van de CEO's en andere supermanagers. Het is een droge constatering die natuurlijk heel erg voor de hand ligt - macht bepaalt hoe groot het stuk van de koek is dat je krijgt, hoe machtiger, hoe groter het stuk dat je voor zelf kan bemachtigen.

Maar dit is natuurlijk de politiek van een bananenrepubliek, niet van een democratie. En dat is de richting waarin onze maatschappij in het Westen zich steeds meer ontwikkeld.

Read more...

Waarom democratie in Europa wordt gewantrouwd

>> Saturday, October 12, 2013

Wolfgang Streeck, directeur van het Max Planck Instituut voor Maatschappijonderzoek, vraagt zich af hoe het mogelijk is dat in Europa veel beslissingen niet meer door democratisch gekozen politici worden genomen, maar door benoemde functionarissen die geen verantwoording hoeven af te leggen. ‘Cruciale economische beslissingen worden immuun gemaakt voor democratische druk’, stelt Streeck in het Interview dat hij gaf aan de Groene Amsterdammer. In Duitsland wordt dit als een onvermijdelijke ontwikkeling geaccepteerd en de verkiezingen van 22 september zullen dat niet veranderen.

Hoe is het mogelijk dat democratie wordt uitgeschakeld en waarom hebben de Duitsers daar geen problemen mee? Het is tegenwoordig erg populair om hiervoor het neoliberalisme de schuld te geven. Dit is natuurlijk kretologie die niets verklaart, maar er zit meer waarheid in deze beschuldiging dan veel mensen denken. Het zijn namelijk wel degelijk neoliberale principes waarmee we de Europese Unie en haar economische instituties hebben ingericht. Om dit te begrijpen moeten we terug in de tijd, naar de jaren dertig om precies te zijn en naar de gebeurtenissen die een einde maakten aan de Weimarrepubliek.

Neoliberalisme

Nee, we gaan niet terug naar de Weimarrepubliek omdat toen het nationaalsocialisme aan de macht kwam. Hitler en het fascisme hebben er niets mee te maken; wel de economie, namelijk de beurskrach van 1929. De financiële crisis en de Grote Recessie die daarvan het gevolg was, maakte duidelijk dat een volgens de principes van het klassieke laissez faire liberalisme ingerichte economie onstabiel was.

De jaren dertig waren daarom moeilijke tijden voor liberalen. Veel mensen namen afstand van het liberalisme en Roosevelt liet met zijn New Deal overtuigend zien dat een interventionistische staat die zich actief bemoeit met de economie, economisch succes kan hebben en niet per se tot communisme hoeft te leiden. Maar liberalen als Friedrich Hayek wilden dat niet accepteren. Zij trokken een andere les uit de gebeurtenissen, en namen geen afstand van het liberalisme maar herdefinieerden het. Een kleine groep liberale denkers in Europa en de VS is in die jaren gaan nadenken over de tekortkomingen van het klassieke liberalisme om een ‘nieuw liberalisme’ te formuleren. Tijdens een conferentie in Parijs in 1938, het ‘Walter Lippmann Colloquium’, werd voorgesteld om de term ‘neoliberalisme’ voor dit vernieuwde liberalisme te gebruiken.

Ordoliberalisme

Duitse liberalen hadden nog een ander probleem. De ondergang van de Weimarrepubliek had hen geleerd dat parlementaire democratie door economische belangengroepen voor eigen doeleinden gekaapt kan worden. Machtige ondernemers in de kolen- en staalindustrie en de arbeidersbeweging waren in staat gebleken om het systeem naar hun hand zetten. Zij constateerden dat niet alleen machtsconcentratie in de staat gevaarlijk was, maar ook machtsconcentratie in de markt en maatschappij, zoals de arbeidersbeweging en groot-industriëlen.

Hun antwoord daarop was een specifiek Duitse vorm van het neoliberalisme, het ordoliberalisme. De ordoliberalen gaan – net als alle andere liberalen - uit van een centrale positie van de markt. De staat mag niet direct ingrijpen door bijvoorbeeld prijzen en lonen vast stellen. Maar de staat speelt anders dan in het klassieke liberalisme een belangrijke rol. Het is de taak van de staat om optimale condities scheppen voor marktwerking door middel van Ordnungspolitik. Zij doet dit door het vaststellen van eigendomsrecht, het bestrijden van kartels, het bevorderen van concurrentie in de markt en het bewaken van prijsstabiliteit.

Een belangrijke les die zij trokken uit de ondergang van Weimar was dat de instituten die deze Ordnungspolitik moeten uitvoeren zo ver mogelijk van de politiek geplaatst moeten worden. De staat, en vooral de democratische staat, wordt gewantrouwd. Democratie moet op afstand gehouden worden. Economisch beleid moet onderworpen worden aan regels die in de grondwet zijn vastgelegd.

Anders dan andere neoliberalen zijn de ordoliberalen zich er altijd wel van bewust geweest dat sociale stabiliteit alleen gegarandeerd kan worden als de arbeidersklasse bestaanszekerheid heeft. Door ordoliberalen is daarom ook altijd nagedacht over sociale wetgeving en zij zijn niet afkerig van invloed van vakbonden.

Ordoliberalisme en fascisme

Een groot deel van het ordoliberale gedachtengoed werd tijdens de Naziheerschappij geformuleerd en dit werpt natuurlijk de vraag op: hoe verhield het ordoliberalisme zich tot het fascisme? Volgens Ralf Ptak waren de ordoliberale economen geen groep van heldhaftige verzetsstrijders maar het waren (grotendeels) ook geen overtuigde fascisten. Veel ordoliberale economen bleven gewoon op hun post tijdens de Nazitijd en boden hun diensten als econoom aan. Slechts enkelen (Wilhelm Röpke en Alexander Rüstow) waren naar het buitenland uitgeweken om te ontsnappen aan het fascisme.

Belangrijk is in dit verband wel dat zij juist door deze onheldhaftige houding na afloop van de oorlog op hun post waren toen het land weer opgebouwd moest worden. Hierdoor hadden zij een grote invloed op de naoorlogse ontwikkeling van de Duitse economie, veel meer dan hun sociaal democratische collega’s die of gevlucht waren of door nazi’s waren vermoord.

Wirtschaftswunder

Na de Tweede Wereldoorlog keerde het tij voor de neoliberalen in Duitsland. Anders dan hun neoliberale collega’s in Europa hadden zij wel invloed bij de opbouw van hun land. Met Ludwig Erhard, die duidelijk ordoliberale sympathieën had en van 1949 tot 1963 minister van economie was en van 1963 tot 1966 zelfs bondskanselier, kregen zijn tot op het hoogste niveau toegang tot de politiek. Om de sociaaldemocraten buiten de politiek te houden stemde men in met sociale voorzieningen.

Door Alfred Müller-Armack werd in die tijd de geniale term Sociale Marktwirtschaft voor deze op ordoliberale principes gebaseerde economie bedacht. De naam is slim gekozen omdat het de neoliberale herkomst verhult en een derde weg suggereert. Onder deze vlag werd economische politiek gevoerd die helemaal was ingesteld op export. Met hulp van de Amerikanen (Marshallplan) werd dit een groot succes en wonnen de christendemocraten tot 1966 elke verkiezing en is het begrip Sociale Marktwirschaft deel geworden van de Duitse identiteit. Tot op heden wordt de Sociale Markwissenschaft geprezen, ook door iemand als Sahra Wagenknecht, Bondsdagafgevaardigde voor de meest linkse partij Die Linke. In Nederland wordt deze vorm van kapitalisme geprezen als het Rijnlandse model.

Democratie gewantrouwd

Door de grotendeels op export georiënteerde economie is het in Duitsland ondenkbaar dat de economie gestimuleerd wordt door de overheid. Keynesiaanse economie heeft weinig invloed gehad in Duitsland. Ordoliberale economie is gebaseerd op klassiek liberaal economisch denken waarin sparen goed en schuld maken slecht is.

Maar vooral interessant is de typisch ordoliberale manier waarop de politiek heeft bedacht dat dit moet worden afgedwongen. De Duitsers hebben dit namelijk in de grondwet vastgelegd. Deze zogenaamde Schuldenbremze illustreert goed het ordoliberale wantrouwen van de democratie. De politiek is grondwettelijk aan banden gelegd om te voorkomen dat men in de verleiding komt de economie te stimuleren door het begrotingstekort op te laten lopen. Het maken van schulden is alleen onder bijzondere omstandigheden, zoals een recessie, toegestaan. Het gevolg is dat in Duitsland de rechter bepaalt of het laten oplopen van het begrotingstekort, macro-economisch verantwoord is. De democratie is uitgeschakeld. Dit alles is bedoeld om te voorkomen dat politici economisch (fiscaal) beleid misbruiken voor electorale doelen door de burger te verleiden om te stemmen voor Bier und Bratwurst.

Ordoliberale EU en Euro

Door het economisch succes van Duitsland zijn bij het ontwerp van de Europese instellingen veel van de ordoliberale principes in Europese instituties en verdragen terecht gekomen. Het beste voorbeeld hiervan is de wijze waarop de euro is opgezet en hoe de ECB daarin functioneert. De ECB is geheel conform het ordoliberale ideaal onafhankelijk gemaakt van de politiek. In verdragen is vastgelegd dat de ECB zich alleen mag bezighouden met prijsstabiliteit (inflatie). Stimulering van de economie, of het helpen van landen die in de problemen zijn gekomen, is niet toegestaan. En ook hier wordt de democratie op afstand gehouden: de President van de Centrale Bank hoeft voor zijn beleid geen verantwoording af te leggen, althans niet aan een democratisch gekozen orgaan.

Ook de euro zelf is een ordoliberaal idee en een uiting van wantrouwen van democratie. Voordat de euro er was, is geprobeerd de Europese munten te koppelen. Na meerdere mislukkingen die veroorzaakt werden doordat de economische politiek van de deelnemende landen niet op elkaar aansloot, is besloten de politiek geheel buiten spel te zetten door de munten geheel op te heffen en te vervangen door één munt, de euro dus. Politici hebben nu geen andere keuze meer dan afstemming van economisch beleid, want devaluatie van de munt is niet meer mogelijk, domweg omdat de munten zijn opgeheven. De democratie staat buiten spel. Geen politicus kan dit nog veranderen, hoe graag de bevolking het ook wil. De euro is een uiting van op hol geslagen ordoliberalisme.

Ordoliberaal denken

In Nederland is het ordoliberalisme misschien nog wel populairder dan in Duitsland. Zo is Mark Rutte fel tegen het gezamenlijk maken van schuld door middel van eurobonds. Hij verdedigt dat met de stelling dat ‘landen [dan] worden beloond voor hun slechte begrotingsdiscipline met een lage rente’. Ook hier weer: democratisch gekozen regeringen kunnen niet vertrouwd worden en moeten gedwongen worden om het begrotingstekort terug te brengen. Het is de Europese versie van de Schuldenbremze.

Vanuit ordoliberaal perspectief is het ondenkbaar dat landen geholpen worden. ‘Makkelijk geld’ om economische groei op te wekken is verkeerd. Alleen zuinigheid, vergroting van de competitiviteit en afstemming van economische politiek – desnoods afgedwongen met sancties – is het juiste antwoord op de eurocrisis. Al het andere is een ‘lapmiddel’ dat slechts tot bubbels leidt.

En zo denkt zelfs Wolfgang Streeck er over. Zijn verzuchting dat democratie geen rol meer lijkt te spelen in het economisch beleid is terecht en ik hoop dat nu ook duidelijk is waar dat vandaan komt: het is de ordoliberale Ordnungspolitik die democratie verdacht maakt. Maar Streeck zegt in het interview in De Groene Amsterdammer ook bevreesd te zijn dat Centrale Banken ‘financiële doping’ gebruiken om ‘tijd te kopen’ terwijl ze ‘weten dat stimulerende middelen op termijn dodelijk kunnen zijn.’ Ook hij kijkt dus nog naar de economie vanuit een ordoliberaal perspectief en gaat er ten onrechte vanuit dat Keynesianisme ‘financiële doping’ bepleit. Dat is jammer, want ik ben het verder met zijn analyse wel eens. Maar het gaat mij er ook niet om Streeck te bekritiseren, wat ik wil laten zien is hoe diep in ons denken over economie het ordoliberalisme – of neoliberalisme als u wilt – is doorgedrongen.

Het werkelijke probleem in Europa is dat de politiek de oplossing zoekt in de Duitse Markt Wisrtschaft, Duitse en Nederlandse politici voorop. Dit resulteert in ondemocratisch genomen beslissingen. Bezuinigingen en hervormingen die de burger moet slikken als bitter medicijn om beter te worden, toegediend door politici die volledig overtuigd zijn van hun gelijk, terwijl de patiënt (Europa) op sterven na dood is. Maar het is medicijn dat uit de zelfde ordoliberale apotheek komt als de euro met bijwerkingen die erger zijn dan de kwaal die zij zou moeten genezen.

Meer lezen over dit onderwerp:
Eerder gepubliceerd op 21 september 2013 op Sargasso

Read more...

Basisinkomen is niet zo'n goed idee

>> Saturday, August 3, 2013



Dit is mijn tweed stuk over het basisinkomen dat op Sargasso heeft gestaan. Het is volgens mij niet zo'n goed idee. Het is te duur, leidt tot instabiliteit en er zijn veel betere manieren om de zelfde doelen te bereiken. Op Sargasso is een levendige discussie over dit onderwerp, dus ik adviseer u het daar het commentaar te lezen.

Het idee van het onvoorwaardelijk basisinkomen (*) combineert populaire anti-staat sentimenten en teleurstelling over het steeds groter worden van de ongelijkheid in de maatschappij. Door het loskoppelen van bestaanszekerheid en arbeid hopen voorstanders een oplossing te vinden voor de huidige crisis van het kapitalisme.

Progressieven hopen dat het leidt tot een minder materialistische maatschappij waarin de mens zich beter kan ontplooien en libertariers zien er een mogelijkheid in om de staat kleiner te maken. Het is dus een merkwaardige coalitie van links en rechts die zich aangetrokken voelt tot het idee dat de verzorgingsstaat moet worden vervangen door het basisinkomen. Maar wat zullen de gevolgen zijn voor de economie en welk probleem wordt hiermee opgelost? Is er geen beter alternatief?

Nog duurder dan ik dacht

Als het basisinkomen echt de verzorgingsstaat moet gaan vervangen dan is het veel duurder dan voorstanders denken. In mijn vorige stuk in deze serie kwam ik tot de conclusie dat een basisinkomen net iets onder AOW-niveau, betaalbaar is. Maar ik had daarbij aangenomen dat het totale bedrag voor sociale uitgaven (nu 169 miljard euro) wordt ingewisseld voor het basisinkomen. In deze 169 miljard euro zitten ook de kosten voor gezondheidszorg en die had ik nooit mee mogen rekenen. In commentaar bij het artikel werd daar terecht op gewezen. Slechts 73 miljard wordt volgens Harro Labrujere besteed aan sociale verzekeringen.

Bron: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/overheid-politiek/publicaties/artikelen/archief/2010/2010-3175-wm.htm

Daarom nu een correctie: het basisinkomen is nog veel duurder dan ik dacht. Mijn conclusie dat het basisinkomen op AOW-niveau net betaalbaar zou zijn was dus onjuist. Harro Labrujere stelt daarom een ‘herschikking van inkomen’ voor om het dit gat te dichten. Herschikking van inkomen klinkt wel onschuldig maar het gaat wel om 100 miljard euro per jaar. Mij kan hij daarom niet overtuigen met zijn plan want dat geld moet ergens vandaan komen. En dat kan alleen maar uit belastinggeld zijn. De juiste conclusie die ik had moeten trekken is dus: het basisinkomen is onbetaalbaar, tenzij de belastingdruk drastisch wordt verhoogd.

Vicieuze cirkel

En dan is er nog de vraag wat het effect op de economie zal zijn. Het rekenwerk in mijn vorige artikel gaat uit van de vooronderstelling dat er geen effect is op de economie. Het is echter zeker dat een herschikking van inkomen met een omvang van 100 miljard euro per jaar, niet zonder gevolgen kan blijven. Bij elke berekening die ik tot nog toe heb gezien, wordt er desondanks van uit gegaan dat er geen effect is. ‘Schuiven met miljoenen nota’s’, zoals Paul Teule het uitdrukt, zegt dus niet veel over de haalbaarheid van deze plannen.

Volgens de Duitse econome Frederike Spiecker zal invoering van het basisinkomen leiden tot een instabiele economie. Door de hoge kosten van het systeem gaat de belastingdruk omhoog. Een andere consequentie van het basisinkomen is dat het inkomen waarop het geheven kan worden kleiner is. Het totaal van het belastbaar loon dat wordt verdiend door marktactiviteiten zal namelijk afnemen omdat mensen dankzij het gegarandeerde inkomen minder gaan werken. Veel mensen hebben nu immers een extra inkomen in de vorm van het basisinkomen, zoals Noortje hier bijvoorbeeld illustreert.

Het extra werk dat iedereen doet voor de markt resulteert dus in een relatief kleiner netto loon. Terwijl aan de ene kant de kosten voor het systeem groter worden, wordt aan de andere kant steeds minder verdiend om belasting over te heffen. Hoe hoger het basisinkomen, hoe duurder het systeem, hoe groter dit effect zal zijn. Dit is een vicieuze cirkel: minder inkomsten doordat minder mensen werken, zorgt voor hogere belastingdruk op het resterende belastbaar inkomen waardoor nog minder mensen gaan werken. Dit systeem is daarom instabiel.

De gouden loonregel

Paul Teule legt in zijn bijdrage voor deze serie uit dat door het basisinkomen het wederkerigheidsprincipe niet meer wordt voldaan omdat in het basisinkomen de beloning is losgekoppeld van arbeid. Volgens Dick Pels en Femke Roosma kan een sociaal systeem dat niet is gebaseerd op het principe van de wederkerigheid, niet goed functioneren. Als een grote groep mensen meer ontvangt dan waar zij recht op hebben veroorzaakt dit spanning in de maatschappij.

Het wederkerigheidsprincipe kan ook in economische termen geformuleerd worden: alles wat de samenleving produceert moet eerlijk verdeeld worden waarbij wordt gekeken naar inzet en vermogen. Dit betekent dat stijging van productiviteit moet resulteren in een evenredige stijging van de lonen. Het extra geld dat wordt verdiend doordat door technische voorruitgang efficiënter geproduceerd wordt resulteert in een evenredig hoger loon. Dit is de gouden loonregel en afwijking hiervan destabiliseert het systeem. Als arbeid meer beloond wordt dan gerechtvaardigd kan worden door productiegroei (dus de lonen groeien te hard) heeft dit inflatie tot gevolg. En omgekeerd, als de lonen niet mee stijgen met de productiviteit resulteert dit in hogere werkloosheid. De winst van de productiviteitsgroei gaat dan naar het kapitaal – de investeerders. De gouden loonregel is de macro-economische invulling van het wederkerigheidsprincipe.

Het wederkerigheidsprincipe wordt niet alleen losgelaten in het basisinkomen maar het is de afgelopen decennia ook losgelaten in de reële economie. In de VS is deze trend het sterkst te zien:

Bron: http://www.epi.org/publication/ib330-productivity-vs-compensation/

Ook in Nederland is dit gebeurd, maar het is later begonnen en minder uitgesproken dan in de VS. Vorige week rapporteerde de Nederlandse Bank (DNB) dat de inkomensgroei niet gelijk opgaat met de groei van de economie.

Bron: http://www.dnb.nl/nieuws/nieuwsoverzicht-en-archief/dnbulletin-2013/dnb294300.jsp

Het is deze afwijking van de gouden loonregel die uiteindelijk heeft geleid tot de crisis van het kapitalisme. Al jaren lopen loon- en productiviteitsgroei niet meer gelijk op. Daarmee kwam een einde aan een de naoorlogse periode van stabiliteit. Vanaf de jaren tachtig worden we daardoor regelmatig verrast door grote financiële crises culminerend in wat nu de Grote Recessie wordt genoemd.

Een beter alternatief

Om te kijken naar wat wel werkt hoeven we niet ver te zoeken. Er is een systeem dat zich gedurende lange tijd heeft bewezen en dat grote welvaart bracht: de verzorgingsstaat. Zolang de lessen die tijdens de Grote Depressie zijn geleerd in acht worden genomen en de financiële wereld is onderworpen aan strenge regelgeving, functioneert de economie stabiel. Als lonen gelijk opgaan met de groei van de economie is de werkloosheid laag.

Volledige werkgelegenheid heeft een aantal gevolgen die gelijk zijn aan de vermeende voordelen van het basisinkomen: werknemers hebben een sterkere onderhandelingspositie ten opzichte van de werkgever en hebben daardoor meer mogelijkheden om werk te vinden dat bij hen past. Een bijkomend, maar niet onbelangrijk voordeel is dit systeem betaalbaar is.

Voorstanders van het basisinkomen willen de verzorgingsstaat afschaffen, terwijl het niet de verzorgingsstaat is die de problemen veroorzaakt maar het loslaten van de gouden loonregel. Voor mij is duidelijk dat het basisinkomen niet de niet beste oplossing is voor onze problemen. Het is te kostbaar en het voldoet niet aan het principe van de wederkerigheid. Niet alleen in de morele betekenis van dit principe maar ook in economische zin. Net als in de huidige economie, waarin het kapitaal onevenredig wordt beloond en lonen achterblijven, leidt dit tot een inherent instabiel systeem. We moeten stoppen met de afbraak van de verzorgingsstaat en zorgen dat lonen weer evenredig groeien met de economie. Alleen dat levert een stabiel economisch systeem op dat bovendien sociaal rechtvaardig is en waarin de mens zich vrij kan ontplooien.

(*) Om onleesbare woordenbrij te voorkomen schrijf ik hierna basisinkomen als onvoorwaardelijk basisinkomen wordt bedoeld.

Bron feature: Klokhuis/Sargasso

Read more...

Yanis Varoufakis: The Global Minotaur

>> Monday, July 23, 2012

Yanis Varoufakis laat in The Global Minotaur zien dat de financiële crisis het resultaat is van een proces dat al in de jaren zeventig is begonnen.

Er zijn veel theorieën over oorzaak van de crisis, maar ik vraag me af of ze de kern van de zaak raken. Ja, het is waar dat bankiers er een potje van maken. En ja, het is ook waar dat het marktdenken te ver door slaat: deregulatie en privatisering maken het systeem instabiel. Onder het motto greed is good laten we ons bestelen door de onzichtbare hand van de vrije markt terwijl zogenaamde toezichthouders passief toekijken. De rekening van dit feest wordt ons nu gepresenteerd. Maar is dit echt de verklaring van de grote crisis van nu? Hebzucht, domheid en bedrog zijn van alle tijden, zo bijzonder is onze tijd nou ook weer niet. Of wel?

Volgens Yanis Varoufakis, auteur van The Global Minotaur: America, the True Origins of the Financial Crisis and the Future of the World Economy, kun je de afgelopen zeventig jaar economisch in twee perioden indelen. In de eerste dertig jaar na de Tweede Wereldoorlog werd de wereldeconomie ingericht volgens een zorgvuldig ontworpen plan dat was opgesteld tijdens de Bretton Woods conferentie. Varoufakis noemt dit het Globale Plan. Deze jaren worden gekenmerkt door stabiliteit en welvaartsgroei die eerlijk wordt verdeeld. Er zijn geen grote crises en er is weinig inkomensongelijkheid. De tweede periode, de tijd van de Globale Minotaurus, begint in de jaren zeventig en wordt gekenmerkt door lagere economische groei, grote ongelijkheid en instabiliteit. De economie wordt overheerst door de Global Minotaurus: het financieel systeem met Wall Street als episch centrum. Gedurende deze periode treden steeds grotere economische crises op, waarvan die van 2008 de heftigste is.

Minotaurus

Varoufakis gebruikt als beeld voor de economie de mythe van de Minotaurus. De Minotaurus is een wezen dat half mens en half stier is. Hij leeft in het Labyrint van Koning Minos van Kreta en zoals het mythische monsters betaamt eet hij geen bruine bonen maar mensen. De koning gebruikt het wezen om zijn zoon wreken, die is vermoord door koning Aegeus van Athene. Hij laat het onderworpen Athene elk jaar zeven jongens en zeven meisjes - maagd uiteraard - sturen als offer voor de Minotaurus. Hieraan komt pas een eind als koning Aegeus zijn eigen zoon Theseus stuurt die het monster weet te verslaan.



De mythe van de Minotaurus is het verhaal van een grootmacht (Kreta) dat offers vraag van de landen die het heeft onderworpen (Athene). Zolang het dier zijn offer krijgt is de vrede weer voor een jaar verzekerd.

Wall Street is de Minotaurus van onze tijd. Het offer dat wij dagelijks aan het dier brengen is de immense kapitaalstroom die elke dag naar Amerika vloeit: in de hoogtij dagen wel 3 tot 5 miljard dollar per werkdag. De Minotaurus ligt nu op sterven: door de kredietcrisis van 2008 raakt de Minotaurus dodelijk verwond. Om te begrijpen hoe de Minotaurus – Wall Street – zo machtig is geworden, en hoe het zo diep kon vallen, moeten we eerst in de geschiedenis duiken.

Bretton Woods

De heerschappij van de Globale Minotaurus begint pas na de ondergang van zijn voorganger: het Globale Plan voor de wereldeconomie dat na afloop van WO II is ingevoerd. Terwijl de oorlog nog woedt, wordt in Bretton Woods door New Deal economen het plan voor de inrichting van de wereldeconomie ontworpen. De bekendste architect van het plan was John Maynard Keynes. Het belangrijkste doel was een herhaling te voorkomen van financiële crises zoals die van 1929.



De VS zijn als enige supermacht onbeschadigd uit de oorlog gekomen. De Amerikaanse industrie is de grootste en sterkste ter wereld, terwijl Europa en Azië in puin liggen. De Amerikaanse economie is nu zo dominant dat voor het eerst in de wereldgeschiedenis één munt de basis is voor de wereldhandel: de dollar.

Dit is een unieke kans voor de VS om de Wereld economie anders - en beter – in te richten terwijl zij tegelijkertijd haar dominante positie voor eeuwig kan vastleggen. Om de wereldhandel weer op gang te brengen heeft zij afzetmarkten nodig voor haar industriële producten. Een aantal nog steeds bestaande instituten zijn toen opgericht: het IMF en de Wereld Bank, maar één resultaat van de conferentie bestaat niet meer: het systeem van vaste wisselkoersen.

Het valuta systeem

Alle munten worden gekoppeld aan de dollar: elke munt moet binnen een marge van 1% blijven ten opzicht van de dollar. De dollar zelf wordt gekoppeld aan goud: $35 per troy ounce. In Fort Knox wordt de belangrijkste goudvoorraad ter wereld bewaard.

Om een dergelijk wisselkoerssysteem te stabiliseren moet een manier gevonden worden om het geld van landen die lange tijd een overschot hebben terug te leiden naar landen met een negatieve betalingsbalans: op dat moment Europa, China en Japan. Later valt China af door de overwinning van Mao.

Er lag ook een voorstel van Keynes. Hij stelde voor International Currency Union (ICU , ook wel International Clearing Union) op te richten en als rekeneenheid niet de dollar maar de bancor te gebruiken. Elk land moest tot 50% van haar BBP kunnen lenen voor 0%. Alleen als meer wordt geleend moet daarover rente betaald worden. Landen die een overschot op de betalingsbalans hebben dragen geld af aan het ICU. Dit voorstel haalde het niet: de VS wil controle houden over de besteding van haar geld.



Het voorstel dat uiteindelijk wordt aangenomen is minder revolutionair maar het heeft de eerste decennia na de oorlog stabiliteit en voorspoed gebracht. De meest concrete maatregel waar wij voordeel van hebben is natuurlijk het Marshall Plan. De Amerikanen helpen de voormalige vijanden (en hun slachtoffers) met de opbouw van hun economie. Dit is geen liefdadigheid maar noodzaak: zij creëren zo een afzetmarkt voor hun eigen industrie. Het is ook een stabiel systeem. De vaste wisselkoersen en monetaire controlemechanismen zorgen er voor dat tot de jaren zeventig geen grote crises optreden.

Overschotrecycling

Op dit punt aangekomen wil ik even stilstaan bij deze constatering: na de Tweede Wereldoorlog is er enige tientallen jaren een goed functionerende muntunie geweest. Alle belangrijke munten waren aan elkaar gekoppeld. De wisselkoersen variëren niet meer dan 1% van elkaar. Dat dit zo lang goed ging, kwam omdat er een mechanisme was dat spanningen, die in een dergelijk systeem onvermijdelijk ontstaan, afbouwde. Er werd voor gezorgd dat er een overschot recycle mechanisme aanwezig was. Het permanente overschot van Amerika werd geïnvesteerd, in eerste instantie in de ontwikkeling van de verslagen voormalige vijanden. Later helaas in de wapenwedloop met de Sovjetunie en in de Korea- Vietnamoorlog. Ook de huidige problemen in de eurozone hebben te maken met het ontbreken van een dergelijk overschot-recyclemechanisme. Het zal blijken dat ook onder de Globale Minotaurus er een overschot-recyclemechanisme is, alleen gaat het geld dan de andere kant op stromen.

Het einde van het Globale Plan

Als de VS eind jaren zestig geen overschotten maar tekorten krijgen hapert het systeem. Door Johnsons Great Society en door de Vietnamoorlog raakten de Amerikaanse reserves uitgeput en ontstonden onhoudbare tekorten. Van de afgesproken dekking van de dollar met goud was geen sprake meer: tegenover een schuld van 70 miljard dollar staat slechts een goudvoorraad ter waarde van 12 miljard dollar. Omdat alle munten gekoppeld zijn aan de dollar beginnen veel landen zich zorgen te maken. Ook de olieproducenten die in dollars werden betaald.

De Franse president Pompidou maakt er zelfs een heel theater van: hij stuurt een oorlogsschip naar New Jersey om het Franse goud, dat ligt opgeslagen in Fort Knox, op te eisen. Op 15 aug 1971 is het gedaan met het Globale Plan als President Nixon besluit de koppeling van de dollar aan de goudprijs te beëindigen. De periode van stabiliteit is voorbij. Valuta kunnen vrij ten opzichte van elkaar variëren.

Stagflatie

De jaren zeventig hebben me altijd gefascineerd. In dat decennium kwam een eind aan de voorspoed van de jaren zestig en kregen we te maken met de beruchte stagflatie. Varoufakis gaat uitgebreid in op de oorzaken hiervan. Door het loskoppelen van dollar en goud devalueert de dollar. De goudprijs stijgt van $35 in 1971 naar $455 eind jaren zeventig. Een andere schok voor de economie is de vertienvoudiging van de olieprijs. In 1971 kost een vat olie nog $3, maar vanaf de jaren tachtig schommelt zij rond de $30.



Volgens Varoufakis is dit door de Amerikanen ingecalculeerd. Amerika heeft een relatief voordeel bij een hoge olieprijs. De VS importeren op dat moment 32% van hun oliebehoefte, terwijl Europeanen en Japanners bijna geheel van import afhankelijk zijn. Een ander belangrijk voordeel voor de Amerikanen is dat de olie in dollars wordt betaald. Het geld dat wordt verdiend met olie komt daarom vanzelf weer terug naar Wall Street.

Deze schokken destabiliseren de wereldeconomie en hebben een crisis tot gevolg die zich kenmerkt door hoge werkloosheid én hoge inflatie. Het gelijktijdig optreden van hoge inflatie en haperen van de economie (stagnatie) heet stagflatie.

De Minotaurus

Het uiteenvallen van het Globale Plan en de destabilisering zijn volgens Varoufakis bewust nagestreefd door de Amerikanen. Door de wereldeconomie te destabiliseren kan de VS gebruik maken van haar bijzondere positie als economische wereldmacht. Varoufakis citeert Paul Volcker (dezelfde die nu Obama adviseert) die in een speech in 1978 hierover het volgende zegt:

It is tempting to look at the market as an impartial arbiter … But balancing the requirements of a stable international system against the desirability of retaining freedom of action for national policy, a number of countries, including the US, opted for the latter …

In zijn functie als voorzitter van de FED, de Amerikaanse Centrale Bank, verhoogt Volcker de rente tot 21.5% waardoor de wereldeconomie in een diepe recessie duikt. Het maakt wel een einde aan de hoge inflatie maar het belangrijkste effect voor de Amerikanen is dat hierdoor de geldstroom die de Minotaurus moet voeden op gang komt.

Het geld dat wordt verdiend in Duitsland en Japan en later ook in China stroomt naar Wall Street. In de hoogtij dagen komt per werkdag $3 tot $5 miljard binnen. De Minotaurus is een onverzadigbaar monster.

Het permanente dubbele Amerikaanse tekort (betalingsbalans en begrotingstekort) is een geperverteerde vorm van het overschot-recyclesysteem – alleen is de richting nu omgekeerd: het stroomt nu naar Wall Street. Amerika kan dat doen omdat de dollar de munt is waarin de wereld handel drijft. Je staat er niet bij stil maar als iemand waar ook ter wereld benzine tankt, draagt hij of zij bij aan de vraag naar dollars. Geen enkel ander land kan zich daarom permitteren wat de Amerikanen doen.

Kapitalistisch paradijs

Tijdens de heerschappij van de Minotaurus ziet de wereld er heel anders uit dan tijdens het Globale Plan. Door Reagan en Thatcher wordt een fel anti-vakbond beleid gevoerd. Tijdens de jaren van het Grote Plan stijgen de lonen, maar tijdens de jaren van de Globale Minotaurus blijven de lonen gelijk terwijl de productiviteit wel stijgt. Hoewel de economie minder hard groeit is het een kapitalistisch paradijs: stijgende productiviteit en gelijkblijvende lonen zorgen er voor dat de bedrijfswinsten spectaculair stijgen.

Dit wordt geïllustreerd door het succes van Walmart. De belangrijkste vernieuwing van dit bedrijf bestaat uit het bedenken van methoden om arbeid en leveranciers zoveel mogelijk uit te persen. De werknemers worden zo slecht betaald dat ze in aanmerking komen voor bijstand (Supplemental Nutrition Assistance Program, ook wel bekend als foodstamps).



Ook in de politiek domineert de Minotaurus. Het idee dat je de armen kunt helpen door de rijken nog rijker te maken, is natuurlijk volstrekt belachelijk. Maar geef er een mooie naam aan - trickle down – en je kan er verkiezingen mee winnen. Ook de economische wetenschap doet mee: supply side economics is de academische variant van trickle down. Wetenschappelijk onderbouwd met mooie en complexe wiskunde uiteraard. Keynes is tijdens de Minotaurus jaren afwezig. Keynes wordt niet meer serieus genomen: zijn theorieën zijn niet meer van deze tijd - denkt men.

Een bijzondere tijd

Parallel met de economie verandert ook de maatschappij. Niet de Age of Aquarius maar de Age of the Minotaur breekt aan. In de jaren zeventig maken optimisme en altruïsme plaats voor pessimisme en individualisme. Conservatisme wordt de dominante stroming in de politiek. Rechtse politici komen aan de macht, zoals Margaret Thatcher en Ronald Reagan en in Nederland Hans Wiegel, Dries van Agt en Ruud Lubbers.

Nog een andere manier om er naar te kijken is te beseffen dat de jaren na de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog een unieke tijd waren. Het Globale Plan was geen perfect plan maar het zorgde wel voor stabiliteit en economische groei die iedereen ten goede kwam. Na vijfentwintig jaar was een nieuwe generatie aan de macht gekomen die niet meer onder de indruk was van oorlog en depressie. De politieke wil om het Globale Plan in stand te houden was verdwenen. Om Paul Volcker te parafraseren: In de afweging tussen stabiliteit en eigenbelang kiezen wij voor het laatste.

De vraag die ik aan het begin stelde - wat is er zo bijzonder aan onze tijd? – is dus de verkeerde vraag. Niet onze tijd is bijzonder, maar de kwart eeuw na de Tweede Wereldoorlog is bijzonder. In de jaren zeventig treedt een omslag op en keert de wereld weer terug naar haar default setting: een Hobbessiaans ieder-voor-zich. We noemen het vrije markt, supply side economics of het “Ik-tijdperk”. Na een lange periode van stabiliteit en welvaartsgroei voor iedereen is het oude systeem, dat in 1929 was ingestort, weer teruggekeerd. Niets bijzonders dus.

---
Ilustraties - Boekomslag van The global Minotaur, Zed Books
- Afbeelding van de Minotaurus: Wikipedia. Marie-Lan Nguyen
- Hotel Mount Washington, te Bretton Woods. Wikipedia, Mwanner
- Assistant Secretary, U.S. Treasury, Harry Dexter White (left) and John Maynard Keynes, honorary advisor to the U.K. Treasury at the inaugural meeting of the International Monetary Fund's Board of Governors in Savannah, Georgia, U.S., March 8, 1946. Wikipedia, IMF.
- Auto’s in de rij bij Amerikaans pompstation tijdens de 2e oliecrisis, 15 juni 1979. Wikipedia, Warren K. Leffler.
- Gevel van typische Walmart winkel, Laredo, Texas, genomen op22 February 2004. Wikipedia, Jared C. Benedict.

cross posted op Sargasso.nl

Read more...

De Predikers van de Laatste Dagen van het Kapitalisme

>> Wednesday, August 24, 2011

Ik weet niet waar ik moet beginnen, er staat zoveel onzin in dit verhaal van Marcel Bullinga in de Volkskrant: We zijn niet zielig, we zijn verwend. Het is overigens ook niet het eerste, ook in Die Zeit en de NRC heb ik artikelen van dit kaliber aangetroffen en besproken. Het zijn stukken waarin het einde van het kapitalisme wordt aangekondigd: nu komt de rekening voor de schulden die we gemaakt hebben en worden we gestraft voor onze zonden. We zijn verwend en gedoemd is het thema. Ik vermoed dat ik er veel gemist heb want het is een teken van deze tijd.

Dit is een begrijpelijke reactie: iedereen die een beetje het nieuws volgt weet dat het niet goed zit met de economie. Het ligt dan voor de hand – zeker in onze met calvinistisch cultuur – om te concluderen dat we ons door de duivel hebben laten verlaten verleiden de brede weg, niet de smalle weg, te volgen. Wij hebben ons rijk gevoeld, maar het was “makkelijk” of zelfs “gratis geld” dat we uitgaven. En dan zijn er de eenvoudige levenswijsheden als “leven op de pof is niet goed”. In de Volkskrant schrijft Bullinga dat een “geld rondstrooiende Europese Unie” het probleem is:

Welvaart zonder werk en zakendoen zonder moraliteit zullen ons op termijn vernietigen, zei Mahatma Gandhi. Nou, dat is precies wat er gebeurt. De hele wereld heeft zich er de afgelopen dertig jaar aan bezondigd, en nu betalen we de rekening. Vindt u het gek?
Je kan je afvragen waarom wij dat nu pas constateren. Die Euro is er nu toch al minsten 10 jaar, en waarom vinden we het nu pas gek? Omdat het nu mis gaat? En waarom hoor ik nu pas de klacht over zakendoen zonder moraliteit? Al sinds de jaren 80 wordt ons verteld dat dat juist goed is want dat is de onzichtbare hand van Adam Smith die zijn welvaart brengend werk doet. De bakker bakt geen brood voor U uit medelijden voor uw honger, maar omdat hij geld aan U kan verdienen. Dat is toch de moraal van Greed Is Good, of heb ik dat altijd verkeerd begrepen?



Die linkse betweters in de jaren 60, met hun idealen, die streefden naar een betere wereld hadden het bij het verkeerde eind. Nee, van moraliserende wereldverbeteraars hadden we genoeg, er moest brood op de plank komen, geen praatjes! Margaret Thatcher en Ronald Reagan lieten ons zien hoe het moest:
there is no such thing as society
en
government is not the solution to our problem; government is the problem


De amorele markt, waarin iedereen zijn eigen boontjes dopt was de oplossing. Alles komt vanzelf goed zolang de regering maar niet te veel regeltjes maakt en zich niet te veel bemoeit met de markt. Die moet “vrij” zijn om goed te functioneren.

Maar in 2008 kwam de hele zaak met donderend geraas naar beneden: al die vrijheid en greed hebben dat niet kunnen verhinderen. Nog steeds staan we in de stofwolken van de klap. Door de schok zijn barsten in de Euro zichtbaar geworden en geen politicus die ze lijmen kan. Nu komen de profeten ons vertellen dat het vroeger – voordat Thatcher en Reagan ons de blijde marktbootschap kwamen brengen – helemaal niet zo slecht was.  Nu moeten we weer terug naar vroeger, naar – het staat er echt - naar grootmoederstijd:
Het is de hoogste tijd om op onze schreden terug te keren. Einstein had gelijk: oplossingen moet je zoeken buiten het systeem dat de problemen heeft veroorzaakt. Dus niet nog meer schulden maken. Nee, terug naar de jaren vijftig!

We moeten weer echt geld gaan gebruiken, geld dat gebaseerd is op werk en niet op speculatie. Gebruik oude vormen van 'lokaal geld', zoals de Nederlandse gulden of de Engelse Totnes pound. Dat is een stimulans voor de lokale economie en bant speculatie.

Grootmoederstijd

Grootmoeder betaalde gewoon haar rekeningen en maakte het huishoudboekje kloppend. Zet de tering naar de nering. Geef niet meer uit dan je hebt, en leen met mate om te investeren. Terug naar grootmoeders tijd. Sparen! Een beproefd recept uit voorgaande eeuwen.
"Tering naar de nering" en kloppende huishoudboekjes zullen ons redden. Waar waren deze profeten toen de schulden gemaakt werden?

Ik heb in mijn vorige blog een aantal van deze “waarheden” geprobeerd te weerleggen. Heel kort: het is niet waar dat alle schulden het zelfde zijn, en dat schulden maken - “op de pof leven” - altijd slecht is. Huishoudboekjes zijn prima voor gezinnen, maar ook verstandige gezinnen maken schulden als ze bijvoorbeeld een huis kopen. Hoe goed ze ook hun best doen om af te betalen: als het huis "onder water komt te staan" verdrinken ze toch, hoe onschuldig ze ook zijn.

Ook wordt tegenwoordig wel erg makkelijk gedaan over de problemen van de Griekland, Portugal, Ierland en de Spanje, maar zijn we vergeten dat daar ook mensen wonen? Mensen zoals u en ik die ook niets aan die problemen kunnen doen? Waarom is niet eerder gewaarschuwd? Waardoor zijn die problemen eigenlijk ontstaan? Er zijn genoeg vragen maar daarop krijgen we geen antwoord, alleen maar volkswijsheden en moraliserend gepreek over de slechtheid “leven op de pof”? Het kost de Predikers van de Laatste Dagen van het Kapitalisme daarentegen niet veel moeite om (karakter) fouten aan te wijzen bij hele volken en culturen. Waar we vroeger niet mochten moraliseren wordt nu gemoraliseerd alsof het een lust is, zonder ook maar enige kennis van zaken, laat staan een echte oplossing. Ga zelf naar grootmoeder denk ik, als ik er weer een lees, zij is vast blij als U weer eens op bezoek komt en ze zal uw oplossingen prijzen.

Read more...

“Wereldwijd kapitaal stijgt naar record”

>> Sunday, July 31, 2011


Ik was vrijdagmiddag even in de openbare bibliotheek (die gelukkig nog geld heeft voor abonnementen op dagbladen) en sloeg het Financieel Dagblad open. Mij viel direct het volgende artikel op:
Wereldwijde omvang van kapitaal stijgt naar record
Oude record van 2007 gepasseerd

De wereldwijde hoeveelheid kapitaal, eigen en vreemd vermogen, is vorig jaar met 5% ($ 11.000 mrd) gestegen tot $ 212.000 mrd. Dat is $ 10.000 mrd meer dan het oude record van 2007, aldus een gisteren gepubliceerd rapport van de studiedienst van adviesbureau McKinsey.
De groei is voor het grootste deel een gevolg van het koersherstel op de aandelenmarkten. Nieuwe aandelenemissies en betere winstverwachtingen krikten de marktkapitalisatie van beurzen met $ 6000 mrd op.

Het is toch wel een verrassend bericht. Met behulp van geld van Amerikaans en Europese belastingbetalers is in 2008 het financiële systeem, dat als een kaartenhuis in elkaar dreigde te vallen, gered. De wereldwijde kapitaalmarkt heeft zich inmiddels helemaal herstel en groeit en bloeit als nooit tevoren. Maar de economieën in Europa, de VS en Japan zijn nog steeds niet hersteld van de gevolgen van de crisis ondanks het feit dat er geld in overvloed is, meer zelfs dan voor de crisis.

In Europa en de VS zijn overheden druk bezig zware bezuinigingsprogramma’s uit te voeren omdat er “geld te kort” is. Maar we kunnen dus constateren dat dat onzin is: er zweeft een recordbedrag aan geld boven de markt, meer dan er voor de kredietcrisis aanwezig was. Dit roept toch wel wat vragen op. Als er zoveel geld is waarom wordt er dan zo weinig geïnvesteerd?

In beide gevallen is de crisis een zelf gemaakte crisis die het gevolg is van het verleren van de lessen die zijn geleerd in jaren 30. Men heeft in de jaren 90 de teugels laten vieren in het geloof dat de markt het altijd beter weet. De speculatie die daarvan het gevolg was heeft – net als in 1929 – geleid tot een grote crisis. Men heeft zichzelf aangepraat dat nu, direct, acuut!, moet worden bezuinigd zodat de markt weer vertrouwen krijgt en er weer geïnvesteerd zal worden. Maar dat gebeurt niet, want wie investeert er nou in een kwakkelende economie? De economie groeit nauwelijks onder andere door “verkrappend macro-economisch beleid”, zoals Nico Klene van ABN Amro het uitdrukt. Verkrappend macro-economisch beleid is een mooi eufemisme voor bezuinigen. Ondanks de recordomvang wordt het “wereldwijde kapitaal” dus niet gebruikt om te investeren en nieuwe banen te maken.

Het antwoord op de vraag waarom er zo weinig wordt geïnvesteerd terwijl er zo veel geld is, is dus simpel: omdat het economisch niet aantrekkelijk is. Mensen besteden te weinig geld, waardoor bedrijven met overcapaciteit zitten en voldoende voorraad hebben. Waarom zou je dan investeren? Door de bezuinigingen van de overheden aan beide zijden van de Atlantische oceaan stagneert de groei. De redenen waarom er wordt bezuinigd verschillen enigszins. In de VS laat een zwakke President zich de wet voorschrijven door een oppositiepartij die wordt gedomineerd door radicale libertariërs en rechtse Tea Party populisten. In Europa hebben de regeringen zichzelf gedwongen om de begrotingstekorten onder de 3% BNP te brengen en is men niet instaat om de problemen in landen waar dat niet lukt onder controle te krijgen.
Oh, en voor u denkt dat ik hier een tirade houd tegen “het groot kapitaal”: het pensioenfonds waar u bij bent ingeschreven is een van die investeerders. Wij zijn allemaal “groot-kapitalisten” op de een of andere manier.

Read more...

De russen komen!

>> Saturday, July 16, 2011


Deze kop gisteren op de voorpagina van de NRC: "Gazprom invloed in centrales Nederland". Nu blijkt dat de Russen dus toch invloed krijgen in Nederland. Als geschiedenis niet tragisch is dan is ze wel ironisch. In de vorige eeuw hebben we er alles aan gedaan om te voorkomen dat de Russen zouden komen, nu lukt het ze toch. Niet met wapengekletter om het kapitalisme te bestrijden en het communisme te brengen, maar dankzij het kapitalisme. En kijk ook eens op welk terrein ze invloed krijgen: onze energievoorziening.

Read more...

Het kapitaal regeert

>> Monday, June 6, 2011

David Harvey, auteur van A brief history of neo-liberalism legt uit wat er volgens hem verkeerd is aan het huidige kapitalistische systeem. Je hoeft het niet met hem eens te zijn (hij bekijkt de crisis vanuit een marxistisch perspectief) maar de vraag die hij stelt is wel terecht: hoe hebben we het we het zo ver kunnen laten komen dat we onze maatschappij zodanig inrichten dat niet de politiek maar de markt bepaalt hoe wij de maatschappij inrichten. In Harvey's termen: het kapitaal regeert.

Maar kijk zelf naar deze prachtige animatie waarin de huidige crisis wordt uitgelegd, ook geschikt voor liberalen:



Update:

Bovenstaande animatie is gebaseerd op een lezing, video hieronder. Maar bekijk vooral eerst de animatie, en daarna (als u zijn woorden heeft gevisualiseerd) de onverkorte lezing "sec":

Read more...

Geen Rijnlandsmodel

>> Saturday, September 12, 2009

Carter is Amerikaan en is op vakantie geweest in Europa. Ik weet verder niet meer van hem dat hij Carter heet en dat hij commentaar geeft op een post van DDay over de hervorming van de ziektekostenverzekering op Digby's blog Hullabaloo.

Carter schrijft:

I just returned from a 2 week vacation in Europe. The imprint on me was that near unfettered capitalism in the US has deeply scarred the national psyche, making us incapable of reaching out & helping our fellow humans in time of distress. Instead, our marketplace economy has oriented us toward only thinking of advancing our self interest, usually at the expense of people around us. The tougher the economy & the more competitive, the greater the concern with what's in it for me.

Lees ook de rest.

Misschien idealiseert hij Europa (buurmans gras) maar wat hij over zijn eigen land zegt geeft te denken.

Read more...

About This Blog

  © Blogger templates Sunset by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP