Showing posts with label Bretton Woods. Show all posts
Showing posts with label Bretton Woods. Show all posts

Joseph Vogl en de eeuwige macht van het kapitaal

>> Saturday, July 9, 2016

Het is tegenwoordig mode om te beweren dat de tijd van de natiestaat voorbij is (1,2,3,4,5). De democratie wordt ondermijnd door globalisatie en de macht van de markt. In zijn onlangs verschenen boek Het financiële regime stelt Joseph Vogl dat dat altijd al zo is geweest: al sinds de opkomst van de Italiaanse stadstaten in de late Middeleeuwen is er een symbiose tussen staat en het kapitaal.

De gemiddelde lezer van Sargasso zal nu misschien een geeuw onderdrukken. Maar ik waag het toch om vraagtekens te zetten bij Vogl’s verhaal over de macht van de financiële markten in de moderne tijd, vanaf de Tweede Wereldoorlog. Ik reageer in dit artikel op het interview van Vogl, afgenomen door Koen Haegens, dat een paar weken geleden in de Groene Amsterdammer (15 juni 2016) verscheen [1].

De macht van het kapitaal

Het mechanisme waarmee het kapitaal [2] macht kan uitoefenen over de staat is eenvoudig. Als een staat meer geld uitgeeft dan het door belasting kan innen, moet zij het verschil lenen op de kapitaalmarkt. Vooral in moeilijke tijden krijgt deze daardoor grote invloed omdat de schulden dan hard oplopen, bijvoorbeeld na een financiële crisis of tijdens een oorlog:
We leven in een wereld waarin altijd één groot spook rondwaart: de kapitaalvlucht. Zodra staten zich niet meer kunnen financieren, gaat hun kredietstatus omlaag, worden hun schulden duurder en stevenen ze al snel af op een staatsbankroet. Denk aan Argentinië. Of recenter, aan Brazilië. Om zo’n doemscenario te voorkomen, worden landen gedwongen tot een soort schoonheidswedstrijd. Ze moeten de financiële markten ervan zien te overtuigen dat zij hun schulden kunnen aflossen. Dat schept natuurlijk een enorm dilemma. Politici moeten aan de ene kant luisteren naar de stem des volks, anderzijds verantwoording afleggen aan een internationaal financieel publiek. Deze niet op te lossen tegenstelling, dat is wat we nu al jaren in een land als Griekenland zien.[3]
De ondermijning van de democratische staat is bovendien geen recent verschijnsel volgens Vogl. Hij heeft dan ook kritiek op Colin Crouch omdat deze spreekt over postdemocratie, omdat dat impliceert dat het ooit anders is geweest. Dat is onjuist volgens Vogl. Al sinds de late Middeleeuwen is er sprake van een symbiose tussen financiële markten en de staat. In plaats van postdemocratie kunnen we daarom beter van ‘parademocratie’ spreken. Het idee dat er een scheiding is tussen staat en financiële markten, tussen politiek en economie is een liberale legende:
In grote stappen beent [Vogl] door de economische geschiedenis heen, om te laten zien dat er eigenlijk niets nieuws onder de zon is. De financiële markten nemen de macht over? Nee hoor, die bezitten ze al lang. Vanaf het prille ontstaan van de moderne nationale staat moesten koningen hun zeggenschap delen met schuldeisers.
Over Nederland zegt Vogl:
‘Niet voor niets noemde Marx Nederland de “kapitalistische modelstaat”. In de Republiek gingen economische belangen en publieke overheidstaken hand in hand. Rijke patriciërs bestuurden steden […] Er was in Nederland al vanaf de zestiende eeuw een ware explosie van schulden gaande. Die werden mogelijk gemaakt door een gestage stroom inkomsten
Het is belangrijk volgens Vogl dat we de macht die het kapitaal heeft over de staat zichtbaar maken zodat we hier een eind aan kunnen maken.

Met die constatering van Vogl ben ik het van harte eens, maar dan is dan wel belangrijk dat we dat mechanisme waarmee het kapitaal haar macht uitoefent goed begrijpen. Ik zal laten zien dat het verhaal van Vogl niet klopt voor de periode na de Tweede Wereldoorlog en dat de macht van de markt over de staat niet kan werken zoals Vogl beschrijft, ook niet als de staat kampt met (grote) financieringstekorten.

De drie tijdperken van de macht van het kapitaal

We kunnen de geschiedenis, met betrekking tot de machtsverhouding tussen kapitaal en staat indelen in drie tijdperken. Tijdens het eerste tijdperk, dat eindigt met de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog hebben de financiële markten grote macht. Dit is het tijdperk van de goudstandaard. In het tweede tijdperk zijn alle munten gekoppeld aan de dollar, dit is tijd van het Bretton Woods stelsel. De financiële markten hebben dan weinig macht. Deze periode eindigt met de crisis van de jaren zeventig in de nasleep waarvan de financiële markten de macht weer terugveroveren. In deze derde fase, de postdemocratische fase, leven we nu.

De goudstandaard

Vogl’s theorie over de macht van de financiële markten is correct voor wat betreft de eerste fase: door de goudstandaard is de staat voor de waarde van het geld volledig afhankelijk van de markt. Zodra de markt vermoedt dat de staat haar schuld niet kan terug betalen ontstaat er een vlucht in goud of andere munten. De maatregelen die een overheid kan nemen zijn dan heel beperkt. Door verhoging van rente kan de munt aantrekkelijker gemaakt worden en door bezuinigen vermindert haar kredietbehoefte. Beide maatregelen hebben echter ook tot gevolg dat de economie in een recessie raakt.

Het is niet moeilijk om in te zien dat financiële markten onder deze omstandigheden grote macht hebben en dat de beleidsruimte voor de staat heel beperkt is. Deze fase eindigt voor Nederland op 27 september 1936, toen het als laatste land de gulden loskoppelde van de goudstandaard. Het is dus juist wat Vogl over Nederland beweert: we waren ook toen het braafste jongetje in de kapitalistische klas.

De goudstandaard was een van de belangrijkste oorzaken voor de Grote Depressie en de crisis kon pas gekeerd worden toen men deze losliet. Voor Duitsland en Japan was het toen al te laat.

Bretton Woods

Wijs geworden door de chaos waarmee de goudstandaard eindigde, wordt na de Tweede Wereldoorlog in Bretton Woods vastgelegd wat de waarde van elke munt is. Deze wordt uitgedrukt in dollars, en de dollar is op zijn beurt weer gekoppeld aan goud. Om speculatie te voorkomen is alle kapitaalverkeer aan strenge regels gebonden. De stelling van Vogl, dat de financiële markten macht hebben over de staat gaat dus niet op voor deze periode.

Door de veel geringere invloed van de financiële markten is dit de gouden tijd van de gemengde markteconomie. De economische groei is groter dan in periode daarvoor en daarna en er is voldoende werkgelegenheid. Er zijn bovendien geen grote economische crises. De meeste Westerse landen bouwen in die jaren een verzorgingsstaat op. Democratisch gekozen overheden luisteren beter naar de wensen van het volk als het kapitaal minder macht heeft.

Postdemocratie

Begin jaren zeventig valt Bretton Woods uiteen. Na het verdwijnen van het stelsel ligt de waarde van een munt niet meer vast. De munt 'zweeft’ dan. Men spreekt ook wel over fiatgeld. Ook dit heeft gevolgen voor de macht van de financiële markten, maar anders dan Vogl veronderstelt. Hoewel munten zwevend zijn en de waarde dus door de markt wordt bepaald, is verlies van vertrouwen – en de overeenkomstige daling van de wisselkoers – niet zonder meer ongunstig. Een ondergewaardeerde munt maakt een land goedkoper waardoor het beter kan concurreren op de wereldmarkt.

Bovendien is er een veel fundamentelere verandering in vergelijking met de vorige twee periodes: omdat een munt voor zijn waarde niet meer afhankelijk is van externe factoren – goud of de dollar – hoeft de staat ook niet meer te lenen. Want waarom zou ze dit nog doen als zij het geld zelf uitgeeft? Alleen als zij buitenlandse valuta nodig heeft, moet de staat deze nog lenen van een geldschieter.

Dit is de aanvang van de derde postdemocratische periode waarin de financiële markten weer macht over de staat hebben. Waarom dat zo is, maakt Vogl niet duidelijk, want het mechanisme dat markten onder de goudstandaard macht gaf over de staat – dreigen met staatsbankroet – bestaat niet meer. Nu wordt het verhaal interessant, maar Vogl ziet hier blijkbaar geen probleem.

Neoliberale mythe

Dit is dus het probleem: waarom lenen landen geld als zij dat zelf uitgeven? De reden die meestal wordt genoemd is dat als zij dit niet zouden doen, dus 'geld drukken' om de schuld te betalen, dit (hyper-)inflatie zou veroorzaken. De argumenten hiervoor komen echter van het monetarisme van Milton Friedman. Deze theorie veronderstelt dat er een directe relatie is tussen de hoeveelheid geld en inflatie. De inflatie in de jaren zeventig werd volgens Friedman veroorzaakt omdat overheden, volgens goed Keynesiaans gebruik, de geldpers aanzetten om de crisis van die jaren te bestrijden.

Het drukken van geld kan echter niet de oorzaak zijn van de inflatie van de jaren zeventig, en ook in het algemeen is dat niet de oorzaak van (hyper-)inflatie. De kwantitatieve theorie van geld is bewezen onjuist. Ook de kreet ‘geld drukken’, meestal denigrerend gebruikt, is onzinnig. De inflatie werd niet veroorzaakt doordat de staat de geldpers aanzette, maar doordat de stijging van de olieprijs volledig werd gecompenseerd in de lonen (automatische prijscompensatie). De theorie van het monetarisme – dat de inflatie gecontroleerd kan worden door de hoeveelheid geld die in omloop is te manipuleren – is definitief afgeschreven, zoals ook de theorie dat de zon om de aarde draait niet meer serieus wordt genomen.

Het lijkt er echter op dat Vogl hier nog wel vanuit gaat. Hoe kan het anders dat hij nog steeds macht toekent aan de financiële markten omdat deze de schulden van de staat moeten financieren? Sinds de invoering van fiatgeld is dat niet meer nodig. Met andere woorden, het mechanisme dat er volgens Vogl voor zorgt dat financiële markten macht hebben over de staat, bestaat helemaal niet.

Dat hij van deze misvatting uitgaat is overigens wel begrijpelijk, want wie het economisch nieuws volgt zou niet beter weten dan dat de zon om de aarde draait. In 2010 tot 2013 werden bezuinigingen onderbouwt met de stelling dat als we niet bezuinigen de rente gaat oplopen. De staat schrijft nog steeds leningen uit alsof de goudstandaard nog bestaat en mijn prijst zich dan gelukkig dat de rente zo laag is.

Allemaal onzin. Het is wonderlijk, maar iedereen, die beter zou moeten weten, blijft zich gedragen alsof we nog leven onder de goudstandaard. Het vast houden aan deze rituelen is een expressie van de neoliberale mythe: het geloof dat de staat afhankelijk is van de markt. Deze mythe is wijdverspreid onder beleidsmakers, economen en journalisten. "We hebben geen andere keuze", zegt men dan.

En de euro dan?

De situatie voor landen die de euro gebruiken is wat complexer. Een euroland dat een begrotingstekort heeft moet het ontbrekende geld namelijk wel lenen op de kapitaalmarkt. Dat de financiële markten daardoor grote invloed hebben bleek tijdens de schuldencrisis in 2010 tot 2012 [4]. Landen waar financiers geen vertrouwen in hadden werden gestraft met een extreem hoge rente. Eurolanden doen er dan ook alles aan om hun financiers ter wille te zijn: uitgaven worden gesnoeid, uitkeringen verlaagd en de arbeidsmarkt wordt geflexibiliseerd.

Ook nu is Nederland weer het braafste jongetje van de klas (op Duitsland na) en mag daarom voor haar leningen een zeer lage rente betalen: ‘Nederland [wordt] gezien als een van de meest kredietwaardige landen in Europa’ stelt Niek Nahuis, directeur van het Agentschap van de Generale Thesaurie. Tegenwoordig is de rente zelfs negatief en we kunnen er geld aan verdienen.

Dat deskundigen, hoge functionarissen van de schatkist, politici en economen dit soort uitspraken kunnen doen zonder te hoeven vrezen voor hun baan, is veelzeggend. Wie weet dat een land dat zijn eigen munt uitgeeft, niet afhankelijk is van inkomsten uit rente, beseft hoe vreemd dit is. De enige reden dat wij afhankelijk zijn van leningen is omdat wij daar voor gekozen hebben. Om lid te worden van de eurozone moet een land een verdrag ondertekenen waarin het afstand doet van het recht om zelf haar eigen geld uit te geven. De enige instanties die geld maken zijn de centrale bank (de ECB) en alle commerciële banken die daar een licentie voor hebben en onder toezicht staan van de ECB. Het gevolg is dat een land hierdoor zichzelf afhankelijk maakt van de kapitaalmarkten: banken, en investeerders die obligaties kopen. Deze kunnen nu regeringen dwingen om te bezuinigen en voor henzelf gunstige en voor de burger ongunstige hervormingen uit te voeren

De grote vraag die Vogl, en ieder ander die een eind wil maken aan de macht van het kapitaal moet beantwoorden is: waarom doen landen dit? Waarom staat een land haar soevereine macht af aan anonieme, op geld beluste bankiers en investeerders? De meest gunstige verklaring die ik kan bedenken is dat de politiek nog in monetaristische termen denkt. Domheid dus. Wie wel weet waar het over gaat en er baat bij heeft houdt wijselijk zijn mond.

Conclusie

Wie wil strijden tegen onderdrukking moet goed begrijpen hoe de macht van de onderdrukker werkt. Uit wat ik gelezen heb van Vogl blijkt echter dat hij dat niet goed begrijpt. Een moderne staat is niet afhankelijk van financiële markten, tenzij zij daar zelf voor kiest. Ook is het Vogl ontgaan dat er wel degelijk een tijd is geweest dat de financiële markten door strenge regelgeving geen macht over de staat hadden en dat Colin Crouch terecht de term postdemocratie gebruikt om onze tijd te beschrijven.

De vraag die ik liever beantwoord zou willen zien, is waarom landen vanaf de jaren tachtig de financiële markten stelselmatig hebben gedereguleerd en waarom zij het recht om geld uit te geven, uit handen hebben gegeven en doen alsof de goudstandaard nog van kracht is. Het lijkt er eerder op dat ook Vogl zelf betoverd is door de neoliberale mythe over geld en de macht van het kapitaal, net als onze politieke en journalistieke elites die eveneens nalaten dit uit te leggen. In zekere zin draagt hij daarom bij aan die macht.

Noten

1 Het interview is afgenomen ter gelegenheid van het uitkomen van een boek van Vogl over dit onderwerp Het financiële regime. (Boom, 2016)
Voor alle duidelijkheid: dit artikel is een reactie op het interview, het is geen recensie van het boek want ik heb zijn boek (nog) niet gelezen. Ik baseer mij op het interview en op interviews en besprekingen in Duitse bladen.
Alle citaten komen uit het interview van Koen Haegens. Ik heb wat uitgebreider geciteerd omdat het artikel achter een betaalmuur staat. Schroom echter niet om een bezoek te brengen aan de bibliotheek, deze zijn nog niet wegbezuinigd onder druk van de financiële marken – maar wacht niet te lang, want ze hebben wel degelijk macht!
2 In het interview wordt de term niet gebruikt. Ik gebruik de term hier in de een losse betekenis. Kapitaal is voor economen meer dan vermogen. Het is bezit dat inkomsten produceert: fabrieken, merknamen, patenten, enz. Vaak wordt de term echter in de veel beperktere betekenis van ‘vermogen’ gebruikt, zoals ik hier doe. Varoufakis bekritiseert Piketty daarom. Zie onder punt 2 (pdf): Conflating wealth with capital.
3 Op de voorbeelden die Vogl noemt van landen die door financiële markten op de knieën worden gedwongen valt nog wel wat te zeggen.
Griekenland: dat land geeft niet haar eigen geld uit en moet de facto in buitenlands geld lenen. Zie mijn uitleg over de euro. Pas als je begrijpt hoe fiatgeld werkt is duidelijk hoe zinloos het leed van de Grieken is en hoe dom de Europese beleidsmakers bezig zijn.
Argentinië: Argentinië had haar munt gekoppeld aan de dollar, daarmee verloor zij de soevereiniteit over de munt. De situatie is dus vergelijkbaar met de Euro. Voor een goede uitleg
Brazilië: wat er in Brazilië is gebeurd heeft ook niets te maken met financiering van begrotingstekorten. Maar het is zondermeer wel juist financiële en andere (bedrijfs-) economische belangen prevaleren boven de democratie. Voor een goed uitleg zie dit artikel van Andreas Nölke.
4 De ECB heeft hier uiteindelijk een eind aan gemaakt toen zij begon met het opkopen van staatsschulden. Niet direct van de landen want dat is per verdrag verboden, maar via de markt, dat mag wel. Waar het om gaat is dat de ECB iets is gaan doen wat centrale banken normaal altijd doen voor hun landen: voorkomen dat de staat bankroet gaat. Dat kan omdat de euro, voor alle landen gezamelijk immers ook fiatgeld is. De rente is nu in de hele eurozone weer extreem laag en de macht van de financiële markten is gebroken, althans voor wat betreft dit mechanisme. Alleen voor Griekenland wordt een uitzondering gemaakt, waarmee zij laat zien wie in de eurozone de staat werkelijk controleert.

Afbeelding: Daniel Lobo: Lucha contra el capital, Flickr (CC)

Read more...

Yanis Varoufakis: The Global Minotaur

>> Monday, July 23, 2012

Yanis Varoufakis laat in The Global Minotaur zien dat de financiële crisis het resultaat is van een proces dat al in de jaren zeventig is begonnen.

Er zijn veel theorieën over oorzaak van de crisis, maar ik vraag me af of ze de kern van de zaak raken. Ja, het is waar dat bankiers er een potje van maken. En ja, het is ook waar dat het marktdenken te ver door slaat: deregulatie en privatisering maken het systeem instabiel. Onder het motto greed is good laten we ons bestelen door de onzichtbare hand van de vrije markt terwijl zogenaamde toezichthouders passief toekijken. De rekening van dit feest wordt ons nu gepresenteerd. Maar is dit echt de verklaring van de grote crisis van nu? Hebzucht, domheid en bedrog zijn van alle tijden, zo bijzonder is onze tijd nou ook weer niet. Of wel?

Volgens Yanis Varoufakis, auteur van The Global Minotaur: America, the True Origins of the Financial Crisis and the Future of the World Economy, kun je de afgelopen zeventig jaar economisch in twee perioden indelen. In de eerste dertig jaar na de Tweede Wereldoorlog werd de wereldeconomie ingericht volgens een zorgvuldig ontworpen plan dat was opgesteld tijdens de Bretton Woods conferentie. Varoufakis noemt dit het Globale Plan. Deze jaren worden gekenmerkt door stabiliteit en welvaartsgroei die eerlijk wordt verdeeld. Er zijn geen grote crises en er is weinig inkomensongelijkheid. De tweede periode, de tijd van de Globale Minotaurus, begint in de jaren zeventig en wordt gekenmerkt door lagere economische groei, grote ongelijkheid en instabiliteit. De economie wordt overheerst door de Global Minotaurus: het financieel systeem met Wall Street als episch centrum. Gedurende deze periode treden steeds grotere economische crises op, waarvan die van 2008 de heftigste is.

Minotaurus

Varoufakis gebruikt als beeld voor de economie de mythe van de Minotaurus. De Minotaurus is een wezen dat half mens en half stier is. Hij leeft in het Labyrint van Koning Minos van Kreta en zoals het mythische monsters betaamt eet hij geen bruine bonen maar mensen. De koning gebruikt het wezen om zijn zoon wreken, die is vermoord door koning Aegeus van Athene. Hij laat het onderworpen Athene elk jaar zeven jongens en zeven meisjes - maagd uiteraard - sturen als offer voor de Minotaurus. Hieraan komt pas een eind als koning Aegeus zijn eigen zoon Theseus stuurt die het monster weet te verslaan.



De mythe van de Minotaurus is het verhaal van een grootmacht (Kreta) dat offers vraag van de landen die het heeft onderworpen (Athene). Zolang het dier zijn offer krijgt is de vrede weer voor een jaar verzekerd.

Wall Street is de Minotaurus van onze tijd. Het offer dat wij dagelijks aan het dier brengen is de immense kapitaalstroom die elke dag naar Amerika vloeit: in de hoogtij dagen wel 3 tot 5 miljard dollar per werkdag. De Minotaurus ligt nu op sterven: door de kredietcrisis van 2008 raakt de Minotaurus dodelijk verwond. Om te begrijpen hoe de Minotaurus – Wall Street – zo machtig is geworden, en hoe het zo diep kon vallen, moeten we eerst in de geschiedenis duiken.

Bretton Woods

De heerschappij van de Globale Minotaurus begint pas na de ondergang van zijn voorganger: het Globale Plan voor de wereldeconomie dat na afloop van WO II is ingevoerd. Terwijl de oorlog nog woedt, wordt in Bretton Woods door New Deal economen het plan voor de inrichting van de wereldeconomie ontworpen. De bekendste architect van het plan was John Maynard Keynes. Het belangrijkste doel was een herhaling te voorkomen van financiële crises zoals die van 1929.



De VS zijn als enige supermacht onbeschadigd uit de oorlog gekomen. De Amerikaanse industrie is de grootste en sterkste ter wereld, terwijl Europa en Azië in puin liggen. De Amerikaanse economie is nu zo dominant dat voor het eerst in de wereldgeschiedenis één munt de basis is voor de wereldhandel: de dollar.

Dit is een unieke kans voor de VS om de Wereld economie anders - en beter – in te richten terwijl zij tegelijkertijd haar dominante positie voor eeuwig kan vastleggen. Om de wereldhandel weer op gang te brengen heeft zij afzetmarkten nodig voor haar industriële producten. Een aantal nog steeds bestaande instituten zijn toen opgericht: het IMF en de Wereld Bank, maar één resultaat van de conferentie bestaat niet meer: het systeem van vaste wisselkoersen.

Het valuta systeem

Alle munten worden gekoppeld aan de dollar: elke munt moet binnen een marge van 1% blijven ten opzicht van de dollar. De dollar zelf wordt gekoppeld aan goud: $35 per troy ounce. In Fort Knox wordt de belangrijkste goudvoorraad ter wereld bewaard.

Om een dergelijk wisselkoerssysteem te stabiliseren moet een manier gevonden worden om het geld van landen die lange tijd een overschot hebben terug te leiden naar landen met een negatieve betalingsbalans: op dat moment Europa, China en Japan. Later valt China af door de overwinning van Mao.

Er lag ook een voorstel van Keynes. Hij stelde voor International Currency Union (ICU , ook wel International Clearing Union) op te richten en als rekeneenheid niet de dollar maar de bancor te gebruiken. Elk land moest tot 50% van haar BBP kunnen lenen voor 0%. Alleen als meer wordt geleend moet daarover rente betaald worden. Landen die een overschot op de betalingsbalans hebben dragen geld af aan het ICU. Dit voorstel haalde het niet: de VS wil controle houden over de besteding van haar geld.



Het voorstel dat uiteindelijk wordt aangenomen is minder revolutionair maar het heeft de eerste decennia na de oorlog stabiliteit en voorspoed gebracht. De meest concrete maatregel waar wij voordeel van hebben is natuurlijk het Marshall Plan. De Amerikanen helpen de voormalige vijanden (en hun slachtoffers) met de opbouw van hun economie. Dit is geen liefdadigheid maar noodzaak: zij creëren zo een afzetmarkt voor hun eigen industrie. Het is ook een stabiel systeem. De vaste wisselkoersen en monetaire controlemechanismen zorgen er voor dat tot de jaren zeventig geen grote crises optreden.

Overschotrecycling

Op dit punt aangekomen wil ik even stilstaan bij deze constatering: na de Tweede Wereldoorlog is er enige tientallen jaren een goed functionerende muntunie geweest. Alle belangrijke munten waren aan elkaar gekoppeld. De wisselkoersen variëren niet meer dan 1% van elkaar. Dat dit zo lang goed ging, kwam omdat er een mechanisme was dat spanningen, die in een dergelijk systeem onvermijdelijk ontstaan, afbouwde. Er werd voor gezorgd dat er een overschot recycle mechanisme aanwezig was. Het permanente overschot van Amerika werd geïnvesteerd, in eerste instantie in de ontwikkeling van de verslagen voormalige vijanden. Later helaas in de wapenwedloop met de Sovjetunie en in de Korea- Vietnamoorlog. Ook de huidige problemen in de eurozone hebben te maken met het ontbreken van een dergelijk overschot-recyclemechanisme. Het zal blijken dat ook onder de Globale Minotaurus er een overschot-recyclemechanisme is, alleen gaat het geld dan de andere kant op stromen.

Het einde van het Globale Plan

Als de VS eind jaren zestig geen overschotten maar tekorten krijgen hapert het systeem. Door Johnsons Great Society en door de Vietnamoorlog raakten de Amerikaanse reserves uitgeput en ontstonden onhoudbare tekorten. Van de afgesproken dekking van de dollar met goud was geen sprake meer: tegenover een schuld van 70 miljard dollar staat slechts een goudvoorraad ter waarde van 12 miljard dollar. Omdat alle munten gekoppeld zijn aan de dollar beginnen veel landen zich zorgen te maken. Ook de olieproducenten die in dollars werden betaald.

De Franse president Pompidou maakt er zelfs een heel theater van: hij stuurt een oorlogsschip naar New Jersey om het Franse goud, dat ligt opgeslagen in Fort Knox, op te eisen. Op 15 aug 1971 is het gedaan met het Globale Plan als President Nixon besluit de koppeling van de dollar aan de goudprijs te beëindigen. De periode van stabiliteit is voorbij. Valuta kunnen vrij ten opzichte van elkaar variëren.

Stagflatie

De jaren zeventig hebben me altijd gefascineerd. In dat decennium kwam een eind aan de voorspoed van de jaren zestig en kregen we te maken met de beruchte stagflatie. Varoufakis gaat uitgebreid in op de oorzaken hiervan. Door het loskoppelen van dollar en goud devalueert de dollar. De goudprijs stijgt van $35 in 1971 naar $455 eind jaren zeventig. Een andere schok voor de economie is de vertienvoudiging van de olieprijs. In 1971 kost een vat olie nog $3, maar vanaf de jaren tachtig schommelt zij rond de $30.



Volgens Varoufakis is dit door de Amerikanen ingecalculeerd. Amerika heeft een relatief voordeel bij een hoge olieprijs. De VS importeren op dat moment 32% van hun oliebehoefte, terwijl Europeanen en Japanners bijna geheel van import afhankelijk zijn. Een ander belangrijk voordeel voor de Amerikanen is dat de olie in dollars wordt betaald. Het geld dat wordt verdiend met olie komt daarom vanzelf weer terug naar Wall Street.

Deze schokken destabiliseren de wereldeconomie en hebben een crisis tot gevolg die zich kenmerkt door hoge werkloosheid én hoge inflatie. Het gelijktijdig optreden van hoge inflatie en haperen van de economie (stagnatie) heet stagflatie.

De Minotaurus

Het uiteenvallen van het Globale Plan en de destabilisering zijn volgens Varoufakis bewust nagestreefd door de Amerikanen. Door de wereldeconomie te destabiliseren kan de VS gebruik maken van haar bijzondere positie als economische wereldmacht. Varoufakis citeert Paul Volcker (dezelfde die nu Obama adviseert) die in een speech in 1978 hierover het volgende zegt:

It is tempting to look at the market as an impartial arbiter … But balancing the requirements of a stable international system against the desirability of retaining freedom of action for national policy, a number of countries, including the US, opted for the latter …

In zijn functie als voorzitter van de FED, de Amerikaanse Centrale Bank, verhoogt Volcker de rente tot 21.5% waardoor de wereldeconomie in een diepe recessie duikt. Het maakt wel een einde aan de hoge inflatie maar het belangrijkste effect voor de Amerikanen is dat hierdoor de geldstroom die de Minotaurus moet voeden op gang komt.

Het geld dat wordt verdiend in Duitsland en Japan en later ook in China stroomt naar Wall Street. In de hoogtij dagen komt per werkdag $3 tot $5 miljard binnen. De Minotaurus is een onverzadigbaar monster.

Het permanente dubbele Amerikaanse tekort (betalingsbalans en begrotingstekort) is een geperverteerde vorm van het overschot-recyclesysteem – alleen is de richting nu omgekeerd: het stroomt nu naar Wall Street. Amerika kan dat doen omdat de dollar de munt is waarin de wereld handel drijft. Je staat er niet bij stil maar als iemand waar ook ter wereld benzine tankt, draagt hij of zij bij aan de vraag naar dollars. Geen enkel ander land kan zich daarom permitteren wat de Amerikanen doen.

Kapitalistisch paradijs

Tijdens de heerschappij van de Minotaurus ziet de wereld er heel anders uit dan tijdens het Globale Plan. Door Reagan en Thatcher wordt een fel anti-vakbond beleid gevoerd. Tijdens de jaren van het Grote Plan stijgen de lonen, maar tijdens de jaren van de Globale Minotaurus blijven de lonen gelijk terwijl de productiviteit wel stijgt. Hoewel de economie minder hard groeit is het een kapitalistisch paradijs: stijgende productiviteit en gelijkblijvende lonen zorgen er voor dat de bedrijfswinsten spectaculair stijgen.

Dit wordt geïllustreerd door het succes van Walmart. De belangrijkste vernieuwing van dit bedrijf bestaat uit het bedenken van methoden om arbeid en leveranciers zoveel mogelijk uit te persen. De werknemers worden zo slecht betaald dat ze in aanmerking komen voor bijstand (Supplemental Nutrition Assistance Program, ook wel bekend als foodstamps).



Ook in de politiek domineert de Minotaurus. Het idee dat je de armen kunt helpen door de rijken nog rijker te maken, is natuurlijk volstrekt belachelijk. Maar geef er een mooie naam aan - trickle down – en je kan er verkiezingen mee winnen. Ook de economische wetenschap doet mee: supply side economics is de academische variant van trickle down. Wetenschappelijk onderbouwd met mooie en complexe wiskunde uiteraard. Keynes is tijdens de Minotaurus jaren afwezig. Keynes wordt niet meer serieus genomen: zijn theorieën zijn niet meer van deze tijd - denkt men.

Een bijzondere tijd

Parallel met de economie verandert ook de maatschappij. Niet de Age of Aquarius maar de Age of the Minotaur breekt aan. In de jaren zeventig maken optimisme en altruïsme plaats voor pessimisme en individualisme. Conservatisme wordt de dominante stroming in de politiek. Rechtse politici komen aan de macht, zoals Margaret Thatcher en Ronald Reagan en in Nederland Hans Wiegel, Dries van Agt en Ruud Lubbers.

Nog een andere manier om er naar te kijken is te beseffen dat de jaren na de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog een unieke tijd waren. Het Globale Plan was geen perfect plan maar het zorgde wel voor stabiliteit en economische groei die iedereen ten goede kwam. Na vijfentwintig jaar was een nieuwe generatie aan de macht gekomen die niet meer onder de indruk was van oorlog en depressie. De politieke wil om het Globale Plan in stand te houden was verdwenen. Om Paul Volcker te parafraseren: In de afweging tussen stabiliteit en eigenbelang kiezen wij voor het laatste.

De vraag die ik aan het begin stelde - wat is er zo bijzonder aan onze tijd? – is dus de verkeerde vraag. Niet onze tijd is bijzonder, maar de kwart eeuw na de Tweede Wereldoorlog is bijzonder. In de jaren zeventig treedt een omslag op en keert de wereld weer terug naar haar default setting: een Hobbessiaans ieder-voor-zich. We noemen het vrije markt, supply side economics of het “Ik-tijdperk”. Na een lange periode van stabiliteit en welvaartsgroei voor iedereen is het oude systeem, dat in 1929 was ingestort, weer teruggekeerd. Niets bijzonders dus.

---
Ilustraties - Boekomslag van The global Minotaur, Zed Books
- Afbeelding van de Minotaurus: Wikipedia. Marie-Lan Nguyen
- Hotel Mount Washington, te Bretton Woods. Wikipedia, Mwanner
- Assistant Secretary, U.S. Treasury, Harry Dexter White (left) and John Maynard Keynes, honorary advisor to the U.K. Treasury at the inaugural meeting of the International Monetary Fund's Board of Governors in Savannah, Georgia, U.S., March 8, 1946. Wikipedia, IMF.
- Auto’s in de rij bij Amerikaans pompstation tijdens de 2e oliecrisis, 15 juni 1979. Wikipedia, Warren K. Leffler.
- Gevel van typische Walmart winkel, Laredo, Texas, genomen op22 February 2004. Wikipedia, Jared C. Benedict.

cross posted op Sargasso.nl

Read more...

About This Blog

  © Blogger templates Sunset by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP