Showing posts with label inflatie. Show all posts
Showing posts with label inflatie. Show all posts

Prinsjesdag en de mythe van de schaarse middelen

>> Thursday, September 29, 2016

Tijdens Prinsjesdag wordt de begroting van de overheid voor volgend jaar gepresenteerd. Zoals altijd zal er weer veel met miljarden worden gegoocheld.

In de politiek gaat het om ‘keuzes maken in schaarste’ zoals Mark Rutte het onlangs in Zomergasten uitdrukte. Over welke schaarste heeft hij het, en waar gaat het bij Prinsjesdag werkelijk om?

Afbeelding: the dutch royal family loves me!. Foto: Pixel Addict (cc)
Deze post is eerder verschenen op Sargasso.nl

Ondanks zijn hoge functie is Mark Rutte een bescheiden en keurige liberaal. Wie hem in Zomergasten heeft gezien weet dat hij niet machtshongerig is en dat hij het als zijn taak ziet schaarse middelen zo goed mogelijk te verdelen. Ook zijn collega’s denken er zo over. Sander Dekker bijvoorbeeld weigerde onlangs in te gaan op een verzoek van de nieuwe omroepbaas Shula Rijxman om het budget voor de omroep met vijftig miljoen te verhogen. Zijn motivatie :
Het is niet reëel […] De publieke omroep is natuurlijk belangrijk, maar we hebben het hier niet over de nationale veiligheid of [over] onderwijs voor onze kinderen.
Het is dus een soort triage: bij een gegeven budget bepalen politici welke overheidstaken prioriteit hebben. Niet alles kan doorgang vinden en ze moeten daarom vaak pijnlijke keuzes maken. Het publiek van informatie voorzien - hoe belangrijk ook - heeft volgens Dekker een lagere prioriteit dan veiligheid en onderwijs [1]. Hij moet woekeren met schaarse middelen.

Mij gaat het nu niet om de vraag of dit een terechte keuze is – ik denk het niet – maar om een andere vraag: wat zijn die schaarse middelen?

Meer dan cijferfetisjisme en economisme
Vandaag - op Prinsjesdag - wordt de Rijksbegroting gepresenteerd. Het gaat dan om geld, het schaarse middel van Dekker en Rutte. Geld is niet alles en er wordt vaak terecht geklaagd over ‘cijferfetisjisme’ of economisme, zoals Jesse Klaver het noemt. Maar ook deze kritiek gaat volgens mij niet ver genoeg. Er is iets veel fundamenteler fout aan deze discussie. Wie het woord schaarste opzoekt op Wikipedia ziet dat het niet over geld gaat maar over essentiële zaken als voedsel, grondstoffen en energie; en over productiemiddelen zoals fabrieken, machines en arbeid. Geld is niet essentieel, je kunt het niet eten of er huizen van bouwen [2].

Als we dit toepassen op Dekkers bewering dat hij moet woekeren met schaarse middelen dan is de vraag: aan welke middelen – voedsel, grondstoffen, energie of productiemiddelen – hebben wij een tekort? Welk middel is zo schaars dat Sander Dekker kan beweren dat we er in Nederland te weinig van hebben voor zoiets belangrijks en essentieels als informatievoorziening?

Want dit is het vreemde: Nederland is een land van melk en honing. Er is meer dan genoeg voedsel voor iedereen. Sterker nog: we zijn een van de grootste voedselexporteurs ter wereld. Dankzij onze innovatieve ondernemers kunnen we alles produceren wat we nodig hebben en wat we teveel hebben exporteren we in ruil voor waar we niet genoeg van hebben. Beter nog: we produceren zelfs meer dan we consumeren en hebben groot exportoverschot . En ook arbeid is zeker geen schaars ‘middel’ want er is al jarenlang sprake van hoge werkloosheid; deze mensen aan de zijlijn willen dolgraag werken.

Geen geld?
Ondanks al deze overvloed zeggen politici dat ze moeten woekeren met schaarse middelen. Dat klinkt verstandig omdat het lijkt op de definitie van economie: De economie bestudeert keuzes die mensen maken bij de productie, consumptie en distributie van schaarse goederen en diensten. Daarom kunnen politici de mantra van de schaarse middelen ongestraft aanroepen, want de meesten van ons hebben niet echt begrepen waarom het gaat in de economie: wij denken dat geld het schaarse middel is. Liberalen die streven naar een kleine overheid maken daar handig misbruik van.

Dat het misverstand zo hardnekkig is, komt omdat het voor ons gewone stervelingen wel opgaat. Wie te veel uitgeeft, gaat failliet. Als burger of bedrijf moeten we dagelijks pijnlijk keuzes maken. Geld is de manier waarop wij uitdrukking geven aan schaarste. Alles waar veel vraag naar is en dat maar spaarzaam gemaakt kan worden, is duur en omgekeerd, daar waar weinig vraag naar is en wat in overvloed wordt aangeboden, is goedkoop.

Het is dus wel begrijpelijk dat we denken dat dit ook voor de overheid geldt. Maar het is onjuist want de overheid geeft haar eigen geld uit. Precies dit punt is de reden waarom de staat niet behandeld kan worden als bedrijf, en dit is ook de reden waarom bezuinigen door de staat zo slecht is voor de economie, althans onder de huidige omstandigheden [3]. Het enige middel waar de overheid nu juist geen tekort aan heeft, is geld.

Goudstandaard
Wie begrijpt dat het bij ’s lands economie om meer gaat dan optellen en aftrekken, begrijpt ook waarom de euro zo slecht is voor onze economie. De euro is een munt waarover de Nederlandse Staat geen controle heeft [4]. Wij hebben de zeggenschap overgedragen aan de Europese Centrale Bank (ECB). De euro is de facto buitenlands geld, dat de Nederlandse Staat alleen kan verkrijgen door het te lenen van banken en of van de ECB – en dat laatste is bij wet verboden. Dat de overheid moet bezuinigen heeft dus niets met economie maar alles met politiek te maken [5]. Nederland is, dankzij de euro, gedwongen om zich op te stellen als een bedrijf of privépersoon.

De manier waarop de euro is opgezet heeft tot gevolg dat ons geld functioneert als onder de goudstandaard. De munt moest onder de goudstandaard altijd converteerbaar blijven met een bepaalde hoeveelheid goud. Dat betekende dat de staat niet zomaar geld kon uitgeven, want als zij meer geld in omloop bracht daalde de waarde ervan ten opzichte van goud. De staat had daarom geen controle over de hoeveelheid geld die zij in omloop kon brengen. Zij moest handelen als elk ander ‘gewoon’ bedrijf en kon de crisis daardoor niet bestrijden. Het vasthouden aan de goudstandaard heeft mede geleid tot de grootste ramp in de moderne geschiedenis: de Tweede Wereldoorlog.

Hyperinflatie
Maar, zo stelt men altijd op dit moment in de discussie, je kan toch niet zomaar de geldpers laten draaien om de economie op gang te helpen? Dat leidt tot hyperinflatie. De standaardvoorbeelden zijn dan altijd Weimar, Zimbabwe en de jaren zeventig.

Het antwoord daarop is dat dit onjuist is. Wie zich verdiept in wat er precies gebeurde in Weimar en Zimbabwe zal zien dat dit mijn argument over de werking van geld juist ondersteunt. Er was in deze landen op het moment van hyperinflatie wel degelijk sprake van een groot te kort aan schaarse middelen. De overvloed aan geld die werd gedrukt was een gevolg van dat tekort. Ook tijdens de economische crisis in de jaren zeventig, toen de inflatie ook hoog opliep, was iets dergelijks aan de hand. Ik bespreek achtereenvolgens deze drie voorbeelden.

Weimar
De grote hoeveelheid geld die werd gedrukt was een gevolg, geen oorzaak van de hyperinflatie. De inflatie ontstond doordat een groot deel van het Ruhrgebied, waar een belangrijk deel van de Duitse industrie was gevestigd, werd bezet. Met andere woorden: de industriële productiecapaciteit werd abrupt gereduceerd en er ontstond grote schaarste aan veel producten. De enige manier om te voorkomen dat er dan inflatie ontstaat is door de consumptie in gelijke mate te laten dalen, dus door de lonen flink te verlagen. Dat is politiek en praktisch onhaalbaar. Als de prijzen stijgen, stijgen de lonen mee en dit resulteert bij grote schaarste in hyperinflatie.

Zimbabwe
Begin deze eeuw besloot Mugabe om landbouwgrond die voor een grootdeel in handen was van blanke boeren – een erfenis van het racistische bewind van Ian Smith – te confisqueren om het te verdelen onder zijn aanhangers. Oud-strijders zijn echter niet automatisch ook goede boeren. Hierdoor daalde de agrarische productie met 45% . Ook hier zien we weer het zelfde patroon: door een abrupte ineenstorting van de productiecapaciteit – de productie van voedsel in dit geval –stijgen de prijzen. Het is onmogelijk om de lonen daarbij aan te passen. Ook hier is de hyperinflatie geen gevolg van het drukken van geld maar van het wegvallen van een groot deel van de economie.

Stagflatie
De crisis in de jaren zeventig wordt vaak aangehaald als bewijs dat het stimuleren van de economie door de ‘de geldpers aan te zetten’ hoge inflatie veroorzaakt. Het was ook het bewijs dat Keynesianisme niet werkt. Maar wat is er precies gebeurd in die jaren?

De oorzaak van de crisis was de verhoging van de olieprijs. Er waren twee crises, een in 1973 en een in 1979. Tijdens de eerste crisis werd de prijs van olie met 70% verhoogd terwijl de productie met 5% werd verlaagd. Tijdens de tweede crisis werd de prijs nog een keer verdrievoudigd.

De fout die toen werd gemaakt is dat de prijsstijgingen die hiervan het gevolg waren, gecompenseerd werden in de lonen. Dat had niet mogen gebeuren. De zogenaamde automatische prijscompensatie was de oorzaak van de hoge inflatie. Ook hier zien we het zelfde patroon: er ontstaat schaarste aan een essentieel product (energie). Dit verzaakt prijsstijgingen omdat de consumptie niet daalde door loonsverhoging. De gevolgen hiervan waren minder heftig dan wat er in Zimbabwe en Weimar gebeurde maar het leidde wel tot hoge inflatie.

Oorlog
De politiek gelooft overigens zelf niet in de strenge monetaire regels die zij predikt. De regel dat geld niet zomaar kan worden ‘bijgedrukt’, wordt namelijk in tijden van nood altijd losgelaten. Dit is vreemd als je bedenkt dat als een regel echt belangrijk is voor het goed functioneren van de economie, zij juist tijdens een crisis zou moeten worden gehandhaafd. Dat was al zo met de goudstandaard: bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gingen alle Europese landen los van de goudstandaard.

Oorlog veroorzaakt inflatie, niet door het drukken van geld, maar om exact de zelfde reden als in Weimar en Zimbabwe: ook tijdens een oorlog ontstaat gebrek aan grondstoffen en productiecapaciteit. Deze zijn nodig voor de oorlog: soldaten moeten ook eten en groot deel van de industriële productiecapaciteit wordt gebruikt voor oorlogsdoeleinden.

De monetaire regels worden selectief toepast. Telkens wanneer de nood écht aan de man is, zoals tijdens een oorlog, zijn ze alleen maar lastig en worden terzijde geschoven. Dat doet men niet voor minder belangrijke zaken zoals werkloosheid, publieke omroep, bibliotheken, het milieu, onderwijs en zorg. Dit laat zien wat de werkelijke prioriteiten zijn van veel politici, de rest is verkiezingspraat en ideologie.

Schaarste
Deze week, tijdens Prinsjesdag wordt weer hard gewerkt aan versterken van de mythe over ‘pijnlijke keuzes en schaarse middelen’. In de NRC stond afgelopen weekend al een voorproefje: het inkomsten- en uitgaven plaatje van de staat. Het ‘tekort’ van de staat wordt geschat op 0.7%. Dat nietszeggende getal is vervolgens de maat voor alle politieke keuzes.

Wat Mark Rutte en de meest van zijn collega’s dan weer laten zien is dat er in Nederland maar één echt schaars goed is: inzicht waar het werkelijk om gaat in de economie.



Noten
[1] Dekker geeft daar nog een mooie retorische draai aan ‘onze kinderen’ – doet het altijd goed.
[2] Begrijp me niet verkeerd: het is heel belangrijk dat het huishoudboekje klopt. Als dat niet het geval is er sprake corruptie en andere onregelmatigheden.
[3] Het is nog mooier te formuleren – maar iets laster om te begrijpen – door te zeggen: de overheid dient de publieke zaak. De ‘overheid’ of ‘staat’ zijn wij allemaal maar dan in georganiseerd verband. Als de overheid bezuinigt tijdens een crisis dan betekent dat, dat we met zijn allen minder gaan doen op het moment dat we ook minder activiteiten verrichten voor onszelf in de private sector. Dit is erg onlogisch. Ook hier zien we dat dat wat op het eerste gezicht logisch klinkt – het is crisis dus het geld is op, dus er moet bezuinigd worden – eigenlijk heel onlogisch is.
Mijn vorige artikelen over Joseph Vogl en Caroline De Gruyter gingen in essentie ook over dit misverstand.
Het probleem is dat wij ons te veel focussen op geld. Onze activiteiten stemmen we onderling af met geld. Maar geld is niet meer (en niet minder) dan een boekhoudsysteem.
[4] De kritische lezer heeft natuurlijk al opgemerkt dat ik in de vorige paragraaf een beetje gesmokkeld heb: de Nederlandse overheid heeft in werkelijkheid geen zeggenschap over haar geld, en geeft niet zelf haar geld uit. Dit geldt voor alle eurozone landen. Dit is een extra complicatie maar het verandert mijn verhaal niet wezenlijk. Wat geldt voor Nederland, geldt voor de eurozone als geheel. De financiële status van Nederland is vergelijkbaar met een gemeente. Griekenland is dan een gemeente met Artikel 12-status.
[5] Het besluit om de euro op een zodanige manier op te zetten, namelijk dat landen geen zeggenschap meer hebben over hun eigen munt, is gebaseerd op de zelfde economische denkfout waar dit artikel over gaat.


Aanhangsel
Dit is een kort transcript van het programma Zomergasten, waar Mark Rutte uitlegt wat de essentie is van de politiek. De aanleiding daarvoor is een videofragment waarin Frits Bolkestein aan links, cultuurminnend publiek uitlegt dat ze moeten kiezen tussen cultuur of ontwikkelingshulp. Pijnlijke keuzes dus.

Videofragment

Commentaarstem: Het VVD-coryfee verklapte dat hij het Kabinet op alle terreinen steunt maar op één punt niet.
Frits Bolkestein, spreekt op podium menigte toe: en dat ene punt dat zijn de bezuinigen op kunst en cultuur. Ik ben daar tegen. [Gejuich in publiek] ik wil niet minder geld voor kunst en cultuur maar meer [gejuich] en het verschil wil ik financieren uit de vermindering van de ontwikkelingshulp. [Boegeroep in publiek, Bolkestein grijnst]
Einde videofragment
Mark Rutte: Die sardonische grijns. Ja wat ik wilde laten zien is politiek, ja macht, relaties … maar ook in staat zijn om een groot publiek toe te spreken. Frits Bolkestein doet dat hier meesterlijk, hij neemt dat publiek mee, en hij zegt eigenlijk in de kern waar het altijd in de politiek om gaat: keuzes maken in schaarste. En dat publiek wil die keuzes niet maken. Die wil èn-èn en die zijn dus ook heel boos als hij dit zegt, ‘ik moet het toch ergens vandaan halen’. En dan kiest hij ook nog iets waar dat publiek, overwegend waarschijnlijk linkse mensen die daar staan - linkse cultuur liefhebbers - die worden woest als ie dat zegt. Ik moet zeggen dat dat ook iets is waar ik me verschrikkelijk aan kan ergeren in Nederland. Dat is die dubbele moraal. Mensen met heel veel geld, die koketteren er dan mee dat ze stemmen op de SP. Dan denk ik, dan moet je eens weten wat er dan gebeurt als die partij aan de macht komt. Jij hebt er geen last van met al die miljoenen, maar moet je eens kijken wat er gebeurt met hardwerkende mensen, een, twee keer modaal, of mensen die zeggen ‘het zou toch mooi zijn in onze samenleving als we alle kinderen op gemengde scholen doen’, maar dan wel zelf met de bakfiets naar de witte Montessorischool. En je ziet het – heel eerlijk hoor op rechts – een partijgenoot van mij in Brasschaat, die daar heen gaan vanwege de mooie natuur, maar ik denk toch vooral van wege het belastingklimaat maar dan vervolgens wel hun kinderen in Nederland op school doen.
[Rutte vervolgt met een uitleg over dubbele moraal als het gaat om vluchtelingen]
Terug

Read more...

Onvoorwaardelijk Basisinkomen: een neoliberale valkuil

>> Wednesday, February 4, 2015

Het basisinkomen: redding van de verzorgingsstaat... of een neoliberale valkuil? Het basisinkomen bestrijdt symptomen, niet de oorzaak van de problemen van de verzorgingsstaat, omdat het is gebaseerd op een verkeerde neoliberale analyse. Volgens Michel Verbeek is het antwoord overduidelijk: ‘Ja het is een neoliberale valkuil’. Geschreven voor ‘Denken over Links’, 29 jan 2015 Rotterdam

Terug van weggeweest

De eerste keer dat ik van het basisinkomen hoorde was eind jaren zeventig. Het sprak me toen als arme student wel aan. Daarna verdween het voor lange tijd uit beeld tot de redactie van Sargasso me in juni 2013 vroeg om wat modellen voor een basisinkomen door te rekenen. Ik ben daar zonder vooringenomenheid aan begonnen, maar ben toch tot de conclusie gekomen dat een universeel en onvoorwaardelijk basisinkomen [1] niet zo’n goed idee is.

Het basisinkomen is nu weer helemaal terug in de media. Vorig jaar besteedde de VPRO documentaireserie Tegenlicht er een aflevering aan. Rutger Bregman schreef er voor de Correspondent een enthousiast verhaal over. Zelfs in het bolwerk van financiële degelijkheid, het Financieel Dagblad, lees ik artikelen van voorstanders als Kim Putters en Marcel Canoy.

Er zijn natuurlijk ook tegengeluiden, zoals Thomas Colignatus die al jarenlang waarschuwt dat de voorstellen niet goed economisch onderbouwd zijn. Op Sargasso is door Paul Teule en ondergetekende af en toe aandacht besteed aan problemen van het basisinkomen. De meest grondige kritiek is in het Duits verschenen: Irrweg Grundeinkommen [2].

Dat het nu weer zo populair is, komt waarschijnlijk doordat het - net als in de jaren zeventig - slecht gaat met de economie. De crisis die 2008 begon, wil maar niet overgaan. Veel mensen zijn ervan overtuigd dat er fundamentele fouten zitten in de verzorgingsstaat.

De oplossing van het basisinkomen

In Tegenlicht wordt een somber toekomstbeeld geschetst, gebaseerd op de aanname dat de verzorgingsstaat wordt ondermijnd door automatisering. Automatisering maakt steeds meer werk overbodig. ‘We kunnen dit niet aan de markt overlaten,’ stelt Ron Hinkel, leider van het Mincome project.

De oplossing is invoering van het basisinkomen, zodat iedereen genoeg geld heeft om de dingen te kopen die de economie produceert, ook als er niet genoeg banen zijn voor iedereen.

De oplossing van het basisinkomen heeft de schoonheid van eenvoud. We kunnen het complexe systeem van de verzorgingsstaat vervangen door één uitkering, die hoog genoeg is om van te leven. Aan de uitkering worden geen voorwaarden gesteld waardoor de uitkeringsbureaucratie kan worden afgeschaft.

De kritiek dat mensen dan minder gaan werken wordt afgewezen als calvinistisch en onnodig pessimistisch. Uit experimenten zoals het Mincome project is gebleken dat mensen het geld goed besteden. ‘Gratis geld’ noemt Rutger Bregman het, die een grote gave heeft voor het woord en hiermee goed aangeeft hoe radicaal het idee is.

Kosten rondpompen

De belangrijkste vraag, waar niemand omheen kan, is of het betaalbaar is. Een voorwaarde voor het basisinkomen is dat het een reëel alternatief is voor het huidige stelsel. Dat betekent dat het een bestaan boven de armoedegrens moet garanderen [3]. Het is niet moeilijk om enkele ruwe berekeningen te maken en ik heb dat zelf ook gedaan voor Sargasso. Deze berekeningen laten niet zien wat de gevolgen zijn voor de economie (ik kom hier straks uitgebreid op terug), maar wel dat het een kostbaar plan is.

Kern van het kostenprobleem is dat meer belasting moet worden geheven over een steeds kleiner ‘belastbaar inkomen’, namelijk dat deel van de gezamenlijke inkomens die door betaalde arbeid worden verdiend.

Bovendien kost het meer dan het oude systeem. Dat het duurder is, is ook logisch: anders dan nu wordt geld uitgekeerd aan iedereen, of hij of zij het nodig heeft of niet. Alles bij elkaar zal de belastingdruk hierdoor flink omhoog gaan.

Het vreemdste argument dat voorstanders van het basisinkomen in stelling brengen is daarom dat het een einde maakt aan het zinloos rondpompen van geld. Canoy doet dat in Tegenlicht en Robin Fransman op FTM.

Dit is vreemd omdat het nodeloos rondpompen van geld de essentie is van het basisinkomen. Want iedereen, ook de netto belastingbetaler, krijgt een basisinkomen, dat hij of zij direct weer terug moet betalen aan de belastingdienst.

De experimenten

Voorstanders van het basisinkomen pleiten voor experimenten waarin wordt onderzocht wat de effecten ervan zijn. Zij putten hoop uit eerder uitgevoerde experimenten, zoals het Mincome project, die laten zien dat ‘gratis geld’ niet betekent dat mensen minder gaan werken.

Iedereen die betrokken was bij het Mincome project is heel positief over die ervaring. Uitkeringsontvangers gooien het geld niet over de balk maar gebruiken het voor studie, of een investering in het eigen bedrijf.

Tegenlicht laat ook Ron Hinkel, de leider van het project, aan het woord. Hij beschrijft wat het doel was van het experiment: onderzoeken wat het effect is op mensen van welfare (sociale voorzieningen). Zij wilden aantonen dat de veronderstelling van conservatieven, dat mensen door hulp in een welfare trap komen, niet klopt.

Wat het Mincome project laat zien is dat dat rechtse verhaal over de welfare trap niet klopt. Mensen die geholpen worden, hebben daar baat bij, ook als daar geen voorwaarden aan verbonden worden.

Dat is wat het Mincome project aantoont, niet minder, maar ook niet meer.

Instabiliteit

Wat het experiment niet laat zien, is wat de gevolgen zullen zijn voor een grote en open economie. Dat kan ook niet, want alle experimenten waar ik van hoor, worden gedaan in kleine geïsoleerde gemeenschappen. Ook in Tegenlicht wordt voorgesteld om een experiment op Schiermonnikoog te doen. Echte waaghalzen hadden Amsterdam voorgesteld.

Want dat een basisinkomen in grote gevolgen zal hebben voor de economie is zonder meer duidelijk. Als aan iedereen een basisinkomen wordt verstrekt, zal de keuze om wel of niet te gaan werken veranderen.

Dit heeft gevolgen voor de arbeidsparticipatie. Werkende moeders zullen er voor kiezen om voor de kinderen te gaan zorgen.

Ook aan de betalende kant is er een effect: omdat de belasting hoger wordt, levert extra werk minder netto loon op waardoor de arbeidsparticipatie zal afnemen.

Daarbij komt dat het aanbod van personeel zal veranderen. Het zal moeilijker worden om mensen te vinden voor slecht betaald en ongeschoold werk. Dit is zelfs een expliciet doel is van voorstanders: niemand mag gedwongen worden om vies of zwaar werk te doen.

De enige manier om mensen hiervoor te krijgen is, door meer te betalen. Door de hogere kosten zal de daardoor de vraag naar ongeschoold werk afnemen.

Veel mensen zullen laaggeschoold werk zelf gaan doen: ‘de boekhouder kan ’s morgens de prullenbakken wel legen’. Steeds minder werk wordt in loondienst verricht om de belasting te ontwijken en zwartwerk zal toenemen [4]. Het gevolg hiervan is dat de basis waarover belasting wordt gegeven steeds kleiner zal worden, wat dit effect nog zal versterken. Zo ontstaat een negatieve vicieuze cirkel.

Daarom leidt het basisinkomen tot een inherent instabiel systeem dat op den duur zal bezwijken . Dit zal er dan waarschijnlijk toe leiden dat het basisinkomen tot ver onder het armoedeniveau wordt verlaagd. Dan zijn we veel slechter af dan nu.

Verzorgingsstaat verouderd?

Het is tegenwoordig mode om te zeggen dat verzorgingsstaat verouderd is. [5]. Dit argument heb ik nooit goed begrepen. Zeker, toen de eerste verzorgingsstaat werd ingevoerd (in 1870, onder Bismarck) waren de omstandigheden anders.

Ook de in de hoogtijdagen van de verzorgingsstaat, de jaren vijftig en zestig, zat de maatschappij anders in elkaar dan nu. Maar dat iets een lange traditie heeft wil nog niet zeggen dat het niet aangepast kan worden aan de tijd. Democratie is toch ook niet verouderd omdat het al tweeënhalf duizend jaar oud is?

De redenen die worden genoemd voor de veroudering zijn of niet relevant of waren ook eerder al van toepassing. Het feit dat er vroeger één kostwinner was, is geen essentieel onderdeel van de verzorgingsstaat.

Een andere reden, de toename van arbeidsproductiviteit, is een verschijnsel dat kenmerkend is voor het kapitalisme sinds het begin van de industriële revolutie 250 jaar geleden en gaat tot op de huidige dag door. Automatisering is dus geen nieuw verschijnsel. Angstige verhalen over een toekomst waarin mensen overbodig zijn geworden omdat robots het werk doen, zijn niet meer dan slechte science fiction.

Met het principe van de verzorgingsstaat is namelijk niets mis, net zo goed als ook met het principe van de democratie niets mis is. De vraag moet dus zijn: wat is dat principe, en wat moet eventueel worden aangepast?

De gouden loonregel

De verzorgingsstaat is een antwoord op een fundamenteel probleem van het kapitalisme: wat gebeurt er met de groei van de economie die het gevolg is van de steeds groter wordende productiviteit?

De manier waarop dat in de verzorgingsstaat wordt gedaan is door het afdwingen van een eerlijke verdeling van de groei tussen arbeid en kapitaal.

Als de investeerder een te groot aandeel van de productiviteitswinst voor zich zelf in beslag neemt blijft er te weinig over voor de arbeider om de geproduceerde goederen te consumeren. Als de lonen niet proportioneel stijgen met de groei van de economie, wordt er te veel geproduceerd en ontstaat werkloosheid.

De regel dat lonen proportioneel stijgen met de groei van de economie heet de gouden loonregel. Als deze wordt aangehouden is er altijd (afgezien van externe oorzaken) volledige werkgelegenheid.

Daardoor is de loonbasis altijd groot genoeg voor het heffen van premies voor volksverzekeringen, gezondheidszorg en pensioenen.

Dit resulteert in een stabiele economie omdat er sprake is van volledige werkgelegenheid. Er is altijd voldoende koopkracht om de goederen en diensten die die door de steeds grotere productiviteit worden geproduceerd, te consumeren [6].

Omdat er volledige werkgelegenheid is, is er bovendien geen dwang nodig om mensen aan het werk te krijgen, want er is werk genoeg.

Er is een machtsbalans tussen werkgevers en werknemers: bevalt het werk niet? Dan zoek je een andere baan!

De neoliberale revolutie

Zodra van de gouden loonregel wordt afgeweken, gaat het verkeerd. Als de lonen te hoog zijn, stijgen de prijzen omdat de vraag naar goederen en diensten groter is dan de economie kan produceren. Samen met automatische loonindexering leidt dit tot steeds hogere inflatie.

Dit gebeurde in de jaren zeventig doordat de stijging van de olieprijs werd gecompenseerd in de lonen. Dit leidde tot stagflatie: hoge inflatie en stagnatie.

De neoliberale revolutie van begin jaren tachtig maakte een einde aan de gouden loonregel. Margaret Thatcher en Ronald Reagan braken de macht van de vakbonden. De koppeling tussen loon en economische groei is daarna nooit meer hersteld.

Figuur 1 Groei van loon is eind jaren zeventig losgekoppeld van de productiviteitsgroei in de VS.

Aan de hoge inflatie kwam een eind, maar de volledige werkgelegenheid van de jaren vijftig en zestig, is nooit meer terug gekomen. Vanaf dat moment stagneerden de lonen. Het sterkste is dit te zien in de VS, maar ook in Europa, vooral in Nederland en Duitsland is deze trend aanwezig en ligt aan de basis van de eurocrisis.

De grote stagnatie

De stagnatie van de lonen is de oorzaak van een aantal fenomenen die te maken hebben met het niet goed functioneren van de verzorgingsstaat. De decennia na 1980 zijn een spiegelbeeld van wat daarvoor gebeurde. Er is niet genoeg koopkracht om te consumeren wat door de groeiende productiviteit wordt geproduceerd. Er ontstaat overcapaciteit en de groei stagneert. Er zijn regelmatig financiële crises die grote werkloosheid veroorzaken.

Hierdoor lopen de kosten voor de verzorgingsstaat op [7]. Door de neoliberale revolutie is ook de mentaliteit veranderd. Werkloosheid wordt gezien als een persoonlijk falen. De dwang om werk, passend of niet, aan te nemen wordt steeds groter en de ‘werkloosheidsindustrie’ kost steeds meer geld.

Het tekort aan vraag kan ten dele worden gecompenseerd met krediet. Om de consumptie op peil te houden gaan mensen meer lenen. Ook de staat moet steeds meer lenen om de steeds duurdere verzorgingsstaat draaiende te houden [7]. De economische groei die er is, wordt door kredietbubbels gegenereerd (vastgoedbubbel, dotcombubbel). De fase waarin de economie nu verkeert wordt secular stagnation genoemd.

Het geld dat door de groeiende productiviteit wordt verdiend, gaat naar een steeds kleiner wordende groep van superrijke investeerders.

Dit is dezelfde groep ‘superrijken’ waar Erik Brynjolfsson aan refereert in Tegenlicht, wanneer hij uitlegt waarom de verzorgingsstaat niet meer werkt.

In het licht van het economische principes dat ik hier heb beschreven, is duidelijk waarom de verklaring van Brynjolfsson niet klopt [8]. Hij beseft niet dat de verdeling van de productiviteitsgroei het probleem is.

Wassenaar 2.0

De problemen van de verzorgingsstaat worden dus niet veroorzaakt door de verzorgingsstaat zelf, maar doordat begin jaren tachtig de koppeling tussen de groei van loon en arbeidsproductiviteit is losgelaten. Er moet een actief loonbeleid gevoerd worden op een manier waar wij in Nederland (en Duitsland) goed mee vertrouwd zijn: polderen.

Vakbonden spelen hierbij een cruciale rol. Er moet een nieuw ‘Akkoord van Wassenaar’ gesloten worden, waarin afgesproken wordt dat de lonen evenredig stijgen met de groei van de economie.

Het basisinkomen is als herverdelingsmechanisme om de toegenomen ongelijkheid te bestrijden ongeschikt, omdat het niet de oorzaak ervan aanpakt. Het is gebaseerd op een verkeerde diagnose van de problemen en het systeem is inherent instabiel.

Door de verzorgingsstaat op de goede manier te hervormen is het mogelijk om de toekomstdroom van Keynes tot werkelijkheid te maken: slechts drie uur per dag, of vijftien uur per week werken. De rest van de tijd kun je dan besteden aan creatief werk of zorg voor naasten. Precies die zaken die genoemd worden als voordeel van het basisinkomen.

Veel mensen zijn onnodig bang voor de toekomst: ‘Help de robots komen eraan’ schrijft Rutger Bregman. Dat is niet nodig mits loonontwikkeling niet aan de markt wordt overgelaten. In de woorden van Keynes: ‘We are suffering just now from a bad attack of economic pessimism’ [9] Zij die de verzorgingsstaat voor dood verklaren, praten neoliberale economen na zonder het te beseffen.

Voetnoten

[1]: Onvoorwaardelijk en universeel.
Omwille van de leesbaarheid laat ik hierna de toevoeging onvoorwaardelijk maar het is wel een essentieel onderdeel van het plan.

[2]: Irrweg Grundeinkommen. Die große Umverteilung von unten nach oben muss beendet werden Door: Heiner Flassbeck, Friederike Spiecker, Volker Meinhardt, Dieter Vesper, bij Westend, Duitsland, 2013. Dit is de beste analyse die ik heb gevonden. Van Heiner Flassbeck en Friederike Spiecker komt ook de gouden loonregel die ik in dit artikel bespreek.

[3]: Hoe hoog?
Marcel Canoy gaat uit van AOW niveau: 760 euro voor een alleenstaande. Maar ik hoor ook hogere bedragen, bijvoorbeeld 1000 euro [15]. Belangrijk is dat het voldoende moet zijn voor het bestaansminimum. Bij deze berekeningen moet men niet uit het oog verliezen dat het systeem een vervanging is van het huidige systeem. Ook mensen die wel willen werken maar daartoe om legitieme redenen niet in staat zijn, moeten een volwaardig leven kunnen leiden. Hun inkomen moet dan duidelijk boven het bijstandsniveau liggen. Marcel Canoy wil daarvoor een extra post reserveren, maar daarmee voert hij via de achterdeur weer een controle systeem in.

[4]: Controle.
Tot nog toe wordt door iedereen zondermeer aangenomen dat een van de grote voordelen van het basisinkomen zal zijn dat het controle apparaat dat nu nodig is voor het uitkeren, kan worden afgeschaft. ‘Weg met die tandenborsteltellerij’ zegt Marcel Canoy in Tegenlicht. Helaas zal de controle niet verdwijnen maar zich verplaatsten. Door de hoge belastingdruk zal de betalingsdiscipline afnemen en zal meer controle nodig zijn. Het maakt daarbij niet uit of het om directe of indirecte belasting gaat. Er zal een grote markt ontstaan voor zwartwerk, of indien de belasting wordt geheven via BTW, voor smokkel en andere vormen belastingontduiking.

[5]: De verzorgingsstaat is verouderd.
Enkele redenen die ik ben tegenkomen in een snelle survey:
  1. Het is te duur
  2. Door de automatisering komt er minder werk
  3. Het bevoordeelt mensen met een vast dienstverband, terwijl juist meer flexibilteit noodzakelijk is.
  4. We moeten concurreren met andere landen (globalisering dus)
Ik heb niet de tijd en de ruimte om hier op al deze argumenten in te gaan. Maar volgens mij worden ze afdoende beantwoord door mijn uitleg van de gouden loonregel.

[6]: Groei.
Economische groei is het resultaat van bevolkingsgroei, toename van kennis (wetenschap), ontwikkeling van nieuwe technieken (o.a. automatisering) en is incrementeel. Dat wil zeggen: elke generatie bouwt voort op wat de vorige heeft bereikt.Mijn voorstel is om een groot deel van de groei te steken in omschakeling naar andere energieproductie, want ook daarvoor is groei nodig.
De vraag wat we met die groei doen is een politieke keuze.
Ik ga niet in op de (legitieme) vraag of groei goed is. Veel mensen hebben kritiek op de noodzaak van economische groei. Ik wil hier heel kort over zijn: groei van productiviteit is een gegeven (afgezien van externe factoren).

[7]: Belasting.
Ook moet hierbij vermeld worden dat tegelijkertijd de belasting werd verlaagd waardoor de tekorten nog verder opliepen.

[8]: Neoliberalisme.
Volgens Brynjolfsson wordt de loonhoogte wordt bepaald door arbeidsmarkt. Er is minder vraag naar arbeid omdat meer kan worden geproduceerd met minder mensen. Dit is een neoklassieke en neoliberale visie op de arbeidsmarkt. Wat de ‘juiste prijs’ is van arbeid, stellen zij, kan alleen door markt bepaald worden. Het probleem hiermee is dat dit in de praktijk leidt tot recessies. Het gaat er vanuit dat wat op de arbeidsmarkt gebeurt geen invloed heeft op de rest van de economie. Dat is evident onwaar: als lonen dalen, daalt de vraag. Als de vraag afneemt ontstaat er overcapaciteit en ontstaat opnieuw werkloosheid. Deze effecten versterken elkaar en de economie raakt in recessie. Wat nu bij V&D gebeurt kan ter illustratie dienen. Als V&D weer concurrend wordt door de loonsverlaging zijn concurrenten ook gedwongen om de lonen te verlagen. Er zijn steeds meer voorbeelden afgedwongen loonsverlaging om bedrijven te redden. Hier is in de praktijk te zien hoe de neerwaartse loonprijs spiraal functioneert en leidt tot deflatie.

[9]: Economic Possibilities for our Grandchildren. John Maynard Keynes.
‘Just now’ is in 1930. Het is opmerkelijk hoe goed de openingsalinea van het essay van Keynes op onze tijd van toepassing is. Vervang Great Britain door Europe, en nineteenth century door twentieth century:
We are suffering just now from a bad attack of economic pessimism. It is common to hear people say that the epoch of enormous economic progress which characterised the nineteenth century is over; that the rapid improvement in the standard of life is now going to slow down – at any rate in Great Britain; that a decline in prosperity is more likely than an improvement in the decade which lies ahead of us.

Verantwoording

Read more...

De eurocrisis is weer terug (6): Deflatie (2) - het Duitse model

>> Thursday, December 18, 2014


In de vorige aflevering heb ik laten zien dat de problemen van deflatie vaak worden onderschat. In dit tweede deel over deflatie leg ik uit dat deflatie het beste bestreden kan worden door de oorzaak ervan aan te pakken. Er is welbeschouwd, geen reden waarom we geen einde kunnen maken aan deflatie en aan de eurocrisis.

Deflatie is een neerwaarts gerichte loon-prijsspriraal. In een krimpende economie is er te weinig vraag naar producten en diensten waardoor lonen en prijzen dalen.

Bij de tegenhanger van deflatie – inflatie – kan de centrale bank de opwaardse loon-prijsspriaal doorbreken door de rente verhogen. Doordat geld lenen dan duurder wordt zal de economie afkoelen of zelfs in een recessie raken. De verhoging van de rente naar 20% (!) heeft begin jaren tachtig effectief een einde gemaakt aan de inflatie, door de diepe recessie die dit veroorzaakte.

Het is voor een centrale bank veel lastiger om een eind te maken aan deflatie omdat de rente niet meer verlaagd kan worden omdat zij al op 0% staat. Eigenlijk zou de rente dus negatief moeten zijn maar dat is praktisch natuurlijk onmogelijk [1].

Economen noemen de situatie waarin de Europese [2] economie nu verkeert een ‘liquiditeitsval’. Centrale banken proberen de economie uit het dal te tillen door meer geld in omloop te brengen. Hierdoor hoopt men dat de investeringen toenemen, zodat lonen en prijzen weer gaan stijgen.

Figuur 1 Rente die banken betalen voor een lening van de Amerikaanse centrale bank (FED). In de jaren tachtig was de rente extreem hoog om inflatie te bestrijden, nu is de rente zo goed als nul.

Echt goed werkt dit niet. Er komt wel meer geld in omloop, maar het wordt nauwelijks gebruikt voor de gewenste investeringen en de inflatie blijft laag zoals blijkt in figuur 4. Er zijn ook aanwijzigingen dat geldverruiming de prijs van grondstoffen en aandelen opdrijft. Zeker is dat het extra geld nauwelijks in de economie van de gewone burger terecht komt. Het beste dat je er van kan zeggen is dat het een beetje helpt.

Het Duitse model

Tot nog toe heeft de Europese centrale bank veel minder gebruik gemaakt van geldverruiming dan de Amerikaanse centrale bank. In de Verenigde Staten is geldverruiming een normale geaccepteerde methode, maar in Europa stuit dit op grote weerstand.

De Europese economie is ingericht naar Duits model: de centrale bank is de hoeder van het geld, maar zij heeft slechts één functie: het bewaken van prijsstabiliteit. Volgens deze filosofie mag een centrale bank de hoeveelheid geld niet manipuleren om de economie te stimuleren. Ook mag de politiek op geen enkele manier invloed uitoefenen op de centrale bank. Daarom is het niet toegestaan dat de centrale bank geld uitleent aan een overheid.

Figuur 2 Balans van de Europese centrale bank. Na aanvankelijke groei neemt de hoeveelheid geld toch weer af. De ECB aarzelt met geldverruiming.

De economie moet door marktwerking en geheel op eigen kracht weer gaan groeien. In het Duitse economische denken is er maar één goede manier om een economie goed te laten werken: door het de markt zelf te laten doen. Dit komt voort uit een typisch Duitse vorm van neoliberalisme, het ordoliberalisme.

De ordoliberalen gaan – zoals alle neoliberalen – uit van een centrale positie van de markt. In deze filosofie past het niet dat de overheid geld leent om daarmee de economie te stimuleren, want daarmee veroorzaak je alleen maar een Strohfeuer: een korstondige opleving die niet beklijft.

Ook mag de staat niet ingrijpen in het prijsmechanisme door bijvoorbeeld de rente te manipuleren of zich met de loonontwikkeling te bemoeien. Het is de taak van de staat om door middel van ordnungspolitische Maßnahmen optimale condities te scheppen voor marktwerking. Een van die voorwaarden voor een optimale marktwerking is dat de staat een sluitende begroting heeft.

Figuur 3 Rente die banken betalen voor een lening van de Europese centrale bank (ECB).

Schwarze Null en Schuldenbremse

Ook in Nederland heeft deze manier van denken grote invloed [3]. De Nederlandse regering heeft de afgelopen jaren een recordbedrag bezuinigd: maar liefst zesenveertig miljard euro.

Maar de Duitsers spannen de kroon met hun zuinigheid. Want ondanks het kleine overschot op de overheidsbegroting, weigert de Duitse staat geld vrij te maken voor achterstallig onderhoud. Wegen en bruggen verbrokkelen [4] en er is geen geld om de Energiewende te financieren.

Dat daarvoor geen geld is, komt omdat Wolfgang Schäuble bezig is om een droom van alle Duitse ministers van Financiën tot vervulling te brengen. Hij is de eerste minister sinds 1969, die de kasboeken van de Duitse staat met een schwarze Null kan afsluiten. De Duitse staat geeft precies evenveel uit als er binnenkomt.

Sinds kort is dit zelfs in de grondwet opgenomen: de staat moet een sluitende begroten hebben en mag alleen in uiterste noodgevallen geld lenen. In de wandelgangen staat deze wet bekend als de Schuldenbremse (‘schuldrem’). In Duitsland kan dus zelfs de rechter zich bemoeien met het economisch beleid. Het feit dat het in de grondwet is opgenomen bewijst dat dit een door de Duitse bevolking breed gedragen maatregel is.

Strohfeuer

Ook manipulatie van de rentestand wordt afgekeurd in het Duitse model. Rente is ‘de prijs van geld’ en door deze kunstmatig laag te houden, zou de ECB het prijsmechanisme verstoren.

De lage rente die Zuid-Europese regeringen nu voor hun staatsleningen betalen, is volgens het Duitse model verkeerd omdat hierdoor de druk om te hervormen wegvalt. Alleen door hervormen kan de economie weer sterker worden en zal marktwerking voor groei zorgen. Al het andere is slechts een Strohfeuer.

De Duitsers weten dit uit eigen ervaring. Het Wirtschaftswunder is niet met ‘makkelijk geld’ bereikt, maar door zuinigheid en tüchtige Arbeit. ‘Erst sparen, dann kaufen!‘ is het Duitse motto. Wat ze daarbij vergeten, is dat ze dat deden op een moment dat in andere landen de economie op volle toeren draaide en er dus een markt was voor de Duitse export.

Als een mantra wordt daarom steeds weer herhaald dat landen hun economie moeten hervormen.

Figuur 4 Inflatie in de eurozone.

Neomercantilisme

Hervormen is een combinatie van enerzijds gunstige maatregelen voor bedrijven om hun winstgevendheid te vergroten en anderzijds voor werknemers onplezierige maatregelen, zoals minder baanzekerheid (‘flexibiliteit’) en loonmatiging.

In Zuid-Europa is loondaling zelfs expliciet het doel. Deflatie is in Zuid-Europa dan ook geen vervelend bijverschijnsel maar een doel op zich. De eufemistische term hiervoor is ‘interne devaluatie’ (devaluatie binnen dezelfde valuta).

De waanzin van het economisch beleid in Europa is dat Duitsland en Nederland andere landen geen kans geven om het geld te verdienen waarmee ze hun schuld aan Duitsland en Nederland zouden kunnen afbetalen.

Dit is een vorm van neomercantilisme: landen worden gezien als ondernemingen die in een onderlinge concurrentiestrijd zoveel mogelijk winst proberen te maken. Wat een land ‘verdient’ is het overschot op de betalingsbalans. Wie het meest concurrerend is haalt het grootste marktaandeel (handelsoverschot) en komt als ‘winnaar’ uit de strijd. De verliezers staan bij hem in het krijt.

‘Rijden met de handrem erop’

Terwijl de ECB bezig is (met ontoereikende middelen) de deflatie te bestrijden, is de overheid bezig om deflatie te veroorzaken. Dit is dus de waanzin: aan de ene kant is de centrale bank bezig om de economie te stimuleren, terwijl aan de andere kant de politiek op de Schuldenbremse trapt. Het is als ‘rijden met de handrem er op’: het genereert veel politieke rook, maar de economie komt nauwelijks vooruit.

Hervormen is de oorzaak van de deflatie in de eurozone. Deflatie [5] is het resultaat van economisch beleid. Het is geen vervelend bijverschijnsel, maar doel op zich, althans in Zuid-Europa.

De klacht over gebrek aan hervormingswil in Zuid-Europa en Frankrijk is dan ook een omkering van de werkelijkheid, want hervormen verergert de eurocrisis. Duitsland is niet het goede voorbeeld voor andere landen maar de bron van de problemen.

Willen of kunnen?

Het is niet moeilijk om in te zien wat er moet gebeuren om te zorgen dat we uit de negatieve loon-prijsspiraal komen om een eind te maken aan deflatie.

De lonen in de Noord-Europese landen moeten omhoog. Alleen door een loonstijging kan de negatieve loon-prijsspiraal gestopt worden. Tot deze conclusie was ik eerder al op een andere weg gekomen: de oplossing om uit de eurocrisis te komen is flinke loonsverhoging in Noord-Europa en gelijkblijvend loon in Zuid-Europa.

Daarnaast is het nodig dat de Europese overheid geld leent voor investeringen. Dat het investeringspeil zo laag ligt, komt niet omdat Europa “af is”, want er is genoeg werk te doen. Er is veel achterstallig onderhoud aan de Duitse infrastructuur. Ook willen de Duitsers omschakelen van kernenergie op duurzame energie [6].

En laten we ook niet vergeten dat we ons moeten voorbereiden op de klimaatverandering. Deze investeringen zullen de Duitse economische motor weer op gang brengen. Het zou een mooie gelegenheid zijn voor de Duitsers om te laten zien hoe sterk die Duitse economische motor is door de Europese economie uit het dal te trekken. Dat zou, anders dan de schwarze Null, echt een prestatie van formaat zijn.

Ook vakbonden spelen hierbij een belangrijke rol. In Europees verband moet worden afgesproken dat bonden in Zuid-Europa pas op de plaats maken. Maar zij moeten er dan op kunnen vertrouwen dat bonden in Noord-Europa de komende jaren flinke loonsverhogingen gaan eisen.

Dat de crisis maar niet over wil gaan, komt niet omdat we er niets aan kunnen doen. We kunnen genoeg doen om een einde te maken aan de eurocrisis, maar mercantilistische oogkleppen en de resulterende race om het handelsoverschot verhinderen ons om te zien wat er gedaan moet worden.

Men schroomt in te grijpen in de loonontwikkeling. De staat mag geen geld lenen om te investeren in de economie (‘Strohfeuer). Er is nu geen samenhang tussen monetair beleid en de politiek (‘rijden op handrem’). We doen het niet, niet omdat we het niet kunnen, maar omdat we niet willen.

Deze serie over de eurocrisis wordt eind dit jaar afgesloten met een slotaflevering.

Voetnoten

[1] Dit is niet moeilijk in te zien: als de rente negatief zou zijn kost het geld om geld op de bank te laten staan. Mensen zullen het van bank halen om het weer tussen het linnengoed te bewaren. Voor banken heeft de ECB inmiddels wel negatieve rente ingesteld: maar die zijn dan ook gedwongen om hun geld dat niet wordt geinvesteerd op een rekening van de ECB te storten.
[2] Ik spreek over Europa, Zuid- en Noord-Europa, maar feitelijk gaat het over de eurozone.
[3] Lex Hoogduin illustreerde dit onlangs heel mooi met een uitspraak in het FD van 4 dec: ‘Verdere verlaging van rentes leidt tot zeepbellen en drukt groeipotentie economie’. Een economie heeft dus ‘groeipotentie’ (wat dat dan ook mag zijn) die vergroot moet worden, niet met geld maar door ‘hervormen’.
[4] Aftakeling Duitse wegen en bruggen vormt ook schadepost voor Nederlandse ondernemingen. FD 24 okt 2014, p9.
[5] En het zelfde geldt natuurlijk ook voor het omgekeerde: inflatie.
[6] Duitsland stookt nog steeds bruinkool: de meest vervuilende methode van energieopwekking die bovendien grote kraters slaat in landschap. Hele landschappen worden vernietigd. Ook buurland Nederland ondervindt hiervan hinder door grondwater daling. Zie: TNO-rapport 2007-U-R0225/B

Eerdere afleveringen
  • Deel 1: Frankrijk is de zondebok
  • Deel 2: De prijs van hervormen
  • Deel 3: Europa’s knoflookgrens
  • Deel 4: Loondumping
  • Deel 5: Deflatie (1) – moeten we ons zorgen maken?


Verantwoording

Fig 1: Bron data: Federal Reserve Economic Data
Fig 2: Bron data: ECB
Fig 3: Bron data: ECB
Fig 4: Bron data: OECD
Foto: CC, Joel Abroad: Cheap market, Chinatown, Flickr

Read more...

De eurocrisis is weer terug (5): Deflatie (1) - moeten we ons zorgen maken?

>> Wednesday, December 3, 2014

Er is bijna geen inflatie meer en in sommige delen van Europa is al sprake van deflatie. Hoe erg is dat, waardoor wordt dit veroorzaakt en wat kan er aan gedaan worden? Deflatie is een complex onderwerp daarom bespreek ik het in twee delen. In deel 5 bespreek ik ‘wat, waar en hoe’ en deel 6 behandel ik ‘oorzaak en oplossing’.

In het begin leek het zo mooi. De euro was een groot succes want in alle landen daalde de inflatie naar het gewenste niveau: net iets onder de 2%. Precies zoals de bedenkers van de munt het hadden bedoeld want de Duitsers hadden hun stabiele munt en in Zuid-Europa was men verlost van de hoge inflatie.

Figuur 1 Inflatie in Zuid-Europa daalt. Tot de kredietcrisis was de inflatie net op of onder de 2%.

De handel in Europa [*] floreerde omdat ze niet meer werd gehinderd door fluctuerende wisselkoersen: van de Scandinavië tot Malta: overal is de euro evenveel waard. Althans, dat dacht men. In werkelijkheid was het succes een grote bubbel zoals ik in de vorige aflevering heb laten zien.

Dankzij de euro kon Noord-Europa door loonmatiging een handelsoverschot opbouwen. De winst daarvan was de brandstof van de vastgoedbubbel in Zuid-Europa. Deze bubbel werd verward met ‘succes’.

Paniekreactie

De Zuid-Europese vastgoedbubbel liep snel leeg. Eerst kwam de kredietcrisis (2008) en direct daarna de Griekse schuldencrisis (2010). Irrationele angst voor staatschulden – zelfs wraakzucht - maakte zich meester van de politiek, vooral in Duitsland en Nederland.

De bezuinigingswoede heeft grote gaten geslagen in de economie. Door de paniek van de politiek is er nu permanente stagnatie in Noord-Europa en een regelrechte depressie in Zuid-Europa. Dit verkrampte streven naar stabiliteit had als paradoxaal resultaat dat de euro destabiliseerde.

Figuur 2 Van stabiliteit naar instabiliteit.

Figuur 2 laat zien hoe na jaren van een stabiliteit de inflatie veranderlijk is geworden. Een paar jaar na het herstel van de kredietcrisis dreigt voor de tweede keer het inflatieniveau onder nul te zakken.

Figuur 3 In Noord-Europa is sprake van lage inflatie.

Terwijl in Noord-Europa slechts sprake is van stagnatie van de prijzen, is in Zuid-Europa sprake van echte deflatie. Tegelijkertijd verkeren Griekenland en Spanje nu al enig jaren in een echte depressie, terwijl Nederland en Duitsland tot nog toe slechts last hadden van recessies. Zodoende dient de vraag zich aan: wat zijn de economische gevolgen van deflatie?

Figuur 4 In Zuid-Europa is sprake van deflatie: de lonen en prijzen dalen.

Bitter medicijn

De vijand heet nu niet meer inflatie maar deflatie. We zijn er zo aan gewend om inflatie te bestrijden dat het nieuwe gevaar nog niet door iedereen wordt onderkend. Echt Serieuze Mensen vertellen ons dan ook dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen.

Figuur 5 Inflatie in Nederland sinds 1972.

Ze maken onderscheid tussen goede en slechte deflatie. Slechte deflatie hadden we tijdens de Grote Depressie, maar nu hebben we goede deflatie want deze is het gevolg van een daling van de olieprijs. De deflatie in Zuid-Europa moet de grote stijging van lonen en prijzen corrigeren die het gevolg was van de bubbeljaren en deze landen weer concurrerend maken.

Het is weliswaar een bitter medicijn maar dat schrijven Echt Serieuze Mensen graag vóór, zolang ze het maar niet zelf hoeven te slikken.

Geld gaat boven alles

Er is iets vreemds aan de aan de hand want de omgekeerde reactie - inflatiegevaar afdoen als onbelangrijk - is ondenkbaar. Deflatie vinden we minder gevaarlijk dan inflatie. Dat komt in de eerste plaats omdat de getallen minder bedreigend zijn. We zitten om en nabij de 0%, dat voelt veel stabieler dan iets dat naar het oneindige kan stijgen. Het idee dat prijzen ook kunnen dalen, voelt daarom niet bedreigend aan, gewend als we zijn aan inflatie.

Maar het komt ook door de taal. Uit onderzoek blijkt dat taal ons denken beïnvloedt. De manier van spreken over deflatie geeft ons een vals gevoel van veiligheid: zeggen dat ‘alles goedkoper wordt’ klinkt minder bedreigend dan de term ‘geldontwaarding’ die we bij inflatie gebruiken.

En ten slotte is er nog een politieke reden waarom de reactie op deflatie veel minder fel is dan op inflatie. Mensen met (heel) veel geld hebben, anders dan bij inflatie, geen last van deflatie. Zij oefenen daarom geen druk uit op de politiek om er wat aan te doen. Geld gaat nou eenmaal boven alles. Als het minder waard wordt is de wereld te klein, maar als het meer waard wordt is er niets aan de hand. Althans dat denken we.

De geldillusie

Deflatie heeft niet alleen economische gevolgen, maar - minstens zo belangrijk - ook psychologische consequenties.

Het standaardverhaal over de gevolgen van deflatie is altijd dat men aankopen uitstelt omdat de prijzen dalen. En de standaardreactie van economen is dan altijd dat het niets uitmaakt want ook als er sprake is van inflatie hebben mensen reden om aankopen uit te stellen. Door de rente kan het lucratiever zijn om je geld op de bank te laten staan. Het hangt allemaal af van de reële rente: als de rente hoger is dan het inflatiepercentage loont uitstel van aankoop.

Volgens Mathijs Bouman is er daarom geen magische grens bij 0% inflatie. In een rekenvoorbeeld laat hij zien dat ook als er inflatie is, uitstel van een aankoop gunstig kan zijn. Stel een spaarrekening levert 4% op, terwijl de inflatie 2.5% is. Dan heb je ook voordeel van uitstel van aankoop, want de reële rente is dan 4 – 2.5 = 1.5%. Maar wat Bouman vergeet is dat de meeste mensen geen econoom zijn, en dat het psychologische effect van inflatie anders is dan van deflatie.

De nominale daling (het bedrag) van de prijzen is belangrijker dan de reële daling (de waarde) omdat mensen deze waarnemen. Alleen economen, zoals Mathijs Bouman, zijn anders dan gewone mensen in staat om door de getallen heen te kijken. Gewone mensen zien bedragen, niet de ‘echte’ waarde van de dingen. Dit is wat Irwin Fisher de ‘money illusion’ noemde.

Door de geldillusie zien mensen niet wat er werkelijk gebeurt. Men laat zich misleiden door de bedragen, en daarom maakt het wel degelijk uit of prijzen dalen in het geval van deflatie - dit geen economie maar psychologie.

Lonen

Nog veel belangrijker dan dalende prijzen zijn dalende lonen, niet alleen voor de beleving maar ook voor de economie. Hoe belangrijk het is, is te lezen in dit relaas van een Japanner die de deflatie heeft meegemaakt in Japan. Bij daling van het loon is het psychologische effect van geld nog groter.

Als het nominale loon even hard daalt als de prijzen blijft het reële loon gelijk maar dat voelt voor mensen niet zo. Voor economen blijft alles wel hetzelfde en in de koopkrachtmodellen worden geen effecten gemeten. Maar mensen van vlees en bloed reageren er natuurlijk wel op. Het maakt nogal wat uit voor de beslissing om (grote) aankopen te doen als je weet dat je loon minder kan worden.

En er is nog een ander effect: anders dan bij inflatie treft deflatie vooral arme mensen. Een loonsverlaging treft vooral mensen in lagere functies zonder vaste aanstelling. De pijn wordt veel oneerlijker verdeeld. De vermogensbezitter is spekkoper: hoe groter het vermogen, hoe groter het voordeel. De consumptie zal nog verder dalen waardoor de economie in een negatieve loon-prijsspiraal raakt.

Schulden maken wordt bestraft

Maar er zijn nog meer problemen met deflatie: iedereen die een schuld heeft ziet de reële waarde van de schuld toenemen. Hoe langer je wacht met aflossen, hoe moeilijker het wordt, waardoor iedereen zal proberen schulden zo snel mogelijk af te lossen. Ook hierdoor daalt de consumptie.

Voor de overheid mag de rente dan wel bijna 0% zijn maar consumptieve kredieten en kredieten voor ondernemers zijn dat niet. Dit geldt sterker voor kleine ondernemingen dan voor grote, omdat die doorgaans een hogere rente betalen.

En vergeet ook de hypotheken niet: het is niet moeilijk te voorspellen wat de gevolgen zijn voor de huizenmarkt. Hoe hoger de deflatie hoe hoger de reële rente, hoe zwaarder het aflossen van een schuld wordt. Wie geld wil lenen voor een huis, beseft dat zijn of haar schuld op den duur steeds moeilijker is af te lossen.

En alsof het niet genoeg is, er is nóg een negatief gevolg van deflatie: de investeringen zullen afnemen. Ondernemers gaan minder investeren omdat ze liever geen nieuwe schulden maken. Op schuld staat door de deflatie een extra straf.

Al deze factoren, de geld-illusie, de daling van loon en de straf op schuld zorgen er voor dat economische groei door deflatie wordt geremd.

Europa is geen Japan

Economen waarschuwen voor een ‘Japanscenario’: een lange periode van stagnatie die wordt gekenmerkt door zwakke banken, weinig of geen groei en deflatie. Japan kwam niet meer uit de recessie waarin het in de jaren negentig was geraakt door het inzakken van een vastgoedbubbel. Geen plezierig vooruitzicht maar het land functioneert nog wel.

Maar Europa is Japan niet. Europa is geen land met een bevolking dat zich ‘Europees’ voelt en voor Europa offers wil brengen. Integendeel: in de meeste landen krijgen nationalisten en populisten steeds meer politieke invloed. Zelfs het Japanscenario is voor Europa geen optie en als het economisch beleid niet verandert zal de EU in chaos uiteenvallen.

In het volgende deel meer over de oorzaak van deflatie (en inflatie) en hoe we een negatieve loon-prijsspiraal kunnen voorkomen.

Eerdere afleveringen

Voetnoot

[*] Voor het gemak spreek ik over ‘Europa’ – maar het gaat natuurlijk over de landen in de eurozone. In Noord-Europa liggen de crediteurlanden – met onder andere Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Finland. En in Zuid-Europa liggen de schuldenlanden met Portugal, Spanje, Italië en Griekenland, maar Ierland en België vallen daar ook onder. Jesse Frederik lost dit probleem op door te spreken over ‘Groot-Griekenland’ en ‘Groot-Duitsland’.

Verantwoording

Figuur 1, 3, 4: OECD, Dataset: Consumer Prices (MEI)
Figuur 2: OECD, Dataset: G20 – CPI All items
Figuur 5: CBS Historische reeksen, Dataset: inflatie.
Uitgelichte figuur: Christopher Sessums, We Are Cheaper Discount HiFi Storefront, Flickr (cc)

Read more...

About This Blog

  © Blogger templates Sunset by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP