Showing posts with label stagflatie. Show all posts
Showing posts with label stagflatie. Show all posts

Prinsjesdag en de mythe van de schaarse middelen

>> Thursday, September 29, 2016

Tijdens Prinsjesdag wordt de begroting van de overheid voor volgend jaar gepresenteerd. Zoals altijd zal er weer veel met miljarden worden gegoocheld.

In de politiek gaat het om ‘keuzes maken in schaarste’ zoals Mark Rutte het onlangs in Zomergasten uitdrukte. Over welke schaarste heeft hij het, en waar gaat het bij Prinsjesdag werkelijk om?

Afbeelding: the dutch royal family loves me!. Foto: Pixel Addict (cc)
Deze post is eerder verschenen op Sargasso.nl

Ondanks zijn hoge functie is Mark Rutte een bescheiden en keurige liberaal. Wie hem in Zomergasten heeft gezien weet dat hij niet machtshongerig is en dat hij het als zijn taak ziet schaarse middelen zo goed mogelijk te verdelen. Ook zijn collega’s denken er zo over. Sander Dekker bijvoorbeeld weigerde onlangs in te gaan op een verzoek van de nieuwe omroepbaas Shula Rijxman om het budget voor de omroep met vijftig miljoen te verhogen. Zijn motivatie :
Het is niet reëel […] De publieke omroep is natuurlijk belangrijk, maar we hebben het hier niet over de nationale veiligheid of [over] onderwijs voor onze kinderen.
Het is dus een soort triage: bij een gegeven budget bepalen politici welke overheidstaken prioriteit hebben. Niet alles kan doorgang vinden en ze moeten daarom vaak pijnlijke keuzes maken. Het publiek van informatie voorzien - hoe belangrijk ook - heeft volgens Dekker een lagere prioriteit dan veiligheid en onderwijs [1]. Hij moet woekeren met schaarse middelen.

Mij gaat het nu niet om de vraag of dit een terechte keuze is – ik denk het niet – maar om een andere vraag: wat zijn die schaarse middelen?

Meer dan cijferfetisjisme en economisme
Vandaag - op Prinsjesdag - wordt de Rijksbegroting gepresenteerd. Het gaat dan om geld, het schaarse middel van Dekker en Rutte. Geld is niet alles en er wordt vaak terecht geklaagd over ‘cijferfetisjisme’ of economisme, zoals Jesse Klaver het noemt. Maar ook deze kritiek gaat volgens mij niet ver genoeg. Er is iets veel fundamenteler fout aan deze discussie. Wie het woord schaarste opzoekt op Wikipedia ziet dat het niet over geld gaat maar over essentiële zaken als voedsel, grondstoffen en energie; en over productiemiddelen zoals fabrieken, machines en arbeid. Geld is niet essentieel, je kunt het niet eten of er huizen van bouwen [2].

Als we dit toepassen op Dekkers bewering dat hij moet woekeren met schaarse middelen dan is de vraag: aan welke middelen – voedsel, grondstoffen, energie of productiemiddelen – hebben wij een tekort? Welk middel is zo schaars dat Sander Dekker kan beweren dat we er in Nederland te weinig van hebben voor zoiets belangrijks en essentieels als informatievoorziening?

Want dit is het vreemde: Nederland is een land van melk en honing. Er is meer dan genoeg voedsel voor iedereen. Sterker nog: we zijn een van de grootste voedselexporteurs ter wereld. Dankzij onze innovatieve ondernemers kunnen we alles produceren wat we nodig hebben en wat we teveel hebben exporteren we in ruil voor waar we niet genoeg van hebben. Beter nog: we produceren zelfs meer dan we consumeren en hebben groot exportoverschot . En ook arbeid is zeker geen schaars ‘middel’ want er is al jarenlang sprake van hoge werkloosheid; deze mensen aan de zijlijn willen dolgraag werken.

Geen geld?
Ondanks al deze overvloed zeggen politici dat ze moeten woekeren met schaarse middelen. Dat klinkt verstandig omdat het lijkt op de definitie van economie: De economie bestudeert keuzes die mensen maken bij de productie, consumptie en distributie van schaarse goederen en diensten. Daarom kunnen politici de mantra van de schaarse middelen ongestraft aanroepen, want de meesten van ons hebben niet echt begrepen waarom het gaat in de economie: wij denken dat geld het schaarse middel is. Liberalen die streven naar een kleine overheid maken daar handig misbruik van.

Dat het misverstand zo hardnekkig is, komt omdat het voor ons gewone stervelingen wel opgaat. Wie te veel uitgeeft, gaat failliet. Als burger of bedrijf moeten we dagelijks pijnlijk keuzes maken. Geld is de manier waarop wij uitdrukking geven aan schaarste. Alles waar veel vraag naar is en dat maar spaarzaam gemaakt kan worden, is duur en omgekeerd, daar waar weinig vraag naar is en wat in overvloed wordt aangeboden, is goedkoop.

Het is dus wel begrijpelijk dat we denken dat dit ook voor de overheid geldt. Maar het is onjuist want de overheid geeft haar eigen geld uit. Precies dit punt is de reden waarom de staat niet behandeld kan worden als bedrijf, en dit is ook de reden waarom bezuinigen door de staat zo slecht is voor de economie, althans onder de huidige omstandigheden [3]. Het enige middel waar de overheid nu juist geen tekort aan heeft, is geld.

Goudstandaard
Wie begrijpt dat het bij ’s lands economie om meer gaat dan optellen en aftrekken, begrijpt ook waarom de euro zo slecht is voor onze economie. De euro is een munt waarover de Nederlandse Staat geen controle heeft [4]. Wij hebben de zeggenschap overgedragen aan de Europese Centrale Bank (ECB). De euro is de facto buitenlands geld, dat de Nederlandse Staat alleen kan verkrijgen door het te lenen van banken en of van de ECB – en dat laatste is bij wet verboden. Dat de overheid moet bezuinigen heeft dus niets met economie maar alles met politiek te maken [5]. Nederland is, dankzij de euro, gedwongen om zich op te stellen als een bedrijf of privépersoon.

De manier waarop de euro is opgezet heeft tot gevolg dat ons geld functioneert als onder de goudstandaard. De munt moest onder de goudstandaard altijd converteerbaar blijven met een bepaalde hoeveelheid goud. Dat betekende dat de staat niet zomaar geld kon uitgeven, want als zij meer geld in omloop bracht daalde de waarde ervan ten opzichte van goud. De staat had daarom geen controle over de hoeveelheid geld die zij in omloop kon brengen. Zij moest handelen als elk ander ‘gewoon’ bedrijf en kon de crisis daardoor niet bestrijden. Het vasthouden aan de goudstandaard heeft mede geleid tot de grootste ramp in de moderne geschiedenis: de Tweede Wereldoorlog.

Hyperinflatie
Maar, zo stelt men altijd op dit moment in de discussie, je kan toch niet zomaar de geldpers laten draaien om de economie op gang te helpen? Dat leidt tot hyperinflatie. De standaardvoorbeelden zijn dan altijd Weimar, Zimbabwe en de jaren zeventig.

Het antwoord daarop is dat dit onjuist is. Wie zich verdiept in wat er precies gebeurde in Weimar en Zimbabwe zal zien dat dit mijn argument over de werking van geld juist ondersteunt. Er was in deze landen op het moment van hyperinflatie wel degelijk sprake van een groot te kort aan schaarse middelen. De overvloed aan geld die werd gedrukt was een gevolg van dat tekort. Ook tijdens de economische crisis in de jaren zeventig, toen de inflatie ook hoog opliep, was iets dergelijks aan de hand. Ik bespreek achtereenvolgens deze drie voorbeelden.

Weimar
De grote hoeveelheid geld die werd gedrukt was een gevolg, geen oorzaak van de hyperinflatie. De inflatie ontstond doordat een groot deel van het Ruhrgebied, waar een belangrijk deel van de Duitse industrie was gevestigd, werd bezet. Met andere woorden: de industriële productiecapaciteit werd abrupt gereduceerd en er ontstond grote schaarste aan veel producten. De enige manier om te voorkomen dat er dan inflatie ontstaat is door de consumptie in gelijke mate te laten dalen, dus door de lonen flink te verlagen. Dat is politiek en praktisch onhaalbaar. Als de prijzen stijgen, stijgen de lonen mee en dit resulteert bij grote schaarste in hyperinflatie.

Zimbabwe
Begin deze eeuw besloot Mugabe om landbouwgrond die voor een grootdeel in handen was van blanke boeren – een erfenis van het racistische bewind van Ian Smith – te confisqueren om het te verdelen onder zijn aanhangers. Oud-strijders zijn echter niet automatisch ook goede boeren. Hierdoor daalde de agrarische productie met 45% . Ook hier zien we weer het zelfde patroon: door een abrupte ineenstorting van de productiecapaciteit – de productie van voedsel in dit geval –stijgen de prijzen. Het is onmogelijk om de lonen daarbij aan te passen. Ook hier is de hyperinflatie geen gevolg van het drukken van geld maar van het wegvallen van een groot deel van de economie.

Stagflatie
De crisis in de jaren zeventig wordt vaak aangehaald als bewijs dat het stimuleren van de economie door de ‘de geldpers aan te zetten’ hoge inflatie veroorzaakt. Het was ook het bewijs dat Keynesianisme niet werkt. Maar wat is er precies gebeurd in die jaren?

De oorzaak van de crisis was de verhoging van de olieprijs. Er waren twee crises, een in 1973 en een in 1979. Tijdens de eerste crisis werd de prijs van olie met 70% verhoogd terwijl de productie met 5% werd verlaagd. Tijdens de tweede crisis werd de prijs nog een keer verdrievoudigd.

De fout die toen werd gemaakt is dat de prijsstijgingen die hiervan het gevolg waren, gecompenseerd werden in de lonen. Dat had niet mogen gebeuren. De zogenaamde automatische prijscompensatie was de oorzaak van de hoge inflatie. Ook hier zien we het zelfde patroon: er ontstaat schaarste aan een essentieel product (energie). Dit verzaakt prijsstijgingen omdat de consumptie niet daalde door loonsverhoging. De gevolgen hiervan waren minder heftig dan wat er in Zimbabwe en Weimar gebeurde maar het leidde wel tot hoge inflatie.

Oorlog
De politiek gelooft overigens zelf niet in de strenge monetaire regels die zij predikt. De regel dat geld niet zomaar kan worden ‘bijgedrukt’, wordt namelijk in tijden van nood altijd losgelaten. Dit is vreemd als je bedenkt dat als een regel echt belangrijk is voor het goed functioneren van de economie, zij juist tijdens een crisis zou moeten worden gehandhaafd. Dat was al zo met de goudstandaard: bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gingen alle Europese landen los van de goudstandaard.

Oorlog veroorzaakt inflatie, niet door het drukken van geld, maar om exact de zelfde reden als in Weimar en Zimbabwe: ook tijdens een oorlog ontstaat gebrek aan grondstoffen en productiecapaciteit. Deze zijn nodig voor de oorlog: soldaten moeten ook eten en groot deel van de industriële productiecapaciteit wordt gebruikt voor oorlogsdoeleinden.

De monetaire regels worden selectief toepast. Telkens wanneer de nood écht aan de man is, zoals tijdens een oorlog, zijn ze alleen maar lastig en worden terzijde geschoven. Dat doet men niet voor minder belangrijke zaken zoals werkloosheid, publieke omroep, bibliotheken, het milieu, onderwijs en zorg. Dit laat zien wat de werkelijke prioriteiten zijn van veel politici, de rest is verkiezingspraat en ideologie.

Schaarste
Deze week, tijdens Prinsjesdag wordt weer hard gewerkt aan versterken van de mythe over ‘pijnlijke keuzes en schaarse middelen’. In de NRC stond afgelopen weekend al een voorproefje: het inkomsten- en uitgaven plaatje van de staat. Het ‘tekort’ van de staat wordt geschat op 0.7%. Dat nietszeggende getal is vervolgens de maat voor alle politieke keuzes.

Wat Mark Rutte en de meest van zijn collega’s dan weer laten zien is dat er in Nederland maar één echt schaars goed is: inzicht waar het werkelijk om gaat in de economie.



Noten
[1] Dekker geeft daar nog een mooie retorische draai aan ‘onze kinderen’ – doet het altijd goed.
[2] Begrijp me niet verkeerd: het is heel belangrijk dat het huishoudboekje klopt. Als dat niet het geval is er sprake corruptie en andere onregelmatigheden.
[3] Het is nog mooier te formuleren – maar iets laster om te begrijpen – door te zeggen: de overheid dient de publieke zaak. De ‘overheid’ of ‘staat’ zijn wij allemaal maar dan in georganiseerd verband. Als de overheid bezuinigt tijdens een crisis dan betekent dat, dat we met zijn allen minder gaan doen op het moment dat we ook minder activiteiten verrichten voor onszelf in de private sector. Dit is erg onlogisch. Ook hier zien we dat dat wat op het eerste gezicht logisch klinkt – het is crisis dus het geld is op, dus er moet bezuinigd worden – eigenlijk heel onlogisch is.
Mijn vorige artikelen over Joseph Vogl en Caroline De Gruyter gingen in essentie ook over dit misverstand.
Het probleem is dat wij ons te veel focussen op geld. Onze activiteiten stemmen we onderling af met geld. Maar geld is niet meer (en niet minder) dan een boekhoudsysteem.
[4] De kritische lezer heeft natuurlijk al opgemerkt dat ik in de vorige paragraaf een beetje gesmokkeld heb: de Nederlandse overheid heeft in werkelijkheid geen zeggenschap over haar geld, en geeft niet zelf haar geld uit. Dit geldt voor alle eurozone landen. Dit is een extra complicatie maar het verandert mijn verhaal niet wezenlijk. Wat geldt voor Nederland, geldt voor de eurozone als geheel. De financiële status van Nederland is vergelijkbaar met een gemeente. Griekenland is dan een gemeente met Artikel 12-status.
[5] Het besluit om de euro op een zodanige manier op te zetten, namelijk dat landen geen zeggenschap meer hebben over hun eigen munt, is gebaseerd op de zelfde economische denkfout waar dit artikel over gaat.


Aanhangsel
Dit is een kort transcript van het programma Zomergasten, waar Mark Rutte uitlegt wat de essentie is van de politiek. De aanleiding daarvoor is een videofragment waarin Frits Bolkestein aan links, cultuurminnend publiek uitlegt dat ze moeten kiezen tussen cultuur of ontwikkelingshulp. Pijnlijke keuzes dus.

Videofragment

Commentaarstem: Het VVD-coryfee verklapte dat hij het Kabinet op alle terreinen steunt maar op één punt niet.
Frits Bolkestein, spreekt op podium menigte toe: en dat ene punt dat zijn de bezuinigen op kunst en cultuur. Ik ben daar tegen. [Gejuich in publiek] ik wil niet minder geld voor kunst en cultuur maar meer [gejuich] en het verschil wil ik financieren uit de vermindering van de ontwikkelingshulp. [Boegeroep in publiek, Bolkestein grijnst]
Einde videofragment
Mark Rutte: Die sardonische grijns. Ja wat ik wilde laten zien is politiek, ja macht, relaties … maar ook in staat zijn om een groot publiek toe te spreken. Frits Bolkestein doet dat hier meesterlijk, hij neemt dat publiek mee, en hij zegt eigenlijk in de kern waar het altijd in de politiek om gaat: keuzes maken in schaarste. En dat publiek wil die keuzes niet maken. Die wil èn-èn en die zijn dus ook heel boos als hij dit zegt, ‘ik moet het toch ergens vandaan halen’. En dan kiest hij ook nog iets waar dat publiek, overwegend waarschijnlijk linkse mensen die daar staan - linkse cultuur liefhebbers - die worden woest als ie dat zegt. Ik moet zeggen dat dat ook iets is waar ik me verschrikkelijk aan kan ergeren in Nederland. Dat is die dubbele moraal. Mensen met heel veel geld, die koketteren er dan mee dat ze stemmen op de SP. Dan denk ik, dan moet je eens weten wat er dan gebeurt als die partij aan de macht komt. Jij hebt er geen last van met al die miljoenen, maar moet je eens kijken wat er gebeurt met hardwerkende mensen, een, twee keer modaal, of mensen die zeggen ‘het zou toch mooi zijn in onze samenleving als we alle kinderen op gemengde scholen doen’, maar dan wel zelf met de bakfiets naar de witte Montessorischool. En je ziet het – heel eerlijk hoor op rechts – een partijgenoot van mij in Brasschaat, die daar heen gaan vanwege de mooie natuur, maar ik denk toch vooral van wege het belastingklimaat maar dan vervolgens wel hun kinderen in Nederland op school doen.
[Rutte vervolgt met een uitleg over dubbele moraal als het gaat om vluchtelingen]
Terug

Read more...

Onvoorwaardelijk Basisinkomen: een neoliberale valkuil

>> Wednesday, February 4, 2015

Het basisinkomen: redding van de verzorgingsstaat... of een neoliberale valkuil? Het basisinkomen bestrijdt symptomen, niet de oorzaak van de problemen van de verzorgingsstaat, omdat het is gebaseerd op een verkeerde neoliberale analyse. Volgens Michel Verbeek is het antwoord overduidelijk: ‘Ja het is een neoliberale valkuil’. Geschreven voor ‘Denken over Links’, 29 jan 2015 Rotterdam

Terug van weggeweest

De eerste keer dat ik van het basisinkomen hoorde was eind jaren zeventig. Het sprak me toen als arme student wel aan. Daarna verdween het voor lange tijd uit beeld tot de redactie van Sargasso me in juni 2013 vroeg om wat modellen voor een basisinkomen door te rekenen. Ik ben daar zonder vooringenomenheid aan begonnen, maar ben toch tot de conclusie gekomen dat een universeel en onvoorwaardelijk basisinkomen [1] niet zo’n goed idee is.

Het basisinkomen is nu weer helemaal terug in de media. Vorig jaar besteedde de VPRO documentaireserie Tegenlicht er een aflevering aan. Rutger Bregman schreef er voor de Correspondent een enthousiast verhaal over. Zelfs in het bolwerk van financiële degelijkheid, het Financieel Dagblad, lees ik artikelen van voorstanders als Kim Putters en Marcel Canoy.

Er zijn natuurlijk ook tegengeluiden, zoals Thomas Colignatus die al jarenlang waarschuwt dat de voorstellen niet goed economisch onderbouwd zijn. Op Sargasso is door Paul Teule en ondergetekende af en toe aandacht besteed aan problemen van het basisinkomen. De meest grondige kritiek is in het Duits verschenen: Irrweg Grundeinkommen [2].

Dat het nu weer zo populair is, komt waarschijnlijk doordat het - net als in de jaren zeventig - slecht gaat met de economie. De crisis die 2008 begon, wil maar niet overgaan. Veel mensen zijn ervan overtuigd dat er fundamentele fouten zitten in de verzorgingsstaat.

De oplossing van het basisinkomen

In Tegenlicht wordt een somber toekomstbeeld geschetst, gebaseerd op de aanname dat de verzorgingsstaat wordt ondermijnd door automatisering. Automatisering maakt steeds meer werk overbodig. ‘We kunnen dit niet aan de markt overlaten,’ stelt Ron Hinkel, leider van het Mincome project.

De oplossing is invoering van het basisinkomen, zodat iedereen genoeg geld heeft om de dingen te kopen die de economie produceert, ook als er niet genoeg banen zijn voor iedereen.

De oplossing van het basisinkomen heeft de schoonheid van eenvoud. We kunnen het complexe systeem van de verzorgingsstaat vervangen door één uitkering, die hoog genoeg is om van te leven. Aan de uitkering worden geen voorwaarden gesteld waardoor de uitkeringsbureaucratie kan worden afgeschaft.

De kritiek dat mensen dan minder gaan werken wordt afgewezen als calvinistisch en onnodig pessimistisch. Uit experimenten zoals het Mincome project is gebleken dat mensen het geld goed besteden. ‘Gratis geld’ noemt Rutger Bregman het, die een grote gave heeft voor het woord en hiermee goed aangeeft hoe radicaal het idee is.

Kosten rondpompen

De belangrijkste vraag, waar niemand omheen kan, is of het betaalbaar is. Een voorwaarde voor het basisinkomen is dat het een reëel alternatief is voor het huidige stelsel. Dat betekent dat het een bestaan boven de armoedegrens moet garanderen [3]. Het is niet moeilijk om enkele ruwe berekeningen te maken en ik heb dat zelf ook gedaan voor Sargasso. Deze berekeningen laten niet zien wat de gevolgen zijn voor de economie (ik kom hier straks uitgebreid op terug), maar wel dat het een kostbaar plan is.

Kern van het kostenprobleem is dat meer belasting moet worden geheven over een steeds kleiner ‘belastbaar inkomen’, namelijk dat deel van de gezamenlijke inkomens die door betaalde arbeid worden verdiend.

Bovendien kost het meer dan het oude systeem. Dat het duurder is, is ook logisch: anders dan nu wordt geld uitgekeerd aan iedereen, of hij of zij het nodig heeft of niet. Alles bij elkaar zal de belastingdruk hierdoor flink omhoog gaan.

Het vreemdste argument dat voorstanders van het basisinkomen in stelling brengen is daarom dat het een einde maakt aan het zinloos rondpompen van geld. Canoy doet dat in Tegenlicht en Robin Fransman op FTM.

Dit is vreemd omdat het nodeloos rondpompen van geld de essentie is van het basisinkomen. Want iedereen, ook de netto belastingbetaler, krijgt een basisinkomen, dat hij of zij direct weer terug moet betalen aan de belastingdienst.

De experimenten

Voorstanders van het basisinkomen pleiten voor experimenten waarin wordt onderzocht wat de effecten ervan zijn. Zij putten hoop uit eerder uitgevoerde experimenten, zoals het Mincome project, die laten zien dat ‘gratis geld’ niet betekent dat mensen minder gaan werken.

Iedereen die betrokken was bij het Mincome project is heel positief over die ervaring. Uitkeringsontvangers gooien het geld niet over de balk maar gebruiken het voor studie, of een investering in het eigen bedrijf.

Tegenlicht laat ook Ron Hinkel, de leider van het project, aan het woord. Hij beschrijft wat het doel was van het experiment: onderzoeken wat het effect is op mensen van welfare (sociale voorzieningen). Zij wilden aantonen dat de veronderstelling van conservatieven, dat mensen door hulp in een welfare trap komen, niet klopt.

Wat het Mincome project laat zien is dat dat rechtse verhaal over de welfare trap niet klopt. Mensen die geholpen worden, hebben daar baat bij, ook als daar geen voorwaarden aan verbonden worden.

Dat is wat het Mincome project aantoont, niet minder, maar ook niet meer.

Instabiliteit

Wat het experiment niet laat zien, is wat de gevolgen zullen zijn voor een grote en open economie. Dat kan ook niet, want alle experimenten waar ik van hoor, worden gedaan in kleine geïsoleerde gemeenschappen. Ook in Tegenlicht wordt voorgesteld om een experiment op Schiermonnikoog te doen. Echte waaghalzen hadden Amsterdam voorgesteld.

Want dat een basisinkomen in grote gevolgen zal hebben voor de economie is zonder meer duidelijk. Als aan iedereen een basisinkomen wordt verstrekt, zal de keuze om wel of niet te gaan werken veranderen.

Dit heeft gevolgen voor de arbeidsparticipatie. Werkende moeders zullen er voor kiezen om voor de kinderen te gaan zorgen.

Ook aan de betalende kant is er een effect: omdat de belasting hoger wordt, levert extra werk minder netto loon op waardoor de arbeidsparticipatie zal afnemen.

Daarbij komt dat het aanbod van personeel zal veranderen. Het zal moeilijker worden om mensen te vinden voor slecht betaald en ongeschoold werk. Dit is zelfs een expliciet doel is van voorstanders: niemand mag gedwongen worden om vies of zwaar werk te doen.

De enige manier om mensen hiervoor te krijgen is, door meer te betalen. Door de hogere kosten zal de daardoor de vraag naar ongeschoold werk afnemen.

Veel mensen zullen laaggeschoold werk zelf gaan doen: ‘de boekhouder kan ’s morgens de prullenbakken wel legen’. Steeds minder werk wordt in loondienst verricht om de belasting te ontwijken en zwartwerk zal toenemen [4]. Het gevolg hiervan is dat de basis waarover belasting wordt gegeven steeds kleiner zal worden, wat dit effect nog zal versterken. Zo ontstaat een negatieve vicieuze cirkel.

Daarom leidt het basisinkomen tot een inherent instabiel systeem dat op den duur zal bezwijken . Dit zal er dan waarschijnlijk toe leiden dat het basisinkomen tot ver onder het armoedeniveau wordt verlaagd. Dan zijn we veel slechter af dan nu.

Verzorgingsstaat verouderd?

Het is tegenwoordig mode om te zeggen dat verzorgingsstaat verouderd is. [5]. Dit argument heb ik nooit goed begrepen. Zeker, toen de eerste verzorgingsstaat werd ingevoerd (in 1870, onder Bismarck) waren de omstandigheden anders.

Ook de in de hoogtijdagen van de verzorgingsstaat, de jaren vijftig en zestig, zat de maatschappij anders in elkaar dan nu. Maar dat iets een lange traditie heeft wil nog niet zeggen dat het niet aangepast kan worden aan de tijd. Democratie is toch ook niet verouderd omdat het al tweeënhalf duizend jaar oud is?

De redenen die worden genoemd voor de veroudering zijn of niet relevant of waren ook eerder al van toepassing. Het feit dat er vroeger één kostwinner was, is geen essentieel onderdeel van de verzorgingsstaat.

Een andere reden, de toename van arbeidsproductiviteit, is een verschijnsel dat kenmerkend is voor het kapitalisme sinds het begin van de industriële revolutie 250 jaar geleden en gaat tot op de huidige dag door. Automatisering is dus geen nieuw verschijnsel. Angstige verhalen over een toekomst waarin mensen overbodig zijn geworden omdat robots het werk doen, zijn niet meer dan slechte science fiction.

Met het principe van de verzorgingsstaat is namelijk niets mis, net zo goed als ook met het principe van de democratie niets mis is. De vraag moet dus zijn: wat is dat principe, en wat moet eventueel worden aangepast?

De gouden loonregel

De verzorgingsstaat is een antwoord op een fundamenteel probleem van het kapitalisme: wat gebeurt er met de groei van de economie die het gevolg is van de steeds groter wordende productiviteit?

De manier waarop dat in de verzorgingsstaat wordt gedaan is door het afdwingen van een eerlijke verdeling van de groei tussen arbeid en kapitaal.

Als de investeerder een te groot aandeel van de productiviteitswinst voor zich zelf in beslag neemt blijft er te weinig over voor de arbeider om de geproduceerde goederen te consumeren. Als de lonen niet proportioneel stijgen met de groei van de economie, wordt er te veel geproduceerd en ontstaat werkloosheid.

De regel dat lonen proportioneel stijgen met de groei van de economie heet de gouden loonregel. Als deze wordt aangehouden is er altijd (afgezien van externe oorzaken) volledige werkgelegenheid.

Daardoor is de loonbasis altijd groot genoeg voor het heffen van premies voor volksverzekeringen, gezondheidszorg en pensioenen.

Dit resulteert in een stabiele economie omdat er sprake is van volledige werkgelegenheid. Er is altijd voldoende koopkracht om de goederen en diensten die die door de steeds grotere productiviteit worden geproduceerd, te consumeren [6].

Omdat er volledige werkgelegenheid is, is er bovendien geen dwang nodig om mensen aan het werk te krijgen, want er is werk genoeg.

Er is een machtsbalans tussen werkgevers en werknemers: bevalt het werk niet? Dan zoek je een andere baan!

De neoliberale revolutie

Zodra van de gouden loonregel wordt afgeweken, gaat het verkeerd. Als de lonen te hoog zijn, stijgen de prijzen omdat de vraag naar goederen en diensten groter is dan de economie kan produceren. Samen met automatische loonindexering leidt dit tot steeds hogere inflatie.

Dit gebeurde in de jaren zeventig doordat de stijging van de olieprijs werd gecompenseerd in de lonen. Dit leidde tot stagflatie: hoge inflatie en stagnatie.

De neoliberale revolutie van begin jaren tachtig maakte een einde aan de gouden loonregel. Margaret Thatcher en Ronald Reagan braken de macht van de vakbonden. De koppeling tussen loon en economische groei is daarna nooit meer hersteld.

Figuur 1 Groei van loon is eind jaren zeventig losgekoppeld van de productiviteitsgroei in de VS.

Aan de hoge inflatie kwam een eind, maar de volledige werkgelegenheid van de jaren vijftig en zestig, is nooit meer terug gekomen. Vanaf dat moment stagneerden de lonen. Het sterkste is dit te zien in de VS, maar ook in Europa, vooral in Nederland en Duitsland is deze trend aanwezig en ligt aan de basis van de eurocrisis.

De grote stagnatie

De stagnatie van de lonen is de oorzaak van een aantal fenomenen die te maken hebben met het niet goed functioneren van de verzorgingsstaat. De decennia na 1980 zijn een spiegelbeeld van wat daarvoor gebeurde. Er is niet genoeg koopkracht om te consumeren wat door de groeiende productiviteit wordt geproduceerd. Er ontstaat overcapaciteit en de groei stagneert. Er zijn regelmatig financiële crises die grote werkloosheid veroorzaken.

Hierdoor lopen de kosten voor de verzorgingsstaat op [7]. Door de neoliberale revolutie is ook de mentaliteit veranderd. Werkloosheid wordt gezien als een persoonlijk falen. De dwang om werk, passend of niet, aan te nemen wordt steeds groter en de ‘werkloosheidsindustrie’ kost steeds meer geld.

Het tekort aan vraag kan ten dele worden gecompenseerd met krediet. Om de consumptie op peil te houden gaan mensen meer lenen. Ook de staat moet steeds meer lenen om de steeds duurdere verzorgingsstaat draaiende te houden [7]. De economische groei die er is, wordt door kredietbubbels gegenereerd (vastgoedbubbel, dotcombubbel). De fase waarin de economie nu verkeert wordt secular stagnation genoemd.

Het geld dat door de groeiende productiviteit wordt verdiend, gaat naar een steeds kleiner wordende groep van superrijke investeerders.

Dit is dezelfde groep ‘superrijken’ waar Erik Brynjolfsson aan refereert in Tegenlicht, wanneer hij uitlegt waarom de verzorgingsstaat niet meer werkt.

In het licht van het economische principes dat ik hier heb beschreven, is duidelijk waarom de verklaring van Brynjolfsson niet klopt [8]. Hij beseft niet dat de verdeling van de productiviteitsgroei het probleem is.

Wassenaar 2.0

De problemen van de verzorgingsstaat worden dus niet veroorzaakt door de verzorgingsstaat zelf, maar doordat begin jaren tachtig de koppeling tussen de groei van loon en arbeidsproductiviteit is losgelaten. Er moet een actief loonbeleid gevoerd worden op een manier waar wij in Nederland (en Duitsland) goed mee vertrouwd zijn: polderen.

Vakbonden spelen hierbij een cruciale rol. Er moet een nieuw ‘Akkoord van Wassenaar’ gesloten worden, waarin afgesproken wordt dat de lonen evenredig stijgen met de groei van de economie.

Het basisinkomen is als herverdelingsmechanisme om de toegenomen ongelijkheid te bestrijden ongeschikt, omdat het niet de oorzaak ervan aanpakt. Het is gebaseerd op een verkeerde diagnose van de problemen en het systeem is inherent instabiel.

Door de verzorgingsstaat op de goede manier te hervormen is het mogelijk om de toekomstdroom van Keynes tot werkelijkheid te maken: slechts drie uur per dag, of vijftien uur per week werken. De rest van de tijd kun je dan besteden aan creatief werk of zorg voor naasten. Precies die zaken die genoemd worden als voordeel van het basisinkomen.

Veel mensen zijn onnodig bang voor de toekomst: ‘Help de robots komen eraan’ schrijft Rutger Bregman. Dat is niet nodig mits loonontwikkeling niet aan de markt wordt overgelaten. In de woorden van Keynes: ‘We are suffering just now from a bad attack of economic pessimism’ [9] Zij die de verzorgingsstaat voor dood verklaren, praten neoliberale economen na zonder het te beseffen.

Voetnoten

[1]: Onvoorwaardelijk en universeel.
Omwille van de leesbaarheid laat ik hierna de toevoeging onvoorwaardelijk maar het is wel een essentieel onderdeel van het plan.

[2]: Irrweg Grundeinkommen. Die große Umverteilung von unten nach oben muss beendet werden Door: Heiner Flassbeck, Friederike Spiecker, Volker Meinhardt, Dieter Vesper, bij Westend, Duitsland, 2013. Dit is de beste analyse die ik heb gevonden. Van Heiner Flassbeck en Friederike Spiecker komt ook de gouden loonregel die ik in dit artikel bespreek.

[3]: Hoe hoog?
Marcel Canoy gaat uit van AOW niveau: 760 euro voor een alleenstaande. Maar ik hoor ook hogere bedragen, bijvoorbeeld 1000 euro [15]. Belangrijk is dat het voldoende moet zijn voor het bestaansminimum. Bij deze berekeningen moet men niet uit het oog verliezen dat het systeem een vervanging is van het huidige systeem. Ook mensen die wel willen werken maar daartoe om legitieme redenen niet in staat zijn, moeten een volwaardig leven kunnen leiden. Hun inkomen moet dan duidelijk boven het bijstandsniveau liggen. Marcel Canoy wil daarvoor een extra post reserveren, maar daarmee voert hij via de achterdeur weer een controle systeem in.

[4]: Controle.
Tot nog toe wordt door iedereen zondermeer aangenomen dat een van de grote voordelen van het basisinkomen zal zijn dat het controle apparaat dat nu nodig is voor het uitkeren, kan worden afgeschaft. ‘Weg met die tandenborsteltellerij’ zegt Marcel Canoy in Tegenlicht. Helaas zal de controle niet verdwijnen maar zich verplaatsten. Door de hoge belastingdruk zal de betalingsdiscipline afnemen en zal meer controle nodig zijn. Het maakt daarbij niet uit of het om directe of indirecte belasting gaat. Er zal een grote markt ontstaan voor zwartwerk, of indien de belasting wordt geheven via BTW, voor smokkel en andere vormen belastingontduiking.

[5]: De verzorgingsstaat is verouderd.
Enkele redenen die ik ben tegenkomen in een snelle survey:
  1. Het is te duur
  2. Door de automatisering komt er minder werk
  3. Het bevoordeelt mensen met een vast dienstverband, terwijl juist meer flexibilteit noodzakelijk is.
  4. We moeten concurreren met andere landen (globalisering dus)
Ik heb niet de tijd en de ruimte om hier op al deze argumenten in te gaan. Maar volgens mij worden ze afdoende beantwoord door mijn uitleg van de gouden loonregel.

[6]: Groei.
Economische groei is het resultaat van bevolkingsgroei, toename van kennis (wetenschap), ontwikkeling van nieuwe technieken (o.a. automatisering) en is incrementeel. Dat wil zeggen: elke generatie bouwt voort op wat de vorige heeft bereikt.Mijn voorstel is om een groot deel van de groei te steken in omschakeling naar andere energieproductie, want ook daarvoor is groei nodig.
De vraag wat we met die groei doen is een politieke keuze.
Ik ga niet in op de (legitieme) vraag of groei goed is. Veel mensen hebben kritiek op de noodzaak van economische groei. Ik wil hier heel kort over zijn: groei van productiviteit is een gegeven (afgezien van externe factoren).

[7]: Belasting.
Ook moet hierbij vermeld worden dat tegelijkertijd de belasting werd verlaagd waardoor de tekorten nog verder opliepen.

[8]: Neoliberalisme.
Volgens Brynjolfsson wordt de loonhoogte wordt bepaald door arbeidsmarkt. Er is minder vraag naar arbeid omdat meer kan worden geproduceerd met minder mensen. Dit is een neoklassieke en neoliberale visie op de arbeidsmarkt. Wat de ‘juiste prijs’ is van arbeid, stellen zij, kan alleen door markt bepaald worden. Het probleem hiermee is dat dit in de praktijk leidt tot recessies. Het gaat er vanuit dat wat op de arbeidsmarkt gebeurt geen invloed heeft op de rest van de economie. Dat is evident onwaar: als lonen dalen, daalt de vraag. Als de vraag afneemt ontstaat er overcapaciteit en ontstaat opnieuw werkloosheid. Deze effecten versterken elkaar en de economie raakt in recessie. Wat nu bij V&D gebeurt kan ter illustratie dienen. Als V&D weer concurrend wordt door de loonsverlaging zijn concurrenten ook gedwongen om de lonen te verlagen. Er zijn steeds meer voorbeelden afgedwongen loonsverlaging om bedrijven te redden. Hier is in de praktijk te zien hoe de neerwaartse loonprijs spiraal functioneert en leidt tot deflatie.

[9]: Economic Possibilities for our Grandchildren. John Maynard Keynes.
‘Just now’ is in 1930. Het is opmerkelijk hoe goed de openingsalinea van het essay van Keynes op onze tijd van toepassing is. Vervang Great Britain door Europe, en nineteenth century door twentieth century:
We are suffering just now from a bad attack of economic pessimism. It is common to hear people say that the epoch of enormous economic progress which characterised the nineteenth century is over; that the rapid improvement in the standard of life is now going to slow down – at any rate in Great Britain; that a decline in prosperity is more likely than an improvement in the decade which lies ahead of us.

Verantwoording

Read more...

Yanis Varoufakis: The Global Minotaur

>> Monday, July 23, 2012

Yanis Varoufakis laat in The Global Minotaur zien dat de financiële crisis het resultaat is van een proces dat al in de jaren zeventig is begonnen.

Er zijn veel theorieën over oorzaak van de crisis, maar ik vraag me af of ze de kern van de zaak raken. Ja, het is waar dat bankiers er een potje van maken. En ja, het is ook waar dat het marktdenken te ver door slaat: deregulatie en privatisering maken het systeem instabiel. Onder het motto greed is good laten we ons bestelen door de onzichtbare hand van de vrije markt terwijl zogenaamde toezichthouders passief toekijken. De rekening van dit feest wordt ons nu gepresenteerd. Maar is dit echt de verklaring van de grote crisis van nu? Hebzucht, domheid en bedrog zijn van alle tijden, zo bijzonder is onze tijd nou ook weer niet. Of wel?

Volgens Yanis Varoufakis, auteur van The Global Minotaur: America, the True Origins of the Financial Crisis and the Future of the World Economy, kun je de afgelopen zeventig jaar economisch in twee perioden indelen. In de eerste dertig jaar na de Tweede Wereldoorlog werd de wereldeconomie ingericht volgens een zorgvuldig ontworpen plan dat was opgesteld tijdens de Bretton Woods conferentie. Varoufakis noemt dit het Globale Plan. Deze jaren worden gekenmerkt door stabiliteit en welvaartsgroei die eerlijk wordt verdeeld. Er zijn geen grote crises en er is weinig inkomensongelijkheid. De tweede periode, de tijd van de Globale Minotaurus, begint in de jaren zeventig en wordt gekenmerkt door lagere economische groei, grote ongelijkheid en instabiliteit. De economie wordt overheerst door de Global Minotaurus: het financieel systeem met Wall Street als episch centrum. Gedurende deze periode treden steeds grotere economische crises op, waarvan die van 2008 de heftigste is.

Minotaurus

Varoufakis gebruikt als beeld voor de economie de mythe van de Minotaurus. De Minotaurus is een wezen dat half mens en half stier is. Hij leeft in het Labyrint van Koning Minos van Kreta en zoals het mythische monsters betaamt eet hij geen bruine bonen maar mensen. De koning gebruikt het wezen om zijn zoon wreken, die is vermoord door koning Aegeus van Athene. Hij laat het onderworpen Athene elk jaar zeven jongens en zeven meisjes - maagd uiteraard - sturen als offer voor de Minotaurus. Hieraan komt pas een eind als koning Aegeus zijn eigen zoon Theseus stuurt die het monster weet te verslaan.



De mythe van de Minotaurus is het verhaal van een grootmacht (Kreta) dat offers vraag van de landen die het heeft onderworpen (Athene). Zolang het dier zijn offer krijgt is de vrede weer voor een jaar verzekerd.

Wall Street is de Minotaurus van onze tijd. Het offer dat wij dagelijks aan het dier brengen is de immense kapitaalstroom die elke dag naar Amerika vloeit: in de hoogtij dagen wel 3 tot 5 miljard dollar per werkdag. De Minotaurus ligt nu op sterven: door de kredietcrisis van 2008 raakt de Minotaurus dodelijk verwond. Om te begrijpen hoe de Minotaurus – Wall Street – zo machtig is geworden, en hoe het zo diep kon vallen, moeten we eerst in de geschiedenis duiken.

Bretton Woods

De heerschappij van de Globale Minotaurus begint pas na de ondergang van zijn voorganger: het Globale Plan voor de wereldeconomie dat na afloop van WO II is ingevoerd. Terwijl de oorlog nog woedt, wordt in Bretton Woods door New Deal economen het plan voor de inrichting van de wereldeconomie ontworpen. De bekendste architect van het plan was John Maynard Keynes. Het belangrijkste doel was een herhaling te voorkomen van financiële crises zoals die van 1929.



De VS zijn als enige supermacht onbeschadigd uit de oorlog gekomen. De Amerikaanse industrie is de grootste en sterkste ter wereld, terwijl Europa en Azië in puin liggen. De Amerikaanse economie is nu zo dominant dat voor het eerst in de wereldgeschiedenis één munt de basis is voor de wereldhandel: de dollar.

Dit is een unieke kans voor de VS om de Wereld economie anders - en beter – in te richten terwijl zij tegelijkertijd haar dominante positie voor eeuwig kan vastleggen. Om de wereldhandel weer op gang te brengen heeft zij afzetmarkten nodig voor haar industriële producten. Een aantal nog steeds bestaande instituten zijn toen opgericht: het IMF en de Wereld Bank, maar één resultaat van de conferentie bestaat niet meer: het systeem van vaste wisselkoersen.

Het valuta systeem

Alle munten worden gekoppeld aan de dollar: elke munt moet binnen een marge van 1% blijven ten opzicht van de dollar. De dollar zelf wordt gekoppeld aan goud: $35 per troy ounce. In Fort Knox wordt de belangrijkste goudvoorraad ter wereld bewaard.

Om een dergelijk wisselkoerssysteem te stabiliseren moet een manier gevonden worden om het geld van landen die lange tijd een overschot hebben terug te leiden naar landen met een negatieve betalingsbalans: op dat moment Europa, China en Japan. Later valt China af door de overwinning van Mao.

Er lag ook een voorstel van Keynes. Hij stelde voor International Currency Union (ICU , ook wel International Clearing Union) op te richten en als rekeneenheid niet de dollar maar de bancor te gebruiken. Elk land moest tot 50% van haar BBP kunnen lenen voor 0%. Alleen als meer wordt geleend moet daarover rente betaald worden. Landen die een overschot op de betalingsbalans hebben dragen geld af aan het ICU. Dit voorstel haalde het niet: de VS wil controle houden over de besteding van haar geld.



Het voorstel dat uiteindelijk wordt aangenomen is minder revolutionair maar het heeft de eerste decennia na de oorlog stabiliteit en voorspoed gebracht. De meest concrete maatregel waar wij voordeel van hebben is natuurlijk het Marshall Plan. De Amerikanen helpen de voormalige vijanden (en hun slachtoffers) met de opbouw van hun economie. Dit is geen liefdadigheid maar noodzaak: zij creëren zo een afzetmarkt voor hun eigen industrie. Het is ook een stabiel systeem. De vaste wisselkoersen en monetaire controlemechanismen zorgen er voor dat tot de jaren zeventig geen grote crises optreden.

Overschotrecycling

Op dit punt aangekomen wil ik even stilstaan bij deze constatering: na de Tweede Wereldoorlog is er enige tientallen jaren een goed functionerende muntunie geweest. Alle belangrijke munten waren aan elkaar gekoppeld. De wisselkoersen variëren niet meer dan 1% van elkaar. Dat dit zo lang goed ging, kwam omdat er een mechanisme was dat spanningen, die in een dergelijk systeem onvermijdelijk ontstaan, afbouwde. Er werd voor gezorgd dat er een overschot recycle mechanisme aanwezig was. Het permanente overschot van Amerika werd geïnvesteerd, in eerste instantie in de ontwikkeling van de verslagen voormalige vijanden. Later helaas in de wapenwedloop met de Sovjetunie en in de Korea- Vietnamoorlog. Ook de huidige problemen in de eurozone hebben te maken met het ontbreken van een dergelijk overschot-recyclemechanisme. Het zal blijken dat ook onder de Globale Minotaurus er een overschot-recyclemechanisme is, alleen gaat het geld dan de andere kant op stromen.

Het einde van het Globale Plan

Als de VS eind jaren zestig geen overschotten maar tekorten krijgen hapert het systeem. Door Johnsons Great Society en door de Vietnamoorlog raakten de Amerikaanse reserves uitgeput en ontstonden onhoudbare tekorten. Van de afgesproken dekking van de dollar met goud was geen sprake meer: tegenover een schuld van 70 miljard dollar staat slechts een goudvoorraad ter waarde van 12 miljard dollar. Omdat alle munten gekoppeld zijn aan de dollar beginnen veel landen zich zorgen te maken. Ook de olieproducenten die in dollars werden betaald.

De Franse president Pompidou maakt er zelfs een heel theater van: hij stuurt een oorlogsschip naar New Jersey om het Franse goud, dat ligt opgeslagen in Fort Knox, op te eisen. Op 15 aug 1971 is het gedaan met het Globale Plan als President Nixon besluit de koppeling van de dollar aan de goudprijs te beëindigen. De periode van stabiliteit is voorbij. Valuta kunnen vrij ten opzichte van elkaar variëren.

Stagflatie

De jaren zeventig hebben me altijd gefascineerd. In dat decennium kwam een eind aan de voorspoed van de jaren zestig en kregen we te maken met de beruchte stagflatie. Varoufakis gaat uitgebreid in op de oorzaken hiervan. Door het loskoppelen van dollar en goud devalueert de dollar. De goudprijs stijgt van $35 in 1971 naar $455 eind jaren zeventig. Een andere schok voor de economie is de vertienvoudiging van de olieprijs. In 1971 kost een vat olie nog $3, maar vanaf de jaren tachtig schommelt zij rond de $30.



Volgens Varoufakis is dit door de Amerikanen ingecalculeerd. Amerika heeft een relatief voordeel bij een hoge olieprijs. De VS importeren op dat moment 32% van hun oliebehoefte, terwijl Europeanen en Japanners bijna geheel van import afhankelijk zijn. Een ander belangrijk voordeel voor de Amerikanen is dat de olie in dollars wordt betaald. Het geld dat wordt verdiend met olie komt daarom vanzelf weer terug naar Wall Street.

Deze schokken destabiliseren de wereldeconomie en hebben een crisis tot gevolg die zich kenmerkt door hoge werkloosheid én hoge inflatie. Het gelijktijdig optreden van hoge inflatie en haperen van de economie (stagnatie) heet stagflatie.

De Minotaurus

Het uiteenvallen van het Globale Plan en de destabilisering zijn volgens Varoufakis bewust nagestreefd door de Amerikanen. Door de wereldeconomie te destabiliseren kan de VS gebruik maken van haar bijzondere positie als economische wereldmacht. Varoufakis citeert Paul Volcker (dezelfde die nu Obama adviseert) die in een speech in 1978 hierover het volgende zegt:

It is tempting to look at the market as an impartial arbiter … But balancing the requirements of a stable international system against the desirability of retaining freedom of action for national policy, a number of countries, including the US, opted for the latter …

In zijn functie als voorzitter van de FED, de Amerikaanse Centrale Bank, verhoogt Volcker de rente tot 21.5% waardoor de wereldeconomie in een diepe recessie duikt. Het maakt wel een einde aan de hoge inflatie maar het belangrijkste effect voor de Amerikanen is dat hierdoor de geldstroom die de Minotaurus moet voeden op gang komt.

Het geld dat wordt verdiend in Duitsland en Japan en later ook in China stroomt naar Wall Street. In de hoogtij dagen komt per werkdag $3 tot $5 miljard binnen. De Minotaurus is een onverzadigbaar monster.

Het permanente dubbele Amerikaanse tekort (betalingsbalans en begrotingstekort) is een geperverteerde vorm van het overschot-recyclesysteem – alleen is de richting nu omgekeerd: het stroomt nu naar Wall Street. Amerika kan dat doen omdat de dollar de munt is waarin de wereld handel drijft. Je staat er niet bij stil maar als iemand waar ook ter wereld benzine tankt, draagt hij of zij bij aan de vraag naar dollars. Geen enkel ander land kan zich daarom permitteren wat de Amerikanen doen.

Kapitalistisch paradijs

Tijdens de heerschappij van de Minotaurus ziet de wereld er heel anders uit dan tijdens het Globale Plan. Door Reagan en Thatcher wordt een fel anti-vakbond beleid gevoerd. Tijdens de jaren van het Grote Plan stijgen de lonen, maar tijdens de jaren van de Globale Minotaurus blijven de lonen gelijk terwijl de productiviteit wel stijgt. Hoewel de economie minder hard groeit is het een kapitalistisch paradijs: stijgende productiviteit en gelijkblijvende lonen zorgen er voor dat de bedrijfswinsten spectaculair stijgen.

Dit wordt geïllustreerd door het succes van Walmart. De belangrijkste vernieuwing van dit bedrijf bestaat uit het bedenken van methoden om arbeid en leveranciers zoveel mogelijk uit te persen. De werknemers worden zo slecht betaald dat ze in aanmerking komen voor bijstand (Supplemental Nutrition Assistance Program, ook wel bekend als foodstamps).



Ook in de politiek domineert de Minotaurus. Het idee dat je de armen kunt helpen door de rijken nog rijker te maken, is natuurlijk volstrekt belachelijk. Maar geef er een mooie naam aan - trickle down – en je kan er verkiezingen mee winnen. Ook de economische wetenschap doet mee: supply side economics is de academische variant van trickle down. Wetenschappelijk onderbouwd met mooie en complexe wiskunde uiteraard. Keynes is tijdens de Minotaurus jaren afwezig. Keynes wordt niet meer serieus genomen: zijn theorieën zijn niet meer van deze tijd - denkt men.

Een bijzondere tijd

Parallel met de economie verandert ook de maatschappij. Niet de Age of Aquarius maar de Age of the Minotaur breekt aan. In de jaren zeventig maken optimisme en altruïsme plaats voor pessimisme en individualisme. Conservatisme wordt de dominante stroming in de politiek. Rechtse politici komen aan de macht, zoals Margaret Thatcher en Ronald Reagan en in Nederland Hans Wiegel, Dries van Agt en Ruud Lubbers.

Nog een andere manier om er naar te kijken is te beseffen dat de jaren na de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog een unieke tijd waren. Het Globale Plan was geen perfect plan maar het zorgde wel voor stabiliteit en economische groei die iedereen ten goede kwam. Na vijfentwintig jaar was een nieuwe generatie aan de macht gekomen die niet meer onder de indruk was van oorlog en depressie. De politieke wil om het Globale Plan in stand te houden was verdwenen. Om Paul Volcker te parafraseren: In de afweging tussen stabiliteit en eigenbelang kiezen wij voor het laatste.

De vraag die ik aan het begin stelde - wat is er zo bijzonder aan onze tijd? – is dus de verkeerde vraag. Niet onze tijd is bijzonder, maar de kwart eeuw na de Tweede Wereldoorlog is bijzonder. In de jaren zeventig treedt een omslag op en keert de wereld weer terug naar haar default setting: een Hobbessiaans ieder-voor-zich. We noemen het vrije markt, supply side economics of het “Ik-tijdperk”. Na een lange periode van stabiliteit en welvaartsgroei voor iedereen is het oude systeem, dat in 1929 was ingestort, weer teruggekeerd. Niets bijzonders dus.

---
Ilustraties - Boekomslag van The global Minotaur, Zed Books
- Afbeelding van de Minotaurus: Wikipedia. Marie-Lan Nguyen
- Hotel Mount Washington, te Bretton Woods. Wikipedia, Mwanner
- Assistant Secretary, U.S. Treasury, Harry Dexter White (left) and John Maynard Keynes, honorary advisor to the U.K. Treasury at the inaugural meeting of the International Monetary Fund's Board of Governors in Savannah, Georgia, U.S., March 8, 1946. Wikipedia, IMF.
- Auto’s in de rij bij Amerikaans pompstation tijdens de 2e oliecrisis, 15 juni 1979. Wikipedia, Warren K. Leffler.
- Gevel van typische Walmart winkel, Laredo, Texas, genomen op22 February 2004. Wikipedia, Jared C. Benedict.

cross posted op Sargasso.nl

Read more...

About This Blog

  © Blogger templates Sunset by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP