Showing posts with label democratie. Show all posts
Showing posts with label democratie. Show all posts

Democratie, ‘nu met verbeterde formule’

>> Thursday, February 23, 2017


Afbeelding: James Cridland

Eerder gepubliceerd op Sargasso

‘Help, de democratie is in nood’. Dit hoort men de laatste jaren steeds vaker. De democratie wordt uitgehold omdat de burger steeds minder invloed heeft op de politiek, of zij is gekaapt door populisten. Valt wel mee, zegt Tom van der Meer want de oproep om hervorming van de democratie is van alle tijden. In de jaren zestig wilde D66 dat al.

Nieuwe partijen willen de democratie hervormen. Ze willen meer ‘echte democratie’ wat meestal neerkomt op referenda en meer verkiezingen. Dit jaar zijn er twee partijen die ‘democratie’ als belangrijkste programmapunt hebben: Geenpeil en Plasman’s Partij voor de Niet-stemmer (PvdN) [1]. Ze hebben geen inhoudelijke beleidsvoorstellen maar willen wat veranderen aan de manier waarop onze democratie werkt.

Wat is democratie eigenlijk, wat is ‘echte democratie’ en hoe krijg je daar meer van? Is er wel sprake van een crisis of moeten we gewoon meer vertrouwen hebben in de democratie zoals Tom van der Meer denkt. Ik begin met de voorstellen van de nieuwe partijen.

Geenpeil

Wie de programma’s - of wat daarvoor doorgaat – van deze nieuwe partijen bekijkt, zou kunnen denken dat het om slechte satire gaat. Geenpeil is een politieke partij zonder politieke standpunten, zoals Martijn Tonies onlangs op Sargasso liet zien. Ze hebben dan ook geen lijst van standpunten maar een zogenaamde FAQ, wat staat voor Frequently Asked Questions. FAQ’s zijn gebruikelijk in de IT-wereld als aanvulling op de gebrekkige manuals die toch niemand leest. En inderdaad in de FAQ van Geenpeil staat dat het geen gewone partij is maar een partij met een app – een computerprogramma op je telefoon – waarmee je Kamerleden kan besturen:
… de GeenPeilstemmers, besturen onze Kamerleden op afstand via een app.
Volg de link, het staat er echt! Geenpeil is de Uber van de democratie. “Beleid nodig? App uw Vertegenwoordiger!” Het is een extreme vorm van directe democratie want de politiek wordt overgeslagen. De leden van de partij hebben 100% controle over hun vertegenwoordigers.

De Partij van de niet-Stemmer

Nog bonter maakt Peter Plasman het met zijn Partij voor de Niet-stemmer. Het blijkt dat je de naam letterlijk moet nemen. Zijn markt is het kwart van de bevolking dat niet stemt. Volgens Plasman stemmen mensen niet omdat zij zich niet in de bestaande partijen herkennen. Hij wil de gevestigde partijen met hun neus op dit feit drukken door deze niet-stemmers te vertegenwoordigen. Hij denkt deze mensen wel over te kunnen halen op hem te stemmen omdat hij, anders dan de bestaande partijen, wel zijn belofte zal nakomen: hij belooft namelijk – letterlijk - niets met hun stem te doen.

Wie overweegt om zich door Plasman te laten vertegenwoordigen raad ik aan zijn redenatie [2] goed te bestuderen: deze is sluitend maar tegelijkertijd inhoudsloos. Mogelijk is dat het waarmerk van een goed advocaat, maar niet voor een goed politicus. De PvdN is een ludieke democratie-hervormer die net als Geenpeil een nihilistische kijk heeft op politiek en politici.

Depolitisering van de politiek

Kenmerkend voor deze hervormers is hun aversie tegen politiek. Ik hoor het ook regelmatig in mijn eigen omgeving: als men vindt dat een verkeerde beslissing is genomen – niet alleen in de politiek – dan wordt verklaard ‘oh, dat is politiek’. Niet goede argumenten maar ‘politiek’ heeft de doorslag gegeven. Ook politici laten regelmatig merken dat ze eigenlijk niets hebben met politiek. Ze zijn niet ‘links of rechts maar recht door zee’, hebben geen visie en nemen alleen beslissingen op grond van rationele argumenten waarbij ze zich niet baseren op ideologie. Dat is Prinzipienreiterei waar toch nooit iets goeds van komt.

We hebben de politiek zelfs uit de economie gehaald. Economie wordt overgelaten aan technocraten als Mario Draghi en economische beslissingen worden niet meer genomen door politici maar worden met een computerprogramma berekend. Ook dit jaar zullen de plannen van de partijen weer doorgerekend worden door het CPB. De depolitisering van de economie is al jarenlang praktijk.

Eigenlijk willen we het liefst politiek, zonder ‘politiek’. Maar wat is dat ‘politiek’ zonder politiek? Wat is politiek eigenlijk?

Where the buck stops

Wie klaagt dat beslissingen niet genomen worden op grond van argumenten en wie denkt dat het CPB met een model een economische maatregel kan ‘berekenen’, vergeet een belangrijke vraag te stellen: hoe bepaal je wat een ‘goed’ argument of model is? Politici die economisch beleid laten afhangen van berekeningen van het CPB schuiven die keuze door naar het CPB. Je kunt die keuze niet eindeloos doorschuiven. Daar waar het doorschuiven stopt, daar waar de keuze wordt gemaakt, daar wordt politiek gemaakt. The buck stops here, stond op een bordje op het bureau van President Truman [3].

Politieke keuzes maken is moeilijk omdat de vragen waarop zij antwoord moet geven zelden één goed antwoord hebben. Wat goed is voor de een is slecht voor de ander [4]. We kunnen de keuze wel verstoppen in computermodellen, of het afschuiven naar ‘de politiek’, maar we komen er nooit vanaf. Anders geformuleerd: hoe vreselijk het ook stinkt, we kunnen nooit zonder politiek en wie het verstopt maakt de stank op termijn alleen maar erger.

Wat is democratie?

Democratie is geen manier om van politiek af te komen, maar democratie is wel een manier om politieke vragen te beantwoorden. Als we het niet aan politici, of aan computermodellen over kunnen laten, dan moeten we zorgen dat iedereen die er belang bij heeft, mee denkt en mee beslist. Democratie betekent letterlijk dat het volk (demos, d?µ??) regeert (krateo, ??at??). De essentie van democratie is dat iedereen – het volk - mee denkt en mee beslist.

In een democratie wordt geregeld hoe de macht, van tijd tot tijd en op een geregelde en ordelijke wijze, wordt overgedragen aan ‘de andere partij’ die andere ideeën heeft over wat goed en slecht is. Bij democratie hoort ook dat de oppositie ‘loyaal is’ en dat de regerende partij de oppositie respecteert. Essentieel is dat macht nooit boven de wet staat (‘rechtstaat’). Om over de beslissingen te kunnen oordelen moet het bestuur transparant zijn. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor journalisten. Zij moeten hun werk kunnen uitvoeren zonder last en ruggespraak met machthebbers [5]. Vrijheid van meningsuiting en vrijheid om je te organiseren zijn daarom essentiële voorwaarden. En ten slotte: het is belangrijk dat de burger zelf politiek actief is en deelneemt aan het bestuur en debatten. Alleen door debat en gesprek met andere burgers kan iedereen een mening vormen. De burger beslist, want the buck stops at the people’s desk, your desk.

Democratie als formule

Dit is u allemaal natuurlijk bekend van de les maatschappijleer, maar wat ik wil zeggen, is dat meer democratie niet synoniem is met meer verkiezingen. Democratie is meer dan stemmen. Democratie is geen ‘markt’, waar burgers ‘opdrachten’ geven aan bestuurders die deze dan vervolgens, liefst zo letterlijk mogelijk, moeten uitvoeren [6]. De kiezer is geen consument die beleid ‘koopt’ met een stem. Er is immers ook geen ‘consumentenbond voor bedrogen kiezers’, al gedragen de PVV en populisten zich in het algemeen wel zo.

De nieuwe partijen die de democratie willen verbeteren, hanteren echter wel deze nauwe definitie van democratie. Voor hen betekent meer democratie letterlijk ‘meer directe verkiezingen’. Democratie is voor hen een formule die antwoord geeft op de vraag ‘wat wil het volk?’ De burger moet zo vaak mogelijk geraadpleegd worden en wat het juiste antwoord is, wordt bepaald met een simpele formule: “50% +1”.

Directe democratie

De vernieuwers klagen ook altijd dat politici hun beloftes nooit na komen. Zij willen hen daarom door middel van referenda, webfora of apps ‘aansturen’. Maar het idee dat je bestuurders elke vorm van beslissingsbevoegdheid kunt ontnemen, laat zien dat men niets heeft begrepen van management. Een werkgever die zijn werknemers geen ruimte geeft voor eigen inzicht en creativiteit, die alleen concrete opdrachten geeft en wil dat deze letterlijk worden uitgevoerd, zal snel failliet gaan. Ik ben geen militair expert, maar volgens mij worden zelfs militaire operaties niet meer op die manier uitgevoerd. Het idee dat de burger politici volledig onder controle heeft via een app, zoals Geenpeil wil, is gevaarlijk naïef.

Een land en elk instituut of systeem, dat democratisch wil zijn, kan daarom niet zonder representatie: volksvertegenwoordigers, ministers, politici, of hoe je ze ook noemt. Directe democratie doorkruist dit systeem: aan de politiek wordt een opdracht gegeven om iets te doen dat regelrecht in kan gaan tegen het door haar gevoerde beleid. Brexit en het nee tegen het verdrag met de Oekraïne zijn daar voorbeelden van, of je het daar nou wel of niet mee eens bent, maakt niet uit [7].

Onwijze menigten

Door sommige wordt ook wel voorgesteld om democratie te zien als een soort wisdom of the crowds, een manier om het probleem van de politiek – wie bepaalt wat goed of slecht is - op te lossen. Het belangrijkste bezwaar hiertegen is dat niet alle menigten wijze antwoorden geven. Om wisdom of the crowd goed te laten werken mogen individuen alleen kiezen op basis van eigen en onafhankelijk verkregen, informatie [8]. Dit betekent dat men voor meningsvorming niet te raden mag gaan bij andere kiezers. Vrije uitwisseling van informatie en debat, beiden essentieel voor democratie, staan daar haaks op: er zal misschien wel een antwoord uit komen maar het is allerminst gegarandeerd dat dit een verstandig antwoord is omdat mensen nu eenmaal geneigd zijn met de menigte mee te lopen.

En er is nog een ander fundamenteel probleem. Ik citeer Surowiecki (via Jay Rosen, benadrukking van mij):
Collective wisdom is a good way of coming up with an answer when there is a right or wrong answer (in a kind of Platonic sense) to the question.
Met andere woorden, de wijsheid van de menigte is dan misschien wel geschikt om de vraag te beantwoorden hoeveel erwten een pot bevat, maar zij is juist niet geschikt om politieke problemen op te lossen want die worden juist gekenmerkt door het feit dat zij meer dan één juist antwoord hebben ik hierboven heb laten zien.

De crisis van de democratie

Er is volgens mij wel degelijk sprake van een crisis van de democratie, en niet, zoals Tom van der Meer voorstelt slechts een crisis van de gevestigde partijen. Dat de democratie niet goed werkt is een feitelijke constatering: door het neoliberale beleid van de afgelopen decennia voelen grote delen van de bevolking zich uitgesloten van de politiek en economie door werkloosheid en bezuinigingen. In vrijwel alle westerse democratieën is een kleine elite in staat om zich een steeds groter aandeel van het nationaal product toe te eigenen. Behalve in Griekenland is het in geen enkel westers land gelukt om hiertegen een coalitie te formeren (en we weten hoe dat is afgelopen).

Het deel van de bevolking dat zich buitengesloten voelt, is een lucratieve ‘markt’ voor politieke ondernemers die hun ‘klanten’ bedienen met een mengsel van afkeer van politiek, economische beloftes en angst voor verdere neergang. Men heeft simpele oplossingen die iedereen kan begrijpen: herstel van soevereiniteit (grenzen dicht, uit de EU), terug naar de eigen munt en deportatie van gelukzoekers. Het is een mengsel van halve waarheden en hele leugens. De politiek van deze partijen is meestal van dien aard dat er met hen geen stabiele regering gevormd kan worden, maar deze partijen zijn wel zo groot dat zij de vorming van een regering moeilijk maken. De PVV in Nederland is een goed voorbeeld: door haar omvang maakt deze partij vorming van een stabiele regeringscoalitie moeilijk.

Democratie, ‘nu met verbeterde formule’?

Wat moeten we doen om de democratie weer te repareren? Meer democratie en strakker aansturen van politici, zoals de populisten willen, helpt niet omdat dit een te beperkte opvatting is van wat democratie is. Democratie meer is dan verkiezingen. Meer ‘shoppen’ door de burger door meer verkiezingen zal niet helpen, want waarop moet de burger haar keuze baseren? Bovendien gaat het niet alleen om gebroken beloftes maar vooral om foute keuzes. Wat wel zou helpen, is wat te doen aan de gebrekkige informatievoorziening (media), het gebrek aan transparantie van bestuur en de geringe betrokkenheid van de burger. Nieuws is tegenwoordig vooral vermaak en sensatie. Politieke verslagen lijken meer op sportverslaggeving. Politici verkondigen meningen maar of deze op feiten zijn gebaseerd lijkt niet meer uit te maken (fact-free politics). Een flamboyante leugenaar kan President van de Verenigde Staten worden omdat zijn leugens onvoldoende ontmaskerd worden.

Het belangrijkste is dat er wat wordt gedaan aan de werkloosheid en toenemende ongelijkheid door verandering van het economisch beleid. Het huidige beleid leidt tot deflatie en stagnatie, wat gunstig is voor de rijke elite. Centrumlinkse partijen (sociaaldemocraten, groene partijen en sociaalliberalen) hebben op dit gebied de afgelopen decennia compleet gefaald.

Deze laatste punten zijn inhoudelijke maatregelen en geen hervorming van ‘het proces’, van de democratie [9]. Deze crisis lost zich niet vanzelf, op ‘democratische manier’ op. Democratie is geen ‘formule voor goede antwoorden’. Het probleem met democratie is dat de echte ‘bestuurder’ uiteindelijk altijd de burger zelf is, en deze zal zelf moeten inzien wat er moet veranderen. Er is geen makkelijke oplossing, geen ‘nieuwe, verbeterde formule’ voor democratie, om uit de crisis te komen.

Noten

[1] De Piraten partij heb ik niet in het lijstje opgenomen omdat het natuurlijk geen nieuwe partij meer is, maar ook omdat deze partij wel inhoudelijk stellingnames heeft, zoals over burgerrechten, transparantie en zaken als patentrecht. Maar veel van hun punten hebben te maken met ‘proces’, de manier van bestuur zoals transparantie en vrijheid van meningsuiting. Ook deze partij stelt expliciet als doel ‘meer democratie’ en interpreteert dit als ‘directe democratie’. Zij heeft het volgende punt opgenomen in haar standpunten overzicht: Liquid Feedback als hulpmiddel om de bevolking inspraak te geven in het politieke proces. Directe Democratie is het einddoel. De Vijf Sterren Beweging in Italië is ook een goed voorbeeld: minder vergaand dan Geenpeil maar ook deze partij streeft een extreme vorm van directe democratie na.
[2] Plasman: 25% blijft thuis. Ik denk dat een groot gedeelte daarvan bewust thuis blijft omdat ze hun stem niet willen geven aan iemand waar ze niet achter staan of niet voor een belangrijk deel achter kunnen staan [… ] Wij worden gekozen door mensen die van ons verwachten dat wij niet gaan stemmen, anders stemmen ze niet op ons en dat is wat wij gaan doen, zo simpel is het […] Voor mij is […] het wezenlijke van de democratie, dat je gekozen kunt worden door mensen die willen wat jij belooft, en dat je je dan ook aan die belofte houdt. Plasman bedoelt het letterlijk dus. Het volledige transcript staat hier.
[3] Buck betekent mogelijk ‘mes’ volgens dit artikel. De uitdrukking komt van het Amerikaanse gezegde passing the buck, dat afschuiven van verantwoording betekent. Men zegt dat het woord ‘buck’ uit de poker wereld komt: het is een teken voor wie aan de beurt was (?): een mes met heft van ‘buckhorn’.
[4] Zie Isaiah Berlins The originality of Machiavelli. Machiavelli wordt meestal gezien als de meedogenloze analist van immorele reaal politiek, waarbij het doel elk middel heiligt. Dat was hij misschien ook wel maar in dit essay betoogt hij dat Machiavelli als eerste liet zien dat er niet één systeem denkbaar is, zonder ethische conflicten. Platonisch, Christelijk of gebaseerd op welk ander wereldbeeld dan ook. Niet het ontbreken van moraal is kenmerkend voor goede politiek, maar het maken van morele keuzes. In de woorden van Berlin: Machiavelli had unintentionally, almost casually uncovered […] the uncomfortable truth […] that not all ultimate values are necessarily compatible with one another – that there might be conceptual (what used to be called ‘philosophical’) and not merely a material obstacle to the notion of the single ultimate solution which, if it were only realised, would establish the perfect society’. Met andere woorden: niet alles wat goed is, is altijd compatibel met elkaar, en we moeten keuzes maken.
[5] Zoals ik in deel 6 van mijn serie Links en Rechts heb betoogd gaat het daarbij niet alleen om staatsmacht maar ook om de macht van de bezittende klasse. Als de journalist voor zijn boterham afhankelijk is van de uitgever die ook politieke belangen heeft, kan de journalist niet onafhankelijk werken. Het media-imperium van Rupert Murdoch is hiervan een notoir voorbeeld.
[6] Ik heb in dit stukje elementen verwerkt die ik heb opgestoken op een lezing die ik onlangs heb bijgewoond: Studium Generale, bij de WUR, gehouden op 10 januari door Prof Evert van der Zweerde van de Radboud Universiteit over democratie: Democracy under Pressure (part 1) waarin hij onder andere probeerde de vraag te beantwoorden: wat is democratie? Het was een inspirerende lezing. Voor de duidelijkheid: dit is geen weergave van zijn verhaal die avond, maar b.v. het punt over de burger als consument van democratie jat ik van hem.
[7] Er zijn nog meer bezwaren tegen referenda. Ook een referendum kan misbruikt worden door de elite. Wie genoeg geld heeft kan een campagne starten (handtekeningen werven) om een referendum af te dwingen, en de media bespelen om de gewenste uitslag te regelen. Bovendien hebben referenda het nadeel dat complexe problemen terug gebracht moeten worden tot een vraag die alleen maar met Ja of Nee beantwoord kan worden.
[8] Volgens Surowiecki moet aan vier voorwaarden voldaan worden:
  • Diversity of opinion: Each person should have private information even if it's just an eccentric interpretation of the known facts.
  • Independence: People's opinions aren't determined by the opinions of those around them.
  • Decentralization: People are able to specialize and draw on local knowledge.
  • Aggregation: Some mechanism exists for turning private judgments into a collective decision.
[9] Het is niet mogelijk om een systeem of proces te evalueren zonder te kijken naar de effecten ervan. Om het wel of niet goed werken van de democratie te evalueren is een inhoudelijke analyse met name van het economisch beleid noodzakelijk. Ik wil in een nieuwe reeks artikelen daarom meer aandacht besteden aan economie.

Read more...

Links en rechts, deel 6: Vrijheid, gelijkheid en gemeenschap

>> Wednesday, January 18, 2017


Afbeelding: Vrijheid, gelijkheid en broederschap. (bron: Thermidorimage)

Als iedereen het altijd met elkaar eens zou zijn was politiek overbodig. Alleen in een totalitaire staat is er eenheid. Meningsverschillen over wat waar of onwaar is en wat goed of fout is, zijn onvermijdelijk in de politiek. Verdeeldheid is daarom altijd onderdeel van elke goed functionerende democratie. Maar meningsverschillen die ontstaan omdat we elkaars taal niet begrijpen, zijn onnodig polariserend. Daarom is het belangrijk de betekenis van de woorden die we gebruiken goed duidelijk is.

Ik bespreek vandaag drie begrippen die centraal staan in de strijd tussen links en rechts: vrijheid, gelijkheid en gemeenschap. Inderdaad: dit zijn de begrippen die we ook kennen van de Franse Revolutie: liberté, égalité et fraternité. Ik zal laten zien dat deze begrippen voor links en rechts een andere betekenis hebben.

Het links-rechts-argument

Het politieke argument van rechts tegen links gaat in grote lijnen als volgt:
Links wil meer gelijkheid. Volgens rechts, dat denkt een realistisch beeld te hebben van de menselijke natuur, is dat onmogelijk. [Het] gelijkheidsidee botst voortdurend met de realiteit’. Mensen zijn altijd uit op eigen voordeel en bovendien is ‘de ene mens … nu eenmaal slimmer dan de andere’. Omdat links, Gutmensch die zij nu eenmaal is, een onstuitbare drang heeft de wereld te ‘verbeteren’ kan zij alleen ‘alle mensen gelijk […] maken onder dwang [door] repressie en nivellering. Als links de kans krijgt gebruikt zij daarvoor de macht van de staat. Waar dit toe leidt is bekend: Stalin, Mao, Pol Pot en Kim Jong-un. Daarom moet de (macht van de) staat ingeperkt worden.

Gelijkheid

Op dit ‘links-rechts-argument’ is veel aan te merken maar ik beperk me tot de meest opvallende fout: twee betekenissen van het begrip ‘gelijk’ worden met elkaar verward. De eerste betekenis kent iedereen: Stel, we vergelijken twee vrouwen met elkaar: Marie en Christine. In sommige aspecten zijn ze gelijk (lid van de soort homo sapiens, Française, vrouw, enz.) maar op de meeste andere punten verschillen ze van elkaar: Marie is blond, 40 jaar oud en 1.70 lang en (helaas) werkloos. Christine is 60 jaar oud, grijs, 1.80 lang en Christine heeft (gelukkig nog) wel een baan. De lijst van verschillen is natuurlijk oneindig lang maar het punt is duidelijk: Marie en Christine zijn ongelijk.

Dit is de meest gebruikte betekenis van ‘gelijk’. Deze is tegelijkertijd concreet en breed: op een oneindige lange lijst van kenmerken zijn mensen soms ‘gelijk’ maar meestal ‘ongelijk’. Ik noem deze vorm van gelijk ‘letterlijk-gelijk’.

De andere betekenis van ‘gelijk’ is voor het eerst verwoord door Descartes. Deze observeerde dat ieder mens, ongeacht ras of cultuur in staat is om Frans te leren, mits men dit van jongs af aan leert. Volgens Siep Stuurman is
de moderne gelijkheid een van de de meest centrale en krachtige ideeen van de Verlichting. De menselijke natuur wordt begrepen als een descriptief en normatief concept. Alle mensen hebben dezelfde basisbehoeften en capaciteiten en kunnen daarom gelijkelijk aanspraak maken op dezelfde elementaire rechten zoals leven, veiligheid, vrijheid en het streven naar geluk (’the pursuit of happiness’, zoals de amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring het formuleert). Er bestaat derhalve geen ‘natuurlijk gezag’van de ene groep mensen over de andere (p313).
Dit is dus niet hetzelfde als letterlijk-gelijk:
De moderne gelijkheid is een abstract concept. De menselijke natuur wordt erin opgevat als de harde kern die overblijft wanneer men van alle historisch gegroeide sociale conventies abstraheert (p254).
Dit is wat ik ‘abstract-gelijk’ noem. Het idee dat alle mensen in deze betekenis gelijk zijn, is een centraal thema van de Verlichting. Het was de inspiratie van vrouwen, arbeiders en slaven om in opstand te komen tegen hun onderdrukkers en het is nog steeds het kernstuk van alle linkse ideologie.

Dit abstract-gelijk is een heel ander soort gelijkheid dan het alledaagse gelijk, ‘letterlijk-gelijk’. In de politieke discussies waar ik het hier over heb, gaat het altijd over ‘abstract-gelijk’. Dit kan goed duidelijk gemaakt worden met mijn (deels) hypothetische voorbeeld van Marie en Christine. Stel dat beiden de wet overtreden. Marie ‘vergeet’ aan de uitkerende instantie te melden dat ze geld heeft verdiend. Ook Christine ‘vergist’ zich, maar anders dan Marie is zij minister. Door een verwijtbare fout van Christine verliest de staat 400 miljoen euro.

Omdat Marie en Christine gelijk zijn voor de wet (abstract-gelijk dus) zouden beiden op gelijke wijze, naar proportie van de ernst van de overtreding, bestraft moet worden. Marie wordt gekort op haar uitkering en Christine zal gezien de ernst van het vergrijp zwaarder gestraft worden. Beiden moeten boeten naar proportie voor hun vergrijp. Wat een passende straf is moet een onafhankelijke rechter bepalen.

Tot zover de theorie. Er zijn heel veel vrouwen zoals Marie, maar er zijn er niet veel zoals Christine Lagarde. De Marie’s van deze wereld worden zonder pardon gekort op hun uitkering maar de Christines, die zich schuldig maken aan een veel groter vergrijp, worden niet gestraft. Christine hoeft niet één euro terug te betalen en mag haar invloedrijke en goed betaalde post bij het IMF behouden.

Als links zegt te streven naar meer gelijkheid dan bedoelt zij deze ongelijke behandeling en niet dat zij Christine en Marie letterlijke-gelijk wil maken, want dat zou onzinnig zijn. Rechts verwart letterlijk-gelijk met abstract-gelijk.

Vrijheid

Als rechts een schild zou hebben, zoals de ridders vroeger, dan zou op dat schild Libertas de godin van de vrijheid staan. Rechts is kampioen vrijheidsstrijder. Zij bekritiseert links daarom want deze zou bereid zijn vrijheid in te leveren ten gunste van meer gelijkheid. In een beroemd debat in 1968 tussen Gore Vidal en William Buckley, beweert Buckley dat vrijheid altijd leidt tot meer ongelijkheid [1]:
Freedom breeds inequality, Freedom breeds inequality, [en na aandringen door Gore Vidal nog een derde maal] freedom breeds inequality. Unless you have the freedom to be unequal, there is no such thing as freedom.
Ook deze stelling is problematisch. Niet alleen omdat Buckley uitgaat van een andere definitie van het begrip ‘gelijkheid’ dan die welke links verdedigt – zoals ik in de vorige paragraaf heb laten zien – maar ook omdat het suggereert dat vrijheid en gelijkheid incompatibel zijn met elkaar. Het tegendeel is het geval.

Het is nog steeds hetzelfde links-rechts-argument: Om vrijheid te garanderen wil rechts, met name liberalen , de macht van de staat zoveel mogelijk in perken. De staat moet zo zwak mogelijk zijn om te voorkomen dat links haar misbruikt om het ideaal van gelijkheid te verwezenlijken. Dit gaat ten koste van onze vrijheid.

Figuur 1: Libertas, de godin van de vrijheid (Bron: Dominique James)

Bovendien is het niet erg dat verschillen tussen mensen hierdoor groter worden, dat moeten we juist toejuichen, want wie hard werkt en meer talent heeft, verdient nou eenmaal meer. Vrijheid genereert ongelijkheid zegt Buckley daarom.

De ideale maatschappij van rechts is echter een naïeve wensdroom omdat zij de gevolgen van ongelijkheid verkeerd inschat. Hoe belangrijk ongelijkheid is voor vrijheid is kan goed gedemonstreerd worden aan de hand van het voorbeeld van Christine en Marie. Marie die momenteel werkloos is moet om in haar inkomen te voorzien werk zoeken. In de ideale maatschappij van links – de verzorgingsstaat – zal de overheid Marie hierin bijstaan, maar in de (ideale) liberale maatschappij is dat geheel haar eigen verantwoording. Misschien heet Marie eigenlijk Miriam, en om religieuze of traditionele redenen wil zij een hoofddoek dragen. Om werk te vinden kan zij gedwongen worden daarvan af te zien. Op deze manier is niet de staat maar juist de afwezigheid van de staat een bedreiging voor (godsdienst) vrijheid.

Nauwkeuriger geformuleerd: Marie is nu niet afhankelijk van de willekeur van een vorst of staatsmacht, maar van Christine. Stel dat Christine (nu wel denkbeeldig) haar (potentiele) werkgever is. Zij beschikt dan over middelen (een baan) die Marie nodig heeft en niet op andere wijze kan verkrijgen. Natuurlijk is dit niet absoluut: er zijn meer werkgevers dan Christine maar als de arbeidsmarkt krap is, en Marie moet concurreren voor een baan met 100 andere sollicitanten dan is de relatie tussen Marie en Christine in hoge mate ongelijkwaardig. Ook als Marie een baan heeft, heeft Christine als haar cheffin veel macht over Marie, vooral als er geen ontslagbescherming is, iets dat, merkwaardig genoeg liberalen juist willen afschaffen.

Het is bijna een tautologie, maar het moet toch benadrukt worden: iemand die afhankelijk is van een ander, is niet vrij van willekeur van deze persoon. Christine die bemiddeld is, heeft daardoor macht en kan beslissen over het lot van Marie.

De betekenis die door rechts – kampioenen vrijheid - aan het woord vrijheid wordt gegeven is veel beperkter dan die van links. Vrijheid betekent voor rechts ‘vrij van dwang door de staat’. Zij negeert daarmee een andere voor veel mensen veel grotere bron van onvrijheid: de ongelijke verdeling van bezit.

Ongelijkheid van bezit [2] is een belangrijk machtsmiddel. De grote ongelijkheid die de afgelopen decennia is ontstaan heeft een parallelle sfeer van macht [3] naast de staat gecreëerd: de macht van het geld. Deze macht hoeft maar zelden verantwoording af te leggen, hoogstens aan de aandeelhouders als het om een vennootschap gaat. De ‘politieke strijd’ in deze machtssfeer gaat niet over ‘goed en fout’ maar slechts over de vraag wie het meeste verdiend. Rechtse politici vrezen alleen staatsmacht, die wel democratisch wordt gecontroleerd en negeren de macht van het geld. Hierdoor wordt de invloed daarvan op ons leven steeds groter. De werkelijke bedreiging komt niet van de democratische staat maar van het industrieel-financiële-complex [4].

Ondanks alle mooie woorden over vrijheid van rechts, is de maatschappij niet vrijer maar minder vrij. Grote materiele verschillen tussen mensen leiden tot grote verschillen in macht. Buckley draaide het om. Het moet zijn: inequality breeds coercion. Vidal liet na dit uit te leggen en kon (blijkbaar) niets beters bedenken dan te schelden.

Gemeenschap

Ook over de term gemeenschap zijn veel misverstanden. Jos van Dijk bekritiseerde mijn voorstel voor het criterium voor links en rechts (gemeenschap vs. individu), want wie schermt met de hogere waarde van de ‘volksgemeenschap’ is voor mij niet links.

Zijn kritiek dat mijn criterium aanleiding kan geven tot misverstanden is terecht, maar is onvermijdelijk. Ik gebruik het begrip ‘gemeenschap’ in de betekenis van ‘broederschap’, als in de leuze van de Franse revolutionairen. Omdat het woord ‘broederschap’ oubollig klinkt, gebruik ik het woord gemeenschap. Het staat voor ‘dat wat wij allen gemeen hebben’, de lotsverbondenheid van alle mensen die een consequentie is van abstracte gelijkheid.

Ik heb gekozen voor ‘gemeenschap vs. individu’ en niet voor ‘gelijk vs. ongelijk’ zoals Norberto Bobbio doet, omdat het een neutraal criterium is dat goed aansluit bij de ontwikkeling in de maatschappij [5]. Beide begrippen, ‘gemeenschap’ en ‘gelijkheid’ kunnen verkeerd opgevat worden.

Dat er verwarring ontstaat over dit begrip is wel begrijpelijk omdat nationalisme, en in extreme mate het fascisme zich graag tooien met links klinkende namen en op economisch gebied vaak linkse standpunten in nemen. De Duitse fascisten noemden zich bijvoorbeeld ‘nationaalsocialisten’. Dit is overigens geen toeval: rechts heeft, zoals Corey Robin het uitdrukt, van links geleerd dat het beste wapen tegen de revolutie de contrarevolutie is.

Rechtse, nationalistische bewegingen gebruiken het woord gemeenschap dan ook niet in de zin van ‘broederschap’. Dit wordt goed geïllustreerd door de herkomst van het woord ‘fascisme’: het is afgeleid van ‘fascio’ dat ‘bundel’ betekend. Het is een metafoor: een bundel stokken die stevig is samengebonden, is veel sterker dan losse stokken. De betekenis van gemeenschap waar het hier om gaat is dus: gemeenschap (natie, volk, familie of fascio) telt zwaarder dan het individu. Maar zij doen nog iets anders dat diametraal tegengesteld is aan het linkse ideaal: zij gebruiken het begrip gemeenschap ook om verschil te creëren.
Figuur 2: Een fascio, Italiaans voor 'bundel' waarmee men uitdrukt: 'eenheid is macht'. Strak samengebonden stokken zijn sterker dan losse, onafhankelijke stokken (Bron: DIREKTOR).

De maatschappij bestaat uit fasci die met elkaar in (eeuwigdurende) strijd zijn om het voortbestaan. De mensheid is daarom verdeeld in ‘ons soort mensen’ en ‘vreemden’ die minderwaardig zijn, minder ‘gelijk’ dan wij en daarom anders behandeld moeten worden. Ook rechts-populisten als Geert Wilders, Donald Trump en Marine LePen, wijzen allemaal op deze manier zondebokken aan: de Islam, de Mexicanen, de zwarten, de migranten, enz.[6]. Het is het tegenovergestelde van ‘broederschap’.

Rechtse politici appelleren aan een oeroud instinct van de mens: het beschermen van de eigen clan of familie. Zij presenteren zich als krachtige leiders, die voor eenheid en orde zorgen in de eigen gemeenschap en compromisloos vijanden (zij die niet tot de gemeenschap behoren) bestrijden. Het zijn altijd antidemocratische bewegingen, die waarde hechten aan hiërarchie, gezag en loyaliteit. Dit is niet links maar uiterst rechts.

Het zou niet nodig hoeven zijn om te beargumenteren dat fascisme en verwante bewegingen niet links maar rechts zijn, toch blijkt dat dit noodzakelijk is. Regelmatig verschijnen publicaties van rechtse auteurs die dit beweren. Een goed voorbeeld hiervan is Jonah Goldbergs Liberal fascism of Bart-Jan Spruyt die beweert dat er ook links fascisme bestaat.

Een voorbeeld van extreem linkse politiek die individuele belangen geheel ondergeschikt maakt aan de gemeenschap is het communisme. Communisten dachten dat het mogelijk was een eind te maken aan ongelijkheid door de politiek af te schaffen en zo eenheid af te dwingen. Maar misschien kun je dan wel stellen, zoals Jos doet, dat dat geen linkse politiek is.

Conclusie

Vrijheid, gelijkheid en gemeenschap zijn al meer dan 200 jaar lang centrale begrippen in het politiek debat. In de vorige aflevering heb ik laten zien wat de herkomst en betekenis is van de begrippen ‘links’ en ‘rechts’ in de politiek. Het is geen politieke ‘wet’ waarmee de politiek verklaard kan worden en het is zeker niet zo dat de een goed en de ander fout is, maar het onderscheid tussen links en rechts helpt ons wel bij het ordenen van ideeën en argumenten in de politiek. Het zou de discussie echter ten goede komen als alle deelnemers dezelfde definities zouden gebruiken van deze begrippen. Er zijn genoeg zaken die belangrijker zijn dan de betekenis van woorden om over te vechten.

Het volgende deel gaat over de asymmetrie van links en rechts.

Vorige afleveringen
Deel 1: Richting in de Politiek
Deel 2: Oorsprong en geschiedenis
Deel 3: Politicologie van het volk
Deel 4: Wat is het verschil?
Deel 5: Progressief en conservatief

Noten

[1] In de documentaire Best of enemies over de debatten tussen Gore Vidal en William Buckley die beiden met elkaar hadden tijdens partijconventies (van Democraten en Republikeinen) in de aanloop van de verkiezing van 1968. Gore Vidal had Buckley beter van repliek kunnen bedienen dan hij deed in dat debat. Hij beschuldigt Buckley een ‘crypto-nazi’ te zijn waarna Buckley bedreigende taal gebruikte: Now listen you queer, stop calling me a crypto-Nazi or I’ll sock you in the goddamn face and you’ll stay plastered. Dit was niet wijs van beiden, maar het is spectaculaire tv, en andere omroepen volgden het voorbeeld – een slecht voorbeeld - van ABC met soortgelijke programma’s.
[2] In dit geval gaat het dus wel om letterlijke ongelijkheid: namelijk ongelijkheid van bezit.
[3] Zie Colin Crouch: The Strange Non-Death of Neo-Liberalism.
[4] Zie bijvoorbeeld dit interview op Nachdenkseiten, waarin Werner Rügemer de actuele stand van zaken beschrijft. De machtsverhouding helt steeds meer over naar de tweede machtssfeer, het ‘financieel-industrieel-complex’. Rügemer heeft hiervoor de term Blackrock-Kapitalismus bedacht omdat casinokapitalisme een verkeerde voorstelling van zaken is. De macht is gecoördineerd, niet toevallig verdeeld. BlackRock-Kapitalismus ist ein feuilletonistischer und verkürzter, kein analytischer Begriff. Konkret kann man nach meiner Kenntnis vier Gruppen von neuen Finanzakteuren unterscheiden: Erstens die heute größten Kapitalorganisatoren, an deren Spitze nach dem Umfang des verwalteten Kapitals und des wirtschaftlichen und politischen Einflusses eben der größte Vermögensverwalter der Welt steht, BlackRock. Zweitens, sozusagen eine Etage darunter, die Private Equity-Investoren, volkstümlich „Heuschrecken“ oder „Geierfonds“ genannt; zu ihnen kann man auch die Hedgefonds rechnen. Drittens die neuen Unternehmen der großen Internet-Plattformen wie Google und Facebook. Und schließlich viertens die neuen Großkonzerne der sogenannten Share Economy – am bekanntesten ist hier das inzwischen größte Taxiunternehmen der Welt, Uber.
[5] Zie deel 4. Neutraliteit is mijn tweede voorwaarde voor een goed criterium: Om bruikbaar te zijn moet een criterium voor beide partijen aanvaardbaar zijn en mag het niet eenzijdig in het voordeel van één kant zijn. Bovendien is de individualisering van de maatschappij onmiskenbaar een, zo niet de, belangrijkste trend van de afgelopen veertig jaar. Een goed voorbeeld, uit de dagelijkse praktijk wordt door Mirjam de Rijk gegeven in haar artikel over De kosten in de zorg(€): Of de zorg collectief of individueel wordt gefinancierd maakt niet uit want het verhogen van het eigen risico, hogere eigen bijdragen, of een kleiner basispakket [...is] een ideologische keuze. Wie vindt dat kosten voor ziekte of hulpbehoevendheid een eigen verantwoordelijkheid zijn, of misschien zelfs eigen schuld ('dan had je je er maar beter tegen moeten verzekeren'), of dat zorg een 'consumptiegoed' is waarbij het inkomen nu eenmaal bepaalt hoeveel je er van kan consumeren zal kiezen voor het individualiseren van de zorgkosten.
[6] Ten overvloede: ik wil hiermee niet suggereren dat Wilders, Trump, enz. fascisten zijn. Als er echter sprake is van overeenkomsten tussen rechts-populisten en fascisten zal ik daarover niet zwijgen. Waarom zou ik in dit geval politiek correct moeten zijn?

Read more...

Transcript Peter Plasman: ‘De Thuisblijver stemt eigenlijk op alle partijen’

>> Sunday, January 15, 2017


In het programma De Ochtend, uitgezonden op 18 november 2016, werd Peter Plasman geïnterviewd over de oprichting van zijn partij de Partij van de Niet-stemmer.

Tijd in weergave op website: [07:21 – 12:31]

Interviewer: Waarom gaat u in hemelsnaam de politiek als u de politiek zo vreselijk vindt?
Peter Plasman: Nou ik maak mij grote zorgen over de politiek. Een van de aspecten daarbij is dat heel mensen zich niet meer kunnen vinden in politieke partijen die er nu zitten. 25% blijft thuis. Ik denk dat een groot gedeelte daarvan bewust thuis blijft omdat ze hun stem niet willen geven aan iemand waar ze niet achter staan of niet voor een belangrijk deel achter kunnen staan en wij gaan die mensen vertegenwoordigen. Wij willen die mensen zichtbaar maken. Dus wij richten ons tot de niet stemmers: ‘weet dat uw stem wordt verdeeld door de andere partijen, en als je dat niet wilt dan kunt u bij ons terecht, dan bent u bij ons aan het goeie adres’
I: Maar als ik dan bij de verkiezingsbelofte kijk, althans dat wat er van bekend is inmiddels dan lees ik: ‘wij doen voor 100% wat wij zeggen, wij zullen nooit een concessie doen, wij zullen geen akkoorden sluiten’ en ons verkiezingsprogramma, daar staat onderin ‘in het parlement zullen wij nooit stemmen’ waarom ga je in hemelsnaam in het parlement zitten als je je hand niet omhoog wilt steken?
PP: Nou omdat, als wij in het Parlement zitten, en daar ga ik van uit, wij gekozen zijn door mensen die dat van ons willen, dat is ons verkiezingsprogramma, dat is heel helder, en wij gaan laten zien dat je een verkiezingsprogramma kunt uitvoeren voor 100%, en dat je precies doet wat jouw kiezers willen dat je doet.
I: Maar is dat het doel?
PP: Dat is het doel.
I: Maar …
PP: Er is geen doel. Wij vertegenwoordigen de niet-stemmers, en als de niet-stemmers op ons stemmen dan zij wij … voor mij is dat het wezenlijke van de democratie, dat je gekozen kunt worden door mensen die willen wat jij belooft, en dat je je dan ook aan die belofte houdt.
I: Maar is het … laten we zeggen de rode draad in de democratie ook niet de stem van de meerderheid met in acht neming van het recht van de minderheid en dat als je dus met een partij in de tweede kamer gaat zitten met een partij die met een versplintert landschap misschien wel nodig is voor meerderheden die vervolgens door niet te stemmen elke meerderheid blokkeert dat je ook het recht van die minderheid niet kunt verdedigen.
PP: Nee wij worden democratisch gekozen, wij worden gekozen door mensen die van ons verwachten dat wij niet gaan stemmen, anders stemmen ze niet op ons en dat is wat wij gaan doen, zo simpel is het.
I: Maar u richt zich op vijfentwintig procent van de kiezers die thuis blijft, toch?
PP: Ja
I: Maar hoe groot is de kans dan dat die nu ook thuis blijven?
PP: Dat gaan we zien, en ik denk dat de kans heel groot is dat wanneer die mensen die bewust thuis blijven omdat hun stem niet kwijt kunnen, dat die er niet echt tevreden over zijn dat vervolgens, na de verkiezingsavond hun stem wordt gedeeld door alle andere partijen, en dat ze liever hebben dat hun stem zichtbaar is. Ik ben een iemand die bewust niet stemt omdat ik mijn stem niet kwijt wil aan een van de zittende partijen. Dus ik geef mijn stem aan een partij die precies doet wat ze belooft en wat ik wil.
I: Juist
PP: En volgens mij is dat het wezen van een democratisch bestel.
I: Ja en dat zegt tegelijkertijd ook bijna elke politiek partij die meedoet aan de verkiezingen
PP: Ja maar wat wij gaan laten zien is dat je op basis van vertrouwen gekozen kunt worden en dat is wat er op dit moment ontbreekt, wij krijgen vertrouwen omdat we ons honderd procent aan onze verkiezingsbelofte houden … daar krijgen wij stemmen mee en niemand kan van ons verwachten dat wij vervolgens als we gekozen zijn iets anders gaan doen dan wij aan onze kiezers hebben beloofd
I: Goed, u bent dus de voorman van die nieuwe politieke beweging. U hebt dat in 1994 ook geprobeerd inde Amsterdamse Gemeente Raad, toen hebt u geen zetel gekregen in die Raad. Het is geen grap he? Het is echt een serieus te nemen voorstel dit?
PP: In 1994 zijn wij vier dagen actief geweest. Toen hebben wij op drie plekken in Amsterdam plekken gekregen, dat waren de drie plekken waar onze affiches hingen en dat was bij elkaar goed voor een halve raadszetel. Daar is toen totaal geen werk van gemaakt en toch hadden we een halve raadszetel. Dit is volkomen serieus. Wij verwachten van dat van die vijfentwintig procent een deel gaat stemmen op ons. Als ze allemaal gaan stemmen zitten we met 37 zetels in de Kamer … en dan kan iedereen zich afvragen van       ‘hoe kan het dat deze mensen nu wel bereid zijn om naar de stembus te gaan’
I: Dat is het doel dus. Mag ik u als advocaat trouwens ook nog eventjes vragen naar de link met het proces Wilders? Bram Peper zij net, als ik het Openbaar Ministerie was geweest dan was ik dat proces nooit begonnen. Is het nou zo dat de uitkomst van dit proces zal leiden tot een groter zetelaantal voor uw partij?
PP: Dat weet ik niet. Dat weet ik niet. Ik richt mij helemaal niet op bewuste stemmers op andere partijen. Ik heb met de andere partijen niks te maken, dus ik heb geen flauw idee wat daarvan de invloed zou kunnen zijn.
I: Nee. Goed. Serieus te nemen voorstel dus, deze nieuwe partij. Op hoeveel zetels hoopt u dan?
PP: Wij hopen, wij gaan zien wat er gebeurt. Wij hebben geen hoop.  Wij bieden ons aan. Wij zeggen tegen niet-stemmers: ‘U kunt u zichtbaar maken door op ons te stemmen wij doen wat u van ons verlangt en wat dat gaat opleveren dat gaan we zien.
I: Peter Plasman, ik dank u zeer voor uw tijd.

Read more...

Slechte verliezer Donald Trump

>> Thursday, October 27, 2016

 
You are fired! (Bron:  WalkingGeek CC BY 2.0))

Wat is Trump voor persoonlijkheid, en wat voor kiezers trekt hij? Volgens Digby, die zich baseert op een onderzoek in de New York Times past Trump's karakter heel goed bij dat van zijn kiezers:

Trump is the perfect candidate for this group. It’s not just that they are aligned in their xenophobia and bigotry, they are aligned psychologically. It’s essentially about an outsized fear of humiliation and the inability to accept loss, particularly at the hands of people they regard as inferior.

Dat moet dus even slikken zijn voor hem als flink gaat verliezen op 8 november, en dat verklaart ook de moeite die heeft om dat toe te geven: hij heeft vorige week geweigerd te accepteren dat hij verliest. Dit is schokkend omdat het breekt met een basis regel van de democratie: de strijd om de macht wordt gespeeld volgens de regels. Wie daarmee breekt zoals Trump brengt de democratie in gevaar. Toen Bush door het Supreme Court werd benoemd tot President heeft Gore, die de eigenlijke winnaar was omdat hij de verkiezingen (nipt) had gewonnen, onmiddellijk toe om de stabiliteit van het land niet gevaar te brengen. Trump heeft op voorhand al gezegd dat hij dat niet zal doen. 


Read more...

Links en rechts, deel 3: Politicologie van het volk

>> Monday, October 24, 2016

“Van het volk”. Gedenkplaat voor de Franse Revolutie, geplaatst in het zesde jaar van de revolutie, op een muur in Haut-de-Cagnes (Alpes-Maritimes, France) (Bron)
In Deel 3 van mijn serie over Links en Rechts laat ik zien dat dat ondanks de huidige scepsis over Links en Rechts – het zou niet meer van deze tijd zijn - iedereen precies weet wat er mee bedoeld wordt. Iedereen gebruikt het, academici in deftige boeken over politiek maar ook de leek. Links-Rechts is daarom wat ik noem het 'politieke model van het volk'. De titel van van dit deel is dan ook: "Politicologie van het volk".

Ik heb een kleine survey gedaan - geen echt onderzoek hoor, alleen maar wat ik bij elkaar heb gegoogeld van internet en wat in mijn eigen boekenkast tegenkwam - om eens te kijken hoe het wordt gebruikt. Het is ook altijd leuk om het aan vrienden en bekende te vragen. Vooral jongere mensen hebben er vaak moeite mee, ouderen wat minder.

Wat is eigenlijk het verschil tussen Links en Rechts? Ik ben de volgende typeringen van wat Links en wat Rechts is, tegen gekomen:

- Gelijkheid (Links wil eerlijk delen, Rechts prijst individualisme)
- Verandering (Links is voor verandering, Rechts is behoudend)
- Vrijheid (Autoritair versus Vrijheid)
- Globalisatie (Globalisten versus Nationalisten)
- Rationeel (Idealisme versus Rationalisme)
- Macht (Elite versus het Volk)

Vaak bedrijft men bij het maken van het onderscheid natuurlijk zelf politiek: Wie zegt dat het verschil tussen Links en Rechts Vrijheid is doet dat natuurlijk om de ander zwart te maken, ongeacht of dat Links of Rechts is. En de Autoritairen zijn altijd de ander want iedereen is zelf altijd voor Vrijheid. Hetzelfde geld voor de Rationaliteit (de ander is de dromer) en Macht (Elite boehoe … het Volk is goed).

Ook leuk zijn de verschillende modellen van Links en Rechts. Politicologen komen vaak met multidimensionale modellen. Een bekend voorbeeld is het Politiek Kompas van André Krouwel maar er zijn er veel meer. Wat zetten ze op de assen uit en waarom? Andere varianten zijn het Hoefijzermodel en de het Moraliteiten model van Jonathan Haidt.

Lees Deel 3 van de serie ‘Politicologie van het volk’ op Sargasso.nl

Read more...

Links en rechts, deel 2: Oorsprong en geschiedenis

Om te begrijpen wat woorden in de politiek betekenen is het essentieel om de geschiedenis ervan te kennen. Wanneer is men begonnen ‘links’ en ‘rechts’ van elkaar te onderscheiden en waarom deed men dit? Daarom nu een kleine geschiedenis van de strijd tussen links en rechts.

De gewoonte om de politiek in een links en rechts kamp op te delen is ouder dan de indeling in progressief en conservatief. De termen ‘links’ en ‘rechts’ werden al in 1789, het jaar van de Franse Revolutie gebruikt terwijl ‘conservatief’ pas in 1818 voor het eerst voorkwam. Het was de titel van het blad Le Conservateur dat een mooi rechts motto had:
The conservateur upholds religion, the King, liberty, the Charter and respectable people (les honnêtes gens)
De term kwam pas echt in zwang in 1834 toen de Tory Party zich Conservative Party ging noemen. We zijn rechtse politici dus pas veertig jaar later conservatief gaan noemen, niet omgekeerd. Ook het socialisme ontstond veel later als politieke beweging.

Vaak wordt gedacht dat links en rechts neutrale namen zijn omdat men wel bekend is met het verhaal over de zetelverdeling in het Franse parlement in 1789. De hervormingsgezinde fracties zaten in dit parlement aan de linker kant, en de koningsgezinde fracties zaten aan de rechterkant van de voorzitter. Men concludeert hieruit dat wat nu links en rechts is, op toeval berust en dat de cluster eigenschappen die we nu ‘links’ noemen, ook ‘rechts’ genoemd hadden kunnen worden.

Geboorte van links en rechts

We kunnen het ons nu nauwelijks voorstellen maar volgens Frits Bienfait, die hier uitvoerig onderzoek naar heeft gedaan, is wat uiteindelijk links en rechts werd geen toeval. Hij beschrijft uitvoerig, op basis van oude documenten en archiefstukken, hoe de opdeling ontstond in de Franse Assemblée Nationale. In mei van 1789 werd voor het eerst sinds 1614 een vergadering bijeengeroepen van alle drie de standen: adel, geestelijkheid en burgerij. De zetelindeling was dezelfde als in 1614: de adel zat links van de koning, de geestelijkheid rechts en de burgerij zat achterin de zaal.

Na de openingsvergadering verlieten geestelijkheid en adel direct de zaal om in eigen kring verder te vergaderen. De ‘gewone leden’, de burgerij, nog steeds zo’n 600 man, bleef achter. De burgers besloten toen om de gebruiken van het Engelse parlement over te nemen: bijvoorbeeld de gewoonte om het woord altijd te richten aan de voorzitter. Volgens Bienfait kende men waarschijnlijk ook de Engelse zetelindeling: rechts van de voorzitter zitten de ministers (regering) en links de oppositie. Bij wisseling van de macht verandert men dan van plaats waardoor ‘links’ en ‘rechts’ in deze situatie geen permanente betekenis hebben. Het nieuwe, dat de Franse politiek toevoegde, was dat links en rechts blijvende coalities waren, ongeacht wie er regeerde.

De eerste keer dat deze scheiding tussen links en rechts, zoals wij die nu nog kennen, werd gevormd, was tijdens het kiezen van de voorzitter. Men moest kiezen voor een koningsgezinde of een hervormingsgezinde voorzitter. Volgens Bienfait heeft dit vermoedelijk plaats gevonden op 7 mei 1789 en was de geboorteplaats van links en rechts dus de Salle de Menus-Plaisirs. Hij citeert afgevaardigde Niarac:
Men heeft gemeend voor het stemmen een oplossing te vinden door de vergadering te verzoeken zich in tweeën te verdelen zodanig dat zij die het eens zijn met Malout [de koningsgezinde kandidaat] rechts gaan staan, en zij die de motie van Mirabeau [hervormingsgezinde kandidaat] steunen, links …

Links en rechts of rechts en links?

Een intrigerende vraag is hoe werd bepaald wie links en wie rechts van de voorzitter kwamen te zitten? Was dat echt toeval? Volgen Bienfait is die keuze geen toeval want zij is gebaseerd op een diep verankerde dichotomie waar ook links en rechts deel van uit maken. Dit kennen we bijvoorbeeld ook uit de Bijbel: in Mattheüs 25 vers 33 wordt bijvoorbeeld aangekondigd dat de Mensenzoon ‘de schapen rechts van zich [zal] plaatsen, en de bokken links.’ Uit antropologisch onderzoek blijkt dat het links-rechts dualisme bij veel volken (ook niet Westerse) voorkomt.

In Frankrijk bleek de gewoonte om een indeling te maken tussen links en rechts in de jonge democratie dan ook al snel hardnekkig te zijn. Omdat er ook toen al weerstand tegen was – het zou polariseren – heeft men in het begin serieuze pogingen gedaan om het te doorbreken. De zeteltoewijzing in het Franse parlement werd zelfs enige jaren door loting bepaald. Ook zijn ‘links’ en ‘rechts’ enige tijd in spiegelbeeld geplaatst. Maar de gewoonte om links met ‘links’ en rechts met ‘rechts’ aan te duiden, heeft desondanks standgehouden. In de pers werd, toen de zetels in spiegelbeeld stonden, bijvoorbeeld gesproken over ‘voormalig links’ en ‘voormalig rechts’ [1].

Links en rechts in Nederland

Het duurde bijna een eeuw voordat ook wij de politiek in links en rechts gingen opdelen. De eerste echte ‘fractie’ in de Tweede Kamer was de liberale van Thorbecke en aan het eind van de negentiende eeuw zijn we deze ‘links’ gaan noemen. Pas in de laatste decennia van de negentiende eeuw werd het gebruikelijk om in termen van links en rechts over de politiek te spreken. In het begin valt het onderscheid samen met confessioneel en niet-confessioneel. Socialisten en liberalen worden gezien als ‘links’ en confessionelen als ‘rechts’ [2].

Na de Tweede Wereldoorlog wordt het onderscheid tussen links en rechts in Nederland steeds meer gebruikt om sociaaleconomische onderwerpen mee te karakteriseren.

De eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog zijn de machtsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal verschoven in het voordeel van de eerste. Het kapitaal is verzwakt door de oorlog. Een oorlog is een bijzonder effectieve manier om te nivelleren omdat het veel bezittingen, met name kapitaalgoederen, vernietigt. En er is nog een andere reden waarom het kapitaal inschikt: door de dreiging van het communisme is men meer geneigd om compromissen te sluiten. Deze jaren worden daarom nu vaak de ‘gouden jaren van het kapitalisme’ genoemd. De economie groeit hard doordat de arbeidsinkomensquote hoog is en omdat de lonen even hard stijgen als de productiviteit. Hierdoor is er volledige werkgelegenheid. Kapitaalverkeer is aan strenge regels gebonden. Dankzij deze hoogconjunctuur kan de verzorgingsstaat opgebouwd worden.

Links domineert in na de Tweede Wereldoorlog de politiek in veel westerse landen. De stemming is optimistisch en de toekomst is hoopvol. D66 wordt opgericht om een eind te maken aan ‘de oude politiek’ en tien, zogenaamde Nieuw Linksers publiceren een pamflet met de naam Tien over rood waarin ze de PvdA beschuldigen veel te conservatief te zijn. Zij doen voorstellen die ons nu radicaal voorkomen: de monarchie moet afgeschaft worden, de Viet Cong en de DDR moeten onvoorwaardelijk erkend worden en werknemers moeten zeggenschap krijgen in het bestuur van het bedrijf waar ze werken [3].

Doemdenken

Maar de revolutie van de jaren zestig strandt in de economische crisis van de jaren zeventig. Links heeft hiervoor geen oplossing en overal in het Westen komen conservatieve partijen aan de macht. Nieuw Links maakt plaats voor Nieuw Rechts, zoals men de nieuwe ideologie toen ook al noemde. De arbeidsinkomensquote daalt en de lonen groeien niet mee met de productiviteit waardoor een einde komt aan de hoogconjunctuur. Geleidelijk aan wordt door rechts de verzorgingsstaat afgebroken. Deze is te duur geworden door de haperende economie.

Het optimisme van de Gouden Jaren slaat om in pessimisme. Dit wordt door Kees van Kooten en Wim de Bie treffend verwoord met de term doemdenken. Links verliest het geloof in haar eigen gelijk, en schuift naar rechts op. Zij legt haar ‘ideologische veren’ af, verwacht geen heil meer van de staat en gelooft niet meer in de maakbare samenleving (maar zie ook). De maatschappij als geheel wordt conservatiever en de politiek verschuift naar rechts.

Het einde van links en rechts?

Het idee dat het onderscheid tussen links en rechts er niet meer toe doet kwam voor het eerst op in de jaren zestig. Al in 1960 stelt Daniel Bell, in The end of ideology, dat ‘weldenkende’ mensen geen ideologie meer nodig hebben. De problemen van de toekomst kunnen beter door techneuten en deskundigen opgelost worden. Ook in Nederland klinken dergelijke geluiden. Volgens de oprichters van D66 is het links-rechtsschema achterhaald en moet de politiek gaan ‘over praktische oplossingen voor de problemen in het land, in plaats van elkaar te bestoken met ideologische dogma’s.’ Dit bereikt een hoogtepunt na de val van het communisme met de publicatie van The end of history door Francis Fukuyama.

Bij het begin van deze eeuw is er niets meer over van het optimisme. Door gruwelijke terreurdaden en toenemende economische instabiliteit slaat de stemming om. Op 11 september 2001 vliegen gekaapte passagiersvliegtuigen in het World Trade Centre en het Pentagon (‘9/11’) en in 2003 bezetten de Amerikanen met politieke steun van Nederland Irak. De vluchtelingenstroom die dat op gang brengt destabiliseert de politiek in West-Europa tot op dit moment. En alsof het nog niet genoeg is, raakt de economie in 2008 in de grootste crisis sinds de jaren dertig. In Europa loopt bovendien het euro-experiment op een grote mislukking uit.

De voorspelling dat we geen ideologie meer nodig hebben was dus wel erg voorbarig. Als een ding duidelijk is, dan is het wel dat ideologie niet overbodig is en dat we politiek niet kunnen overlaten aan technocraten die naar praktische oplossingen zoeken. De politiek leeft als nooit tevoren en ideologie is allerminst verleden tijd.

Bestaat links nog wel?

Sinds de opkomst van Nieuw Rechts is de politiek steeds verder naar rechts verschoven. Bestaat links eigenlijk nog wel? De PvdA is nog maar een schim van wat de partij onder den Uyl was en de rest van links is verdeeld. Heel schoorvoetend komt links, althans in het buitenland, weer terug. Dat laten de successen zien van enkele oude rotten in het vak die altijd links zijn gebleven: Jeremy Corbin en Bernie Sanders. De vraag is wel of het niet te laat is.

Rechts populisme

Het is opmerkelijk hoe in de meeste ontwikkelde democratieën de aanhang van steeds radicaler, rechts populistische partijen groeit [4]. In Nederland hebben we de PVV, in Engeland UKIP , in Duitsland Pegida en AfD , in Frankrijk Front National en in Oost Europese landen als Hongarije en Polen krijgen radicaal rechtse partijen zelfs de absolute meerderheid waardoor ze de grondwet kunnen veranderen in hun voordeel. Ook de Verenigde Staten ontkomen er niet aan. Dit jaar is de transformatie van de Republikeinse Partij in De Tegenpartij geheel voltooid en zijn Jacobse en van Es genomineerd voor het presidentschap van het machtigste land van de wereld [5]. Rechtse politici domineren het politieke nieuws met ‘feiten vrije politiek […] die geen fatsoenlijke basis is om een land te besturen’ zoals Jeroen Laemers het onlangs op Sargasso formuleerde.

Waarom zijn juist rechtse populisten nu zo dominant aanwezig en wat is er toch met links gebeurd? Om die vragen te kunnen beantwoorden is het niet voldoende de geschiedenis van links en rechts te begrijpen, maar moeten we ook kijken naar de rol die ze spelen in de politiek.

Tot zover deze kleine geschiedenis van links en rechts. Het onderscheid tussen links en rechts gaat dus veel verder terug dan goedkope stereotypen. Tot de jaren zeventig domineerde links, en sinds de jaren tachtig wordt de politiek door rechts gedomineerd. In het volgende deel van deze serie over links en rechts inventariseer ik de meningen van links en van rechts over rechts en links.

Eerdere afleveringen
Deel 1: Richting in de Politiek

Noten

[1] Het proces dat leidde tot een zetelverdeling waarbij links en rechts een dagelijkse praktijk werd, zodanig dat er ook over in de media werd geschreven duurde ongeveer een half jaar. Wie meer wil weten over deze geschiedenis raad ik aan het boek van Frits Bienfait Is links beter dan rechts? te lezen. Ik kom in een volgend deel nog op zijn interpretatie van verschil tussen links en rechts terug (Deel 4 en 5).
[2] Door de verzuiling is de situatie in Nederland atypisch. Maar van af de jaren zestig wordt links steeds dominanter. In de jaren zeventig is er voor het eerst een door links gedomineerde coalitie.
[3] Het is de moeite waard om de onlangs uitgezonden aflevering van Andere Tijden met gastpresentator Jort Kelder over Nieuw Links en de jaren zestig te bekiijken. Opmerkelijke observatie: al in 1960 wordt er geklaagd over de grote kloof die er is tussen waar de politiek mee bezig is en wat de burger verwacht dat de politiek doet. Als of er in 66 jaar niets is veranderd.
[4] Zie bijvoorbeeld:
De populistische zeitgeist in west-europa,
Populistische partijen in heel Europa in opmars,
Bang voor terugval en verlies,
In deze landen maakt rechts-populisme zijn opmars.
[5] Deze ontwikkeling is begonnen met de Goldwater revolutie (begin jaren zestig) toen Barry Goldwater tot presidentskandidaat werd gekozen. Door de verkiezingswinst van 1994 kregen zij de overhand in het Congress onder leiding van Newt Gingrich.

Read more...

About This Blog

  © Blogger templates Sunset by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP