Showing posts with label populisme. Show all posts
Showing posts with label populisme. Show all posts

Democratie, ‘nu met verbeterde formule’

>> Thursday, February 23, 2017


Afbeelding: James Cridland

Eerder gepubliceerd op Sargasso

‘Help, de democratie is in nood’. Dit hoort men de laatste jaren steeds vaker. De democratie wordt uitgehold omdat de burger steeds minder invloed heeft op de politiek, of zij is gekaapt door populisten. Valt wel mee, zegt Tom van der Meer want de oproep om hervorming van de democratie is van alle tijden. In de jaren zestig wilde D66 dat al.

Nieuwe partijen willen de democratie hervormen. Ze willen meer ‘echte democratie’ wat meestal neerkomt op referenda en meer verkiezingen. Dit jaar zijn er twee partijen die ‘democratie’ als belangrijkste programmapunt hebben: Geenpeil en Plasman’s Partij voor de Niet-stemmer (PvdN) [1]. Ze hebben geen inhoudelijke beleidsvoorstellen maar willen wat veranderen aan de manier waarop onze democratie werkt.

Wat is democratie eigenlijk, wat is ‘echte democratie’ en hoe krijg je daar meer van? Is er wel sprake van een crisis of moeten we gewoon meer vertrouwen hebben in de democratie zoals Tom van der Meer denkt. Ik begin met de voorstellen van de nieuwe partijen.

Geenpeil

Wie de programma’s - of wat daarvoor doorgaat – van deze nieuwe partijen bekijkt, zou kunnen denken dat het om slechte satire gaat. Geenpeil is een politieke partij zonder politieke standpunten, zoals Martijn Tonies onlangs op Sargasso liet zien. Ze hebben dan ook geen lijst van standpunten maar een zogenaamde FAQ, wat staat voor Frequently Asked Questions. FAQ’s zijn gebruikelijk in de IT-wereld als aanvulling op de gebrekkige manuals die toch niemand leest. En inderdaad in de FAQ van Geenpeil staat dat het geen gewone partij is maar een partij met een app – een computerprogramma op je telefoon – waarmee je Kamerleden kan besturen:
… de GeenPeilstemmers, besturen onze Kamerleden op afstand via een app.
Volg de link, het staat er echt! Geenpeil is de Uber van de democratie. “Beleid nodig? App uw Vertegenwoordiger!” Het is een extreme vorm van directe democratie want de politiek wordt overgeslagen. De leden van de partij hebben 100% controle over hun vertegenwoordigers.

De Partij van de niet-Stemmer

Nog bonter maakt Peter Plasman het met zijn Partij voor de Niet-stemmer. Het blijkt dat je de naam letterlijk moet nemen. Zijn markt is het kwart van de bevolking dat niet stemt. Volgens Plasman stemmen mensen niet omdat zij zich niet in de bestaande partijen herkennen. Hij wil de gevestigde partijen met hun neus op dit feit drukken door deze niet-stemmers te vertegenwoordigen. Hij denkt deze mensen wel over te kunnen halen op hem te stemmen omdat hij, anders dan de bestaande partijen, wel zijn belofte zal nakomen: hij belooft namelijk – letterlijk - niets met hun stem te doen.

Wie overweegt om zich door Plasman te laten vertegenwoordigen raad ik aan zijn redenatie [2] goed te bestuderen: deze is sluitend maar tegelijkertijd inhoudsloos. Mogelijk is dat het waarmerk van een goed advocaat, maar niet voor een goed politicus. De PvdN is een ludieke democratie-hervormer die net als Geenpeil een nihilistische kijk heeft op politiek en politici.

Depolitisering van de politiek

Kenmerkend voor deze hervormers is hun aversie tegen politiek. Ik hoor het ook regelmatig in mijn eigen omgeving: als men vindt dat een verkeerde beslissing is genomen – niet alleen in de politiek – dan wordt verklaard ‘oh, dat is politiek’. Niet goede argumenten maar ‘politiek’ heeft de doorslag gegeven. Ook politici laten regelmatig merken dat ze eigenlijk niets hebben met politiek. Ze zijn niet ‘links of rechts maar recht door zee’, hebben geen visie en nemen alleen beslissingen op grond van rationele argumenten waarbij ze zich niet baseren op ideologie. Dat is Prinzipienreiterei waar toch nooit iets goeds van komt.

We hebben de politiek zelfs uit de economie gehaald. Economie wordt overgelaten aan technocraten als Mario Draghi en economische beslissingen worden niet meer genomen door politici maar worden met een computerprogramma berekend. Ook dit jaar zullen de plannen van de partijen weer doorgerekend worden door het CPB. De depolitisering van de economie is al jarenlang praktijk.

Eigenlijk willen we het liefst politiek, zonder ‘politiek’. Maar wat is dat ‘politiek’ zonder politiek? Wat is politiek eigenlijk?

Where the buck stops

Wie klaagt dat beslissingen niet genomen worden op grond van argumenten en wie denkt dat het CPB met een model een economische maatregel kan ‘berekenen’, vergeet een belangrijke vraag te stellen: hoe bepaal je wat een ‘goed’ argument of model is? Politici die economisch beleid laten afhangen van berekeningen van het CPB schuiven die keuze door naar het CPB. Je kunt die keuze niet eindeloos doorschuiven. Daar waar het doorschuiven stopt, daar waar de keuze wordt gemaakt, daar wordt politiek gemaakt. The buck stops here, stond op een bordje op het bureau van President Truman [3].

Politieke keuzes maken is moeilijk omdat de vragen waarop zij antwoord moet geven zelden één goed antwoord hebben. Wat goed is voor de een is slecht voor de ander [4]. We kunnen de keuze wel verstoppen in computermodellen, of het afschuiven naar ‘de politiek’, maar we komen er nooit vanaf. Anders geformuleerd: hoe vreselijk het ook stinkt, we kunnen nooit zonder politiek en wie het verstopt maakt de stank op termijn alleen maar erger.

Wat is democratie?

Democratie is geen manier om van politiek af te komen, maar democratie is wel een manier om politieke vragen te beantwoorden. Als we het niet aan politici, of aan computermodellen over kunnen laten, dan moeten we zorgen dat iedereen die er belang bij heeft, mee denkt en mee beslist. Democratie betekent letterlijk dat het volk (demos, d?µ??) regeert (krateo, ??at??). De essentie van democratie is dat iedereen – het volk - mee denkt en mee beslist.

In een democratie wordt geregeld hoe de macht, van tijd tot tijd en op een geregelde en ordelijke wijze, wordt overgedragen aan ‘de andere partij’ die andere ideeën heeft over wat goed en slecht is. Bij democratie hoort ook dat de oppositie ‘loyaal is’ en dat de regerende partij de oppositie respecteert. Essentieel is dat macht nooit boven de wet staat (‘rechtstaat’). Om over de beslissingen te kunnen oordelen moet het bestuur transparant zijn. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor journalisten. Zij moeten hun werk kunnen uitvoeren zonder last en ruggespraak met machthebbers [5]. Vrijheid van meningsuiting en vrijheid om je te organiseren zijn daarom essentiële voorwaarden. En ten slotte: het is belangrijk dat de burger zelf politiek actief is en deelneemt aan het bestuur en debatten. Alleen door debat en gesprek met andere burgers kan iedereen een mening vormen. De burger beslist, want the buck stops at the people’s desk, your desk.

Democratie als formule

Dit is u allemaal natuurlijk bekend van de les maatschappijleer, maar wat ik wil zeggen, is dat meer democratie niet synoniem is met meer verkiezingen. Democratie is meer dan stemmen. Democratie is geen ‘markt’, waar burgers ‘opdrachten’ geven aan bestuurders die deze dan vervolgens, liefst zo letterlijk mogelijk, moeten uitvoeren [6]. De kiezer is geen consument die beleid ‘koopt’ met een stem. Er is immers ook geen ‘consumentenbond voor bedrogen kiezers’, al gedragen de PVV en populisten zich in het algemeen wel zo.

De nieuwe partijen die de democratie willen verbeteren, hanteren echter wel deze nauwe definitie van democratie. Voor hen betekent meer democratie letterlijk ‘meer directe verkiezingen’. Democratie is voor hen een formule die antwoord geeft op de vraag ‘wat wil het volk?’ De burger moet zo vaak mogelijk geraadpleegd worden en wat het juiste antwoord is, wordt bepaald met een simpele formule: “50% +1”.

Directe democratie

De vernieuwers klagen ook altijd dat politici hun beloftes nooit na komen. Zij willen hen daarom door middel van referenda, webfora of apps ‘aansturen’. Maar het idee dat je bestuurders elke vorm van beslissingsbevoegdheid kunt ontnemen, laat zien dat men niets heeft begrepen van management. Een werkgever die zijn werknemers geen ruimte geeft voor eigen inzicht en creativiteit, die alleen concrete opdrachten geeft en wil dat deze letterlijk worden uitgevoerd, zal snel failliet gaan. Ik ben geen militair expert, maar volgens mij worden zelfs militaire operaties niet meer op die manier uitgevoerd. Het idee dat de burger politici volledig onder controle heeft via een app, zoals Geenpeil wil, is gevaarlijk naïef.

Een land en elk instituut of systeem, dat democratisch wil zijn, kan daarom niet zonder representatie: volksvertegenwoordigers, ministers, politici, of hoe je ze ook noemt. Directe democratie doorkruist dit systeem: aan de politiek wordt een opdracht gegeven om iets te doen dat regelrecht in kan gaan tegen het door haar gevoerde beleid. Brexit en het nee tegen het verdrag met de Oekraïne zijn daar voorbeelden van, of je het daar nou wel of niet mee eens bent, maakt niet uit [7].

Onwijze menigten

Door sommige wordt ook wel voorgesteld om democratie te zien als een soort wisdom of the crowds, een manier om het probleem van de politiek – wie bepaalt wat goed of slecht is - op te lossen. Het belangrijkste bezwaar hiertegen is dat niet alle menigten wijze antwoorden geven. Om wisdom of the crowd goed te laten werken mogen individuen alleen kiezen op basis van eigen en onafhankelijk verkregen, informatie [8]. Dit betekent dat men voor meningsvorming niet te raden mag gaan bij andere kiezers. Vrije uitwisseling van informatie en debat, beiden essentieel voor democratie, staan daar haaks op: er zal misschien wel een antwoord uit komen maar het is allerminst gegarandeerd dat dit een verstandig antwoord is omdat mensen nu eenmaal geneigd zijn met de menigte mee te lopen.

En er is nog een ander fundamenteel probleem. Ik citeer Surowiecki (via Jay Rosen, benadrukking van mij):
Collective wisdom is a good way of coming up with an answer when there is a right or wrong answer (in a kind of Platonic sense) to the question.
Met andere woorden, de wijsheid van de menigte is dan misschien wel geschikt om de vraag te beantwoorden hoeveel erwten een pot bevat, maar zij is juist niet geschikt om politieke problemen op te lossen want die worden juist gekenmerkt door het feit dat zij meer dan één juist antwoord hebben ik hierboven heb laten zien.

De crisis van de democratie

Er is volgens mij wel degelijk sprake van een crisis van de democratie, en niet, zoals Tom van der Meer voorstelt slechts een crisis van de gevestigde partijen. Dat de democratie niet goed werkt is een feitelijke constatering: door het neoliberale beleid van de afgelopen decennia voelen grote delen van de bevolking zich uitgesloten van de politiek en economie door werkloosheid en bezuinigingen. In vrijwel alle westerse democratieën is een kleine elite in staat om zich een steeds groter aandeel van het nationaal product toe te eigenen. Behalve in Griekenland is het in geen enkel westers land gelukt om hiertegen een coalitie te formeren (en we weten hoe dat is afgelopen).

Het deel van de bevolking dat zich buitengesloten voelt, is een lucratieve ‘markt’ voor politieke ondernemers die hun ‘klanten’ bedienen met een mengsel van afkeer van politiek, economische beloftes en angst voor verdere neergang. Men heeft simpele oplossingen die iedereen kan begrijpen: herstel van soevereiniteit (grenzen dicht, uit de EU), terug naar de eigen munt en deportatie van gelukzoekers. Het is een mengsel van halve waarheden en hele leugens. De politiek van deze partijen is meestal van dien aard dat er met hen geen stabiele regering gevormd kan worden, maar deze partijen zijn wel zo groot dat zij de vorming van een regering moeilijk maken. De PVV in Nederland is een goed voorbeeld: door haar omvang maakt deze partij vorming van een stabiele regeringscoalitie moeilijk.

Democratie, ‘nu met verbeterde formule’?

Wat moeten we doen om de democratie weer te repareren? Meer democratie en strakker aansturen van politici, zoals de populisten willen, helpt niet omdat dit een te beperkte opvatting is van wat democratie is. Democratie meer is dan verkiezingen. Meer ‘shoppen’ door de burger door meer verkiezingen zal niet helpen, want waarop moet de burger haar keuze baseren? Bovendien gaat het niet alleen om gebroken beloftes maar vooral om foute keuzes. Wat wel zou helpen, is wat te doen aan de gebrekkige informatievoorziening (media), het gebrek aan transparantie van bestuur en de geringe betrokkenheid van de burger. Nieuws is tegenwoordig vooral vermaak en sensatie. Politieke verslagen lijken meer op sportverslaggeving. Politici verkondigen meningen maar of deze op feiten zijn gebaseerd lijkt niet meer uit te maken (fact-free politics). Een flamboyante leugenaar kan President van de Verenigde Staten worden omdat zijn leugens onvoldoende ontmaskerd worden.

Het belangrijkste is dat er wat wordt gedaan aan de werkloosheid en toenemende ongelijkheid door verandering van het economisch beleid. Het huidige beleid leidt tot deflatie en stagnatie, wat gunstig is voor de rijke elite. Centrumlinkse partijen (sociaaldemocraten, groene partijen en sociaalliberalen) hebben op dit gebied de afgelopen decennia compleet gefaald.

Deze laatste punten zijn inhoudelijke maatregelen en geen hervorming van ‘het proces’, van de democratie [9]. Deze crisis lost zich niet vanzelf, op ‘democratische manier’ op. Democratie is geen ‘formule voor goede antwoorden’. Het probleem met democratie is dat de echte ‘bestuurder’ uiteindelijk altijd de burger zelf is, en deze zal zelf moeten inzien wat er moet veranderen. Er is geen makkelijke oplossing, geen ‘nieuwe, verbeterde formule’ voor democratie, om uit de crisis te komen.

Noten

[1] De Piraten partij heb ik niet in het lijstje opgenomen omdat het natuurlijk geen nieuwe partij meer is, maar ook omdat deze partij wel inhoudelijk stellingnames heeft, zoals over burgerrechten, transparantie en zaken als patentrecht. Maar veel van hun punten hebben te maken met ‘proces’, de manier van bestuur zoals transparantie en vrijheid van meningsuiting. Ook deze partij stelt expliciet als doel ‘meer democratie’ en interpreteert dit als ‘directe democratie’. Zij heeft het volgende punt opgenomen in haar standpunten overzicht: Liquid Feedback als hulpmiddel om de bevolking inspraak te geven in het politieke proces. Directe Democratie is het einddoel. De Vijf Sterren Beweging in Italië is ook een goed voorbeeld: minder vergaand dan Geenpeil maar ook deze partij streeft een extreme vorm van directe democratie na.
[2] Plasman: 25% blijft thuis. Ik denk dat een groot gedeelte daarvan bewust thuis blijft omdat ze hun stem niet willen geven aan iemand waar ze niet achter staan of niet voor een belangrijk deel achter kunnen staan [… ] Wij worden gekozen door mensen die van ons verwachten dat wij niet gaan stemmen, anders stemmen ze niet op ons en dat is wat wij gaan doen, zo simpel is het […] Voor mij is […] het wezenlijke van de democratie, dat je gekozen kunt worden door mensen die willen wat jij belooft, en dat je je dan ook aan die belofte houdt. Plasman bedoelt het letterlijk dus. Het volledige transcript staat hier.
[3] Buck betekent mogelijk ‘mes’ volgens dit artikel. De uitdrukking komt van het Amerikaanse gezegde passing the buck, dat afschuiven van verantwoording betekent. Men zegt dat het woord ‘buck’ uit de poker wereld komt: het is een teken voor wie aan de beurt was (?): een mes met heft van ‘buckhorn’.
[4] Zie Isaiah Berlins The originality of Machiavelli. Machiavelli wordt meestal gezien als de meedogenloze analist van immorele reaal politiek, waarbij het doel elk middel heiligt. Dat was hij misschien ook wel maar in dit essay betoogt hij dat Machiavelli als eerste liet zien dat er niet één systeem denkbaar is, zonder ethische conflicten. Platonisch, Christelijk of gebaseerd op welk ander wereldbeeld dan ook. Niet het ontbreken van moraal is kenmerkend voor goede politiek, maar het maken van morele keuzes. In de woorden van Berlin: Machiavelli had unintentionally, almost casually uncovered […] the uncomfortable truth […] that not all ultimate values are necessarily compatible with one another – that there might be conceptual (what used to be called ‘philosophical’) and not merely a material obstacle to the notion of the single ultimate solution which, if it were only realised, would establish the perfect society’. Met andere woorden: niet alles wat goed is, is altijd compatibel met elkaar, en we moeten keuzes maken.
[5] Zoals ik in deel 6 van mijn serie Links en Rechts heb betoogd gaat het daarbij niet alleen om staatsmacht maar ook om de macht van de bezittende klasse. Als de journalist voor zijn boterham afhankelijk is van de uitgever die ook politieke belangen heeft, kan de journalist niet onafhankelijk werken. Het media-imperium van Rupert Murdoch is hiervan een notoir voorbeeld.
[6] Ik heb in dit stukje elementen verwerkt die ik heb opgestoken op een lezing die ik onlangs heb bijgewoond: Studium Generale, bij de WUR, gehouden op 10 januari door Prof Evert van der Zweerde van de Radboud Universiteit over democratie: Democracy under Pressure (part 1) waarin hij onder andere probeerde de vraag te beantwoorden: wat is democratie? Het was een inspirerende lezing. Voor de duidelijkheid: dit is geen weergave van zijn verhaal die avond, maar b.v. het punt over de burger als consument van democratie jat ik van hem.
[7] Er zijn nog meer bezwaren tegen referenda. Ook een referendum kan misbruikt worden door de elite. Wie genoeg geld heeft kan een campagne starten (handtekeningen werven) om een referendum af te dwingen, en de media bespelen om de gewenste uitslag te regelen. Bovendien hebben referenda het nadeel dat complexe problemen terug gebracht moeten worden tot een vraag die alleen maar met Ja of Nee beantwoord kan worden.
[8] Volgens Surowiecki moet aan vier voorwaarden voldaan worden:
  • Diversity of opinion: Each person should have private information even if it's just an eccentric interpretation of the known facts.
  • Independence: People's opinions aren't determined by the opinions of those around them.
  • Decentralization: People are able to specialize and draw on local knowledge.
  • Aggregation: Some mechanism exists for turning private judgments into a collective decision.
[9] Het is niet mogelijk om een systeem of proces te evalueren zonder te kijken naar de effecten ervan. Om het wel of niet goed werken van de democratie te evalueren is een inhoudelijke analyse met name van het economisch beleid noodzakelijk. Ik wil in een nieuwe reeks artikelen daarom meer aandacht besteden aan economie.

Read more...

Slechte verliezer Donald Trump

>> Thursday, October 27, 2016

 
You are fired! (Bron:  WalkingGeek CC BY 2.0))

Wat is Trump voor persoonlijkheid, en wat voor kiezers trekt hij? Volgens Digby, die zich baseert op een onderzoek in de New York Times past Trump's karakter heel goed bij dat van zijn kiezers:

Trump is the perfect candidate for this group. It’s not just that they are aligned in their xenophobia and bigotry, they are aligned psychologically. It’s essentially about an outsized fear of humiliation and the inability to accept loss, particularly at the hands of people they regard as inferior.

Dat moet dus even slikken zijn voor hem als flink gaat verliezen op 8 november, en dat verklaart ook de moeite die heeft om dat toe te geven: hij heeft vorige week geweigerd te accepteren dat hij verliest. Dit is schokkend omdat het breekt met een basis regel van de democratie: de strijd om de macht wordt gespeeld volgens de regels. Wie daarmee breekt zoals Trump brengt de democratie in gevaar. Toen Bush door het Supreme Court werd benoemd tot President heeft Gore, die de eigenlijke winnaar was omdat hij de verkiezingen (nipt) had gewonnen, onmiddellijk toe om de stabiliteit van het land niet gevaar te brengen. Trump heeft op voorhand al gezegd dat hij dat niet zal doen. 


Read more...

Links en rechts, deel 2: Oorsprong en geschiedenis

>> Monday, October 24, 2016

Om te begrijpen wat woorden in de politiek betekenen is het essentieel om de geschiedenis ervan te kennen. Wanneer is men begonnen ‘links’ en ‘rechts’ van elkaar te onderscheiden en waarom deed men dit? Daarom nu een kleine geschiedenis van de strijd tussen links en rechts.

De gewoonte om de politiek in een links en rechts kamp op te delen is ouder dan de indeling in progressief en conservatief. De termen ‘links’ en ‘rechts’ werden al in 1789, het jaar van de Franse Revolutie gebruikt terwijl ‘conservatief’ pas in 1818 voor het eerst voorkwam. Het was de titel van het blad Le Conservateur dat een mooi rechts motto had:
The conservateur upholds religion, the King, liberty, the Charter and respectable people (les honnêtes gens)
De term kwam pas echt in zwang in 1834 toen de Tory Party zich Conservative Party ging noemen. We zijn rechtse politici dus pas veertig jaar later conservatief gaan noemen, niet omgekeerd. Ook het socialisme ontstond veel later als politieke beweging.

Vaak wordt gedacht dat links en rechts neutrale namen zijn omdat men wel bekend is met het verhaal over de zetelverdeling in het Franse parlement in 1789. De hervormingsgezinde fracties zaten in dit parlement aan de linker kant, en de koningsgezinde fracties zaten aan de rechterkant van de voorzitter. Men concludeert hieruit dat wat nu links en rechts is, op toeval berust en dat de cluster eigenschappen die we nu ‘links’ noemen, ook ‘rechts’ genoemd hadden kunnen worden.

Geboorte van links en rechts

We kunnen het ons nu nauwelijks voorstellen maar volgens Frits Bienfait, die hier uitvoerig onderzoek naar heeft gedaan, is wat uiteindelijk links en rechts werd geen toeval. Hij beschrijft uitvoerig, op basis van oude documenten en archiefstukken, hoe de opdeling ontstond in de Franse Assemblée Nationale. In mei van 1789 werd voor het eerst sinds 1614 een vergadering bijeengeroepen van alle drie de standen: adel, geestelijkheid en burgerij. De zetelindeling was dezelfde als in 1614: de adel zat links van de koning, de geestelijkheid rechts en de burgerij zat achterin de zaal.

Na de openingsvergadering verlieten geestelijkheid en adel direct de zaal om in eigen kring verder te vergaderen. De ‘gewone leden’, de burgerij, nog steeds zo’n 600 man, bleef achter. De burgers besloten toen om de gebruiken van het Engelse parlement over te nemen: bijvoorbeeld de gewoonte om het woord altijd te richten aan de voorzitter. Volgens Bienfait kende men waarschijnlijk ook de Engelse zetelindeling: rechts van de voorzitter zitten de ministers (regering) en links de oppositie. Bij wisseling van de macht verandert men dan van plaats waardoor ‘links’ en ‘rechts’ in deze situatie geen permanente betekenis hebben. Het nieuwe, dat de Franse politiek toevoegde, was dat links en rechts blijvende coalities waren, ongeacht wie er regeerde.

De eerste keer dat deze scheiding tussen links en rechts, zoals wij die nu nog kennen, werd gevormd, was tijdens het kiezen van de voorzitter. Men moest kiezen voor een koningsgezinde of een hervormingsgezinde voorzitter. Volgens Bienfait heeft dit vermoedelijk plaats gevonden op 7 mei 1789 en was de geboorteplaats van links en rechts dus de Salle de Menus-Plaisirs. Hij citeert afgevaardigde Niarac:
Men heeft gemeend voor het stemmen een oplossing te vinden door de vergadering te verzoeken zich in tweeën te verdelen zodanig dat zij die het eens zijn met Malout [de koningsgezinde kandidaat] rechts gaan staan, en zij die de motie van Mirabeau [hervormingsgezinde kandidaat] steunen, links …

Links en rechts of rechts en links?

Een intrigerende vraag is hoe werd bepaald wie links en wie rechts van de voorzitter kwamen te zitten? Was dat echt toeval? Volgen Bienfait is die keuze geen toeval want zij is gebaseerd op een diep verankerde dichotomie waar ook links en rechts deel van uit maken. Dit kennen we bijvoorbeeld ook uit de Bijbel: in Mattheüs 25 vers 33 wordt bijvoorbeeld aangekondigd dat de Mensenzoon ‘de schapen rechts van zich [zal] plaatsen, en de bokken links.’ Uit antropologisch onderzoek blijkt dat het links-rechts dualisme bij veel volken (ook niet Westerse) voorkomt.

In Frankrijk bleek de gewoonte om een indeling te maken tussen links en rechts in de jonge democratie dan ook al snel hardnekkig te zijn. Omdat er ook toen al weerstand tegen was – het zou polariseren – heeft men in het begin serieuze pogingen gedaan om het te doorbreken. De zeteltoewijzing in het Franse parlement werd zelfs enige jaren door loting bepaald. Ook zijn ‘links’ en ‘rechts’ enige tijd in spiegelbeeld geplaatst. Maar de gewoonte om links met ‘links’ en rechts met ‘rechts’ aan te duiden, heeft desondanks standgehouden. In de pers werd, toen de zetels in spiegelbeeld stonden, bijvoorbeeld gesproken over ‘voormalig links’ en ‘voormalig rechts’ [1].

Links en rechts in Nederland

Het duurde bijna een eeuw voordat ook wij de politiek in links en rechts gingen opdelen. De eerste echte ‘fractie’ in de Tweede Kamer was de liberale van Thorbecke en aan het eind van de negentiende eeuw zijn we deze ‘links’ gaan noemen. Pas in de laatste decennia van de negentiende eeuw werd het gebruikelijk om in termen van links en rechts over de politiek te spreken. In het begin valt het onderscheid samen met confessioneel en niet-confessioneel. Socialisten en liberalen worden gezien als ‘links’ en confessionelen als ‘rechts’ [2].

Na de Tweede Wereldoorlog wordt het onderscheid tussen links en rechts in Nederland steeds meer gebruikt om sociaaleconomische onderwerpen mee te karakteriseren.

De eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog zijn de machtsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal verschoven in het voordeel van de eerste. Het kapitaal is verzwakt door de oorlog. Een oorlog is een bijzonder effectieve manier om te nivelleren omdat het veel bezittingen, met name kapitaalgoederen, vernietigt. En er is nog een andere reden waarom het kapitaal inschikt: door de dreiging van het communisme is men meer geneigd om compromissen te sluiten. Deze jaren worden daarom nu vaak de ‘gouden jaren van het kapitalisme’ genoemd. De economie groeit hard doordat de arbeidsinkomensquote hoog is en omdat de lonen even hard stijgen als de productiviteit. Hierdoor is er volledige werkgelegenheid. Kapitaalverkeer is aan strenge regels gebonden. Dankzij deze hoogconjunctuur kan de verzorgingsstaat opgebouwd worden.

Links domineert in na de Tweede Wereldoorlog de politiek in veel westerse landen. De stemming is optimistisch en de toekomst is hoopvol. D66 wordt opgericht om een eind te maken aan ‘de oude politiek’ en tien, zogenaamde Nieuw Linksers publiceren een pamflet met de naam Tien over rood waarin ze de PvdA beschuldigen veel te conservatief te zijn. Zij doen voorstellen die ons nu radicaal voorkomen: de monarchie moet afgeschaft worden, de Viet Cong en de DDR moeten onvoorwaardelijk erkend worden en werknemers moeten zeggenschap krijgen in het bestuur van het bedrijf waar ze werken [3].

Doemdenken

Maar de revolutie van de jaren zestig strandt in de economische crisis van de jaren zeventig. Links heeft hiervoor geen oplossing en overal in het Westen komen conservatieve partijen aan de macht. Nieuw Links maakt plaats voor Nieuw Rechts, zoals men de nieuwe ideologie toen ook al noemde. De arbeidsinkomensquote daalt en de lonen groeien niet mee met de productiviteit waardoor een einde komt aan de hoogconjunctuur. Geleidelijk aan wordt door rechts de verzorgingsstaat afgebroken. Deze is te duur geworden door de haperende economie.

Het optimisme van de Gouden Jaren slaat om in pessimisme. Dit wordt door Kees van Kooten en Wim de Bie treffend verwoord met de term doemdenken. Links verliest het geloof in haar eigen gelijk, en schuift naar rechts op. Zij legt haar ‘ideologische veren’ af, verwacht geen heil meer van de staat en gelooft niet meer in de maakbare samenleving (maar zie ook). De maatschappij als geheel wordt conservatiever en de politiek verschuift naar rechts.

Het einde van links en rechts?

Het idee dat het onderscheid tussen links en rechts er niet meer toe doet kwam voor het eerst op in de jaren zestig. Al in 1960 stelt Daniel Bell, in The end of ideology, dat ‘weldenkende’ mensen geen ideologie meer nodig hebben. De problemen van de toekomst kunnen beter door techneuten en deskundigen opgelost worden. Ook in Nederland klinken dergelijke geluiden. Volgens de oprichters van D66 is het links-rechtsschema achterhaald en moet de politiek gaan ‘over praktische oplossingen voor de problemen in het land, in plaats van elkaar te bestoken met ideologische dogma’s.’ Dit bereikt een hoogtepunt na de val van het communisme met de publicatie van The end of history door Francis Fukuyama.

Bij het begin van deze eeuw is er niets meer over van het optimisme. Door gruwelijke terreurdaden en toenemende economische instabiliteit slaat de stemming om. Op 11 september 2001 vliegen gekaapte passagiersvliegtuigen in het World Trade Centre en het Pentagon (‘9/11’) en in 2003 bezetten de Amerikanen met politieke steun van Nederland Irak. De vluchtelingenstroom die dat op gang brengt destabiliseert de politiek in West-Europa tot op dit moment. En alsof het nog niet genoeg is, raakt de economie in 2008 in de grootste crisis sinds de jaren dertig. In Europa loopt bovendien het euro-experiment op een grote mislukking uit.

De voorspelling dat we geen ideologie meer nodig hebben was dus wel erg voorbarig. Als een ding duidelijk is, dan is het wel dat ideologie niet overbodig is en dat we politiek niet kunnen overlaten aan technocraten die naar praktische oplossingen zoeken. De politiek leeft als nooit tevoren en ideologie is allerminst verleden tijd.

Bestaat links nog wel?

Sinds de opkomst van Nieuw Rechts is de politiek steeds verder naar rechts verschoven. Bestaat links eigenlijk nog wel? De PvdA is nog maar een schim van wat de partij onder den Uyl was en de rest van links is verdeeld. Heel schoorvoetend komt links, althans in het buitenland, weer terug. Dat laten de successen zien van enkele oude rotten in het vak die altijd links zijn gebleven: Jeremy Corbin en Bernie Sanders. De vraag is wel of het niet te laat is.

Rechts populisme

Het is opmerkelijk hoe in de meeste ontwikkelde democratieën de aanhang van steeds radicaler, rechts populistische partijen groeit [4]. In Nederland hebben we de PVV, in Engeland UKIP , in Duitsland Pegida en AfD , in Frankrijk Front National en in Oost Europese landen als Hongarije en Polen krijgen radicaal rechtse partijen zelfs de absolute meerderheid waardoor ze de grondwet kunnen veranderen in hun voordeel. Ook de Verenigde Staten ontkomen er niet aan. Dit jaar is de transformatie van de Republikeinse Partij in De Tegenpartij geheel voltooid en zijn Jacobse en van Es genomineerd voor het presidentschap van het machtigste land van de wereld [5]. Rechtse politici domineren het politieke nieuws met ‘feiten vrije politiek […] die geen fatsoenlijke basis is om een land te besturen’ zoals Jeroen Laemers het onlangs op Sargasso formuleerde.

Waarom zijn juist rechtse populisten nu zo dominant aanwezig en wat is er toch met links gebeurd? Om die vragen te kunnen beantwoorden is het niet voldoende de geschiedenis van links en rechts te begrijpen, maar moeten we ook kijken naar de rol die ze spelen in de politiek.

Tot zover deze kleine geschiedenis van links en rechts. Het onderscheid tussen links en rechts gaat dus veel verder terug dan goedkope stereotypen. Tot de jaren zeventig domineerde links, en sinds de jaren tachtig wordt de politiek door rechts gedomineerd. In het volgende deel van deze serie over links en rechts inventariseer ik de meningen van links en van rechts over rechts en links.

Eerdere afleveringen
Deel 1: Richting in de Politiek

Noten

[1] Het proces dat leidde tot een zetelverdeling waarbij links en rechts een dagelijkse praktijk werd, zodanig dat er ook over in de media werd geschreven duurde ongeveer een half jaar. Wie meer wil weten over deze geschiedenis raad ik aan het boek van Frits Bienfait Is links beter dan rechts? te lezen. Ik kom in een volgend deel nog op zijn interpretatie van verschil tussen links en rechts terug (Deel 4 en 5).
[2] Door de verzuiling is de situatie in Nederland atypisch. Maar van af de jaren zestig wordt links steeds dominanter. In de jaren zeventig is er voor het eerst een door links gedomineerde coalitie.
[3] Het is de moeite waard om de onlangs uitgezonden aflevering van Andere Tijden met gastpresentator Jort Kelder over Nieuw Links en de jaren zestig te bekiijken. Opmerkelijke observatie: al in 1960 wordt er geklaagd over de grote kloof die er is tussen waar de politiek mee bezig is en wat de burger verwacht dat de politiek doet. Als of er in 66 jaar niets is veranderd.
[4] Zie bijvoorbeeld:
De populistische zeitgeist in west-europa,
Populistische partijen in heel Europa in opmars,
Bang voor terugval en verlies,
In deze landen maakt rechts-populisme zijn opmars.
[5] Deze ontwikkeling is begonnen met de Goldwater revolutie (begin jaren zestig) toen Barry Goldwater tot presidentskandidaat werd gekozen. Door de verkiezingswinst van 1994 kregen zij de overhand in het Congress onder leiding van Newt Gingrich.

Read more...

Links en rechts, deel 1: Richting in de politiek

>> Saturday, October 15, 2016

Regelmatig kun je lezen dat links en rechts ‘niet meer van deze tijd zijn’. Toch wordt het onderscheid tussen links en rechts al gemaakt sinds het begin van de democratie. Tijd om eens te kijken waarom juist nu zo vaak wordt beweerd dat het achterhaald is en als we het er dan toch over hebben: waar staan links en rechts eigenlijk voor?

Wie zich beroept op het onderscheid tussen links en rechts wordt verdacht van simplificatie om te polariseren. En ik moet toegeven, een indeling in twee kampen van zoiets complex als de politiek is verdacht want de wereld is natuurlijk altijd complexer dan wij denken. Ook in het verleden, toen de klassenstrijd nog actueel was, zat er tussen proletariaat en kapitalisten de petite bourgeoisie: de burgerij en kleine middenstand.

Als over links en rechts wordt gesproken is het vaak bedoeld om te polariseren. Men scheldt elkaar uit als kinderen op een schoolplein met bekende clichés zoals 'linkse kerk', 'rechtse lul', ‘reactionair’, ‘fascist’, ‘Noord-Korea’, 'linkse elite' of ‘gut Mensch’ - om er maar een paar te noemen.

Hoewel ik deze klacht dus wel begrijp, is het voor mij geen reden om het niet serieus te nemen omdat het gebruik van de termen links en rechts meer is dan goedkope retoriek. Ze benoemen de twee kampen waarin de politiek is verdeeld. Ook wie de politiek slechts oppervlakkig volgt kan dit onderscheid meestal wel maken. De meeste mensen hebben wel een intuïtieve notie wat links en wat rechts is en meestal is het niet moeilijk een politicus, een krant of organisatie ergens tussen deze twee polen te plaatsen.

Het onderscheid tussen links en rechts is genuanceerder dan het lijkt, want het is een glijdende schaal: De PvdA is centrumlinks, de SP is links. Ook aan de andere kant van het spectrum maken we onderscheid tussen gematigd rechts en extreemrechts: CDA en VVD zijn centrumrechts en de PVV staat verder op de schaal ter rechter zijde. Neo-nazie partijen zoals Jobbik (in Hongarije) of de Gouden Dageraad (in Griekenland) zijn zondermeer extreemrechts. Meestal zeggen we dan dat zij fascistoïde zijn, een woord dat is afgeleid van het Italiaanse fasci, dat groepering betekent en verwijst naar de extreemrechtse beweging van Mussolini en De Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij van Hitler.

Het gebruik van deze terminologie heeft mij altijd gefascineerd omdat het eenvoudig lijkt en iedereen het gebruikt, meestal zonder er ook maar een seconde bij stil te staan wat er eigenlijk mee wordt bedoeld. Ondanks alle klachten over simplisme, polarisatie en de constatering dat we mensen niet in hokjes mogen plaatsen, wordt het dagelijks gebruikt. Een recent voorbeeld is het programma van Frederieke Hegger waarin ze onderzoekt waarom er eigenlijk geen ‘groenrechts’ is. In het programma proberen zij en haar gasten deze vraag te beantwoorden zonder zich ook een keer af te vragen waar links en rechts voor staan. De vraag wordt niet eens gesteld. Dat wil ik nu juist wel doen.

Van de Duitse dichter Ernst Jandl is het volgende gedicht:

lichtung

manche meinen
lechts und rinks
kann man nicht velwechsern
werch ein illtum!

Als motto voor deze serie heb ik dit gedicht gekozen [1] omdat het met lichte spot laat zien dat iedereen het lijkt te weten maar niet weet waarom.

Links en rechts en democratie

Het staat voor mij vast dat met de tegenstelling tussen links en rechts iets wezenlijks wordt uitgedrukt. Links-rechts is een thema of refrein dat al tweehonderd jaar lang doorklinkt ik de democratie. Het onderscheid is namelijk precies even oud [2] want vanaf het allereerste begin, tijdens de Franse Revolutie, worden de termen al gebruikt. Veel eerder zelfs dan de begrippen ‘conservatisme’, ‘socialisme’ en ‘liberalisme’.

Simplisme

We nemen het niet serieus omdat het zo simpel lijkt. Hoe kan je immers de complexe werkelijkheid vatten in een eendimensionale schaal? Maar dat is een platte drogreden. Dat iets eenvoudig is, betekent nog niet dat het niet waar kan zijn. In de natuurkunde is het normaal om eendimensionale schalen te gebruiken voor het beschrijven van complexe natuurverschijnselen. In de meteorologie bijvoorbeeld is temperatuur een van de belangrijkste parameters van het hypercomplexe fenomeen ‘weer’.

“Nu is alles anders”

Een andere reden die vaak wordt aangevoerd om het af te wijzen, is dat het achterhaald zou zijn. Claims over de uitzonderlijkheid van onze tijd heb ik echter altijd verdacht gevonden. Uiteraard heeft elke tijd haar eigen karakter, maar waarom is onze tijd zo anders dan andere tijden dat een politieke indeling van tweehonderd jaar oud niet meer op gaat? Ook dit lijkt op een drogreden, namelijk de denkfout die in het Engels bekend staat als special pleading. In iedere periode denken de mensen die dan leven dat alles wat in het verleden is bedacht achterhaald is. Onze kleinkinderen zullen het denken over onze discussies en onze grootouders dachten het over de ideeën van hun overgrootouders.

Vooral in het Westen gelooft men dat de tijd altijd vooruit gaat, dat alles altijd beter wordt. Hoe onjuist dit is, blijkt met name in de politiek. Het lijkt er eerder op dat in de politiek de klok niet vooruit maar achteruit loopt. De verschillen tussen arm en rijk worden steeds groter en zijn weer op hetzelfde niveau als aan het begin van de negentiende eeuw. Vooral de afgelopen dertig of veertig jaar neemt de ongelijkheid hard toe. Dickens zou zich thuis voelen in onze maatschappij waar een nieuw proletariaat ontstaat, dat we nu niet proletariaat maar precariaat noemen.

Richting

Ik kom uitgebreid terug op deze thema’s in deze serie over ‘links en rechts’. Ik zal de stelling verdedigen dat het nog steeds zinvol is om onderscheid te maken tussen links en rechts en laten zien waar het voor staat.

Het is niet de bedoeling om mensen of partijen in hokjes te plaatsen. Het is is een geleidelijke schaal die richting geeft aan de politiek. Wie er oog voor heeft kan hiermee de politiek beter begrijpen. Zoals temperatuur belangrijk is om het weer te begrijpen, zo is het onderscheid tussen links-rechts belangrijk voor de politiek. Het is geen voldoende maar wel een noodzakelijke karakterisering van de politiek.

Maar het is bovenal ook een manier om over politiek te praten op een manier die de ‘waan van de dag’ overstijgt. Bovendien, voor mij niet onbelangrijk, het is ook gewoon leuk om op deze manier over politiek na te denken.

Ik begin in deel 2 met de geschiedenis van ‘links en rechts’ die veel boeiender blijkt te zijn dan gedacht.

Noten

[1] Behalve het laatste uitroepteken geen interpunctie en ook zonder hoofd en kleine letters zoals in het Duits gebruikelijk. Het woord Lichtung kan ook ‘open plek in bos’ of ‘opheldering’ betekenen. Het gedicht kan op verschillende manieren gelezen worden: Wat links en wat rechts is, is toch duidelijk – denkt men, maar dat is niet zo, dat blijkt als links aan de macht komt – wat is er dan nog links aan haar beleid? Het gaat om de macht. Maar misschien ook wel: het maakt helemaal niets uit. Wat betekent het eigenlijk? Niemand weet het echt. Misschien bestaat het wel helemaal niet. De dichter zelf haalt de boel al behoorlijk door elkaar, dus misschien moeten we hem ook weer niet zo serieus nemen. Hoe dan ook, ik vind het een prachtig gedicht, dat in Duitsland vaak wordt geciteerd.
[2] Ik heb het met nadruk alleen over de democratie in de moderne tijd, niet de klassieke democratie in Athene. De moderne democratie is misschien wel geïnspireerd door de Griekse democratie, maar er zijn ook grote verschillen. Zie bijvoorbeeld dit interessante stuk: Griekse Democratie had vooral religieuze trekjes en Anton van Hooff: Athene. Het leven van de eerste democratie. Jona Lendering bespreekt dit boek hier.

Read more...

Populisme, verklaard door Caroline de Gruyter

>> Monday, September 19, 2016

Europ, and the cheife cities contayned therin, described;
with the habits of most kingdoms now in use.
Foto: Norman B. Leventhal Map Center (cc)

In mijn vorige artikel liet ik zien dat Joseph Vogl een verkeerd beeld heeft van de macht van het kapitaal. Vandaag behandel ik de ideeën van Caroline de Gruyter over de onmacht van de democratie en de oorzaken van het populisme. Zij maakt een vergelijkbare denkfout als Vogl.

Het populisme is in opmars. De AfD heeft afgelopen week weer flink gewonnen in Mecklenburg-Voor-Pommeren. De AfD, Geert Wilders, Front National, Donald Trump en ‘Brexit’, overal in Europa en de VS wordt de politiek gedomineerd door populisten [1]. Wat is de oorzaak daarvan?

Een verklaring die vaak wordt geopperd is dat politieke strijd (zie 1, 2, 3, 4, 5) zich niet meer afspeelt tussen links en rechts maar tussen hoog opgeleide kosmopolieten en laag opgeleide nationalisten. De kosmopolieten willen een open en multiculturele samenleving en zijn niet bang voor verandering. De natiestaat vinden ze een relict uit het verleden. De nationalisten willen terug naar de natiestaat. Ze zijn juist bang voor verandering, want dat brengt meestal maar weinig goeds. De migranten, die dankzij de open grenzen naar ons land komen, vestigen zich in hun wijken en internationale handel bedreigt hun banen. De meestal welgestelde kosmopolieten hebben daar geen last van.

Hans van Haastert heeft deze stelling onlangs al verdedigd in een artikel op Sargasso. Van Haastert is in goed gezelschap want ook Caroline de Gruyter is zo’n kosmopoliet [2]. In haar artikelen voor NRC Handelsblad beargumenteert ze precies de zelfde stelling: links versus rechts is vervangen door kosmopolieten versus nationalisten. Ze is een uitgesproken aanhanger van de Europese gedachte.

Ik zal De Gruyters verklaring van het populisme bespreken. Haar ideeën staan model voor het denken van de intellectuele elite in Europa [3]. Dat haar artikelen goed ontvangen worden blijkt uit de vele prijzen die zij heeft gekregen (zie 1, 2, 3, 4). Ik baseer mij op meerdere artikelen en haar boek Zwitserlevens [4]. Daarna geef ik mijn eigen analyse. De Gruyter heeft zich laten inspireren door het populaire boek Gekaufte Zeit van Wolfgang Streeck en mijn kritiek richt zich ook op dat boek.

Boven onze stand
De Gruyters stelling is dat de crisis het gevolg is van de onmacht van de politiek om te snijden in de te duur geworden verzorgingsstaat omdat dat stemmen kost. Deze problematiek speelt al sinds de jaren zeventig. Eerst liet men de tekorten flink oplopen, want
[…] politici, die allen de oorlog hadden meegemaakt, durfden niet te hakken in de verzorgingsstaat. Zonder sociale vangnetten en pensioenen zouden conflicten terugkeren. Dat wilde deze „getraumatiseerde generatie” absoluut voorkomen. Goedkope kredieten boden een uitweg uit dit dilemma. Overheden, en later burgers, hielden de verzorgingsstaat in leven met geleend geld.
Toen de schuld onhoudbaar werd in de jaren negentig, besloten linkse (In Nederland de PvdA) en rechtse regeringen om de economie te stimuleren door de markt te liberaliseren en grote delen van de overheid te privatiseren. Men hoopte dat door de globalisering de economie voldoende zou groeien en er zo voldoende geld verdiend zou worden om de kostbare verzorgingsstaat te betalen.

Democratie verlamd
Zo begonnen ze langzaam de zeepbel te blazen die in 2008 spatte’, aldus De Gruyter. De welvaart bleek op speculatie gebaseerd te zijn. Onze banken ‘verdienden’ geld met gokken in een globaal casino en moesten door de staat gered worden om te voorkomen dat het systeem instortte. Het gevolg was dat private schulden genationaliseerd werden waardoor de staatsschuld weer flink opliep. Bovendien raakte de economie in recessie. Daar kwam in 2010 nog eens de Europese schuldencrisis bij. Het gevolg was dat de overheid weer moest bezuinigen. Totaal is sinds 2010 door de Kabinetten Rutte een kleine 50 miljard bezuinigd.

Opmerkelijk is dat hieraan ook door links wordt meegewerkt, want politici hebben geen andere keuze
vanwege de globalisering, [wordt het beleid] ver boven hun hoofden uitgestippeld: door de ‘markten’, het IMF, de trojka of in de boardroom van Pimco, één van de grootste obligatiefondsen ter wereld. Onze bestuurders kunnen op zijn best de scherpe kantjes er af halen, maar wat er moet gebeuren wordt door de internationale (financiële) markten beschikt. Het maakt dus niet meer uit wat de signatuur van de regering is: links en rechts zijn gedwongen de zelfde maatregelen te nemen. De burger kan kiezen wat zij wil, maar voor het economisch beleid maakt het niet uit. Als gevolg daarvan gaat de politieke discussie tegenwoordig vooral over niet-economische onderwerpen: de Islam, immigratie, multiculturalisme. Vooral zaken die met identiteit te maken hebben. Het zijn emotionele onderwerpen waar hoog en laag opgeleiden heel verschillend over denken. De klassenstrijd is vervangen door cultuurstrijd.
De burger eist maatregelen waarvan de meeste politici best wel weten dat deze niet helpen, tenminste dat vertellen ze De Gruyter off the record. Politici die wel hun nek uitsteken, bijvoorbeeld door te pleiten voor versterking van Europa en die wel maatregelen nemen om de kosten van de verzorgingsstaat in te tomen, kunnen rekenen op fors verlies. Bij de Partij van de Arbeid kunnen ze daarover een lied zingen.

De kiezer laat zich leiden door valse beloften van de populisten, geeft een proteststem of stemt helemaal niet meer. Wat maakt het nog uit als links hetzelfde beleid voert als rechts? Griekenland heeft laten zien dat dat zelfs een radicaal linkse regering niets kan doen. Democratie gaat niet meer over de economie. De kiezer voelt dat goed aan en populisten maken daar handig gebruik van.

De spagaat van de politiek
Hoe moeten we uit deze politieke patstelling komen? Voor De Gruyter staat vast dat de natiestaat een relict is van het verleden en dat we moeten samenwerken in groter verband: de Europese Unie. Alleen dan kunnen we nog invloed hebben op de wereldeconomie. Uit verkeerd begrepen eigenbelang liggen landen nu dwars als het gaat om gezamenlijke regelingen. Aan het einde van haar boek over Zwitserland schrijft De Gruyter:
Of [de politici] blijven globaliseren en belazeren de kiezer. Óf ze geven de kiezer zijn zin en haken af van de globalisering.
Helaas is de Europese eenwording nu, juist nu het zo noodzakelijk is, politiek onhaalbaar omdat de kiezer dit niet wil. De politiek is hierdoor verlamd. Ze haalt Jacques Attali aan die er op wijst dat dit twee maal eerder is gebeurd: in 1780 en 1914, twee omineuze jaartallen. De politiek staat in een gevaarlijke spagaat. Enerzijds willen politici doen wat de kiezers van hun verlangen: controle aan de grenzen, inperking of opzegging van internationale handelsverdragen om de eigen economie te beschermen maar anderzijds weten ze ook dat dat niet kan. De enige oplossing is meer Europa, maar juist die oplossing is onbereikbaar door het populisme.

Tot zover mijn weergave van de argumentatie van De Gruyter.

Laat ik vooropstellen dat de Gruyter op heel veel punten gelijk heeft. Links heeft inderdaad ernstig gefaald en Europa wordt niet geleid door staatsvrouwen en staatsmannen met visie maar door brave boekhouders die goed op de centen passen. Zij laten zich gijzelen door populisten en geven voorrang aan nationaal belang uit angst voor stemverlies. De weerstand tegen een gezamenlijke aanpak van de schuldencrisis, het Europese banktoezicht en de opvang van vluchtelingen zijn goede voorbeelden. Maar is er werkelijk niets dat we kunnen doen, en hoe afhankelijk zijn we eigenlijk van de ‘globale markten’?

Volgens mij klopt haar argumentatie niet en is zij onnodig somber over de macht van de staat. Ik begin met het eerste punt.

Economie draait niet om geld
Aan het eind van haar boek Zwitserlevens constateert de Gruyter dat de Zwitsers wel moeten hervormen want als ze dat niet doen dan is ‘de bange vraag […] hoe gaan de Zwitsers dan hun geld verdienen’? Ze ziet landen dus als bedrijven en net als bedrijven moeten landen geld verdienen. Daarom moeten ze concurrerend zijn. Om dat te bereiken moeten ze zich aanpassen aan de eisen van de ‘globale markten’: beschikken over flexibele, goed opgeleide arbeidskrachten en geen kostbare verzorgingsstaat in stand willen houden.

Ik heb het al vaker gezegd, maar het kan toch niet vaak genoeg herhaald worden: landen zijn geen bedrijven. Bedrijven moeten geld verdienen, landen niet, want landen geven hun eigen geld uit. Toch wordt dit niet begrepen door de politiek want gebrek aan concurrentiekracht is de gangbare verklaring voor de eurocrisis. De officiële term voor deze economische theorie is mercantilisme. Dit is antiek want het stamt uit de achttiende eeuw, nog voor de tijd van Adam Smith. Ik heb het mercantilisme uitgebreid besproken in mijn stuk De economische bezwaren tegen TTIP.

Het is een wijdverbreid misverstand dat de economie draait om geld. Een land ‘verdient geen geld’ want de overheid van een land geeft dat geld zelf uit. De centrale bank en alle banken die daarvoor een licentie hebben, maken geld, dagelijks met miljarden tegelijk, door een post op een balans te zetten. Waar het in de economie wel om gaat is hoe de bronnen die een land heeft worden gebruikt, welke producten of diensten uit het buitenland moeten worden ingevoerd en welke bronnen (arbeidskrachten) onbenut blijven (werkloosheid). Als de economie onvoldoende capaciteit heeft om de gevraagde producten of diensten te leveren stijgen de prijzen (inflatie) en als er overcapaciteit is dalen de prijzen (deflatie) en stijgt de werkloosheid. Het doel van handel is niet het verdienen van geld, maar het verkrijgen van bronnen die een land niet of minder efficiënt zelf kan produceren, in ruil voor producten en diensten waar men wel genoeg van heeft.

De onmachtige staat
Ik kom nu aan mijn tweede punt van kritiek: waarom kan de staat niets doen? Welke controle hebben we over onze eigen economie? Hoe afhankelijk zijn we eigenlijk, en van wat precies zijn we afhankelijk? Toen de crisis in 2008 uitbrak bleek namelijk dat de natiestaat helemaal niet zo zwak was als De Gruyter het doet voorkomen. Die hulpeloze natiestaat blijkt dan opeens de redder van juist die machten naar wiens pijpen zij verondersteld wordt te dansen: banken en globale markten. Binnen enkele weken, in sommige gevallen dagen, blijkt die zo verouderde natiestaat, over praktisch onbeperkte financiële middelen te beschikken waarmee zij omvallende banken kan redden.

De staat is dus helemaal niet zo machteloos want zij kan banken - waarvan zij zogenaamd afhankelijk is - redden met geld van … de staat! Even opmerkelijk is dat na afloop van dit machtsvertoon de staat weer terugvalt in haar toestand van lethargie door te gaan bezuinigen. Die bezuinigingen zijn zogenaamd nodig om de schuld aan zichzelf – namelijk de Centrale Bank – af te betalen. De enigen die hier voordeel van hebben zijn de oorspronkelijke crediteuren wier schulden worden opgekocht door de staat: de banken en andere speculanten op de financiële markten. Deze ongerijmdheden ontgaan De Gruyter, Joseph Vogl, Wolfgang Streeck, en al die andere ‘internationalisten’ die de natiestaat afschrijven.

De macht van ideeën
De situatie is dus veel minder hopeloos wij denken. Het maakt wel degelijk uit of een linkse of rechtse coalitie wordt gekozen, alleen wordt de werkelijke keuze niet aan de kiezer voorgelegd. De kiezer wordt wijs gemaakt dat er alleen maar pijnlijke keuzes zijn. Het is dus niet zo dat politici laf zijn, integendeel, want dat vinden ze juist wel stoer, maar dat ze zich opstellen als fantasieloze boekhouders [5] die heel goed kunnen rekenen.

Het probleem met de democratie is niet de anti-Europese houding van de kiezer en ook niet dat er geen links of rechts meer zou zijn omdat er niets meer te kiezen zou zijn. Het probleem is dat gelauwerde journalisten als De Gruyter en linkse intellectuelen als Wolfgang Streeck en Joseph Vogl, niet goed uitleggen wat precies de samenhang is tussen economie, de staat en de werking van geld. Zij zijn helemaal in de ban van het monetarisme dat geld centraal stelt in de economie. Het monetarisme is opgekomen in de jaren zeventig toen het het Keynesianisme verving. Het is dit denken dat de staat machteloos maakt, dat de voedingsbodem is voor populisme.

Het is een illustratie van de waarschuwing van Heine, waar Isaiah Berlin aan herinnert in zijn essay (pdf) Two concepts of liberty: “philosophical concepts nurtured in the stillness of a professor’s study could destroy a civilization”. De macht van verkeerde ideeën, niet het populisme, maakt Europa kapot.

Niet dit Europa
De Gruyter zet zich in voor Europa, en terecht. Ook ik ben een aanhanger van het Europese ideaal. De terugval in nationalisme is kortzichtige domheid. Maar ik neem het de kiezer niet kwalijk dat deze zich afkeert van dit Europa dat de democratische keuze van het Griekse volk negeert en dat in heel Europa, inclusief Nederland, beleid afdwingt dat miljoenen mensen tot werkloosheid en armoede veroordeelt. Dit is geen ondemocratisch maar een antidemocratisch Europa.

Vooral de euro heeft meer kwaad dan goed gedaan. We hebben de soevereiniteit over ons economisch beleid overgedragen, toen we de gulden aan de ECB overdroegen. De ECB is een instituut dat wordt gecontroleerd door functionarissen die uit bankwereld komen. Het is het machtigste instituut in Europa, machtiger dan een land, zoals de behandeling van Griekenland heeft aangetoond.

Dit Europa is zodanig ingericht dat landen worden gereduceerd tot winkeltjes die geld moeten verdienen door elkaar te beconcurreren. Landen zijn afhankelijk gemaakt van geldmarkten, niet omdat die geldmarkten ons daartoe dwongen, maar omdat wij daar vrijwillig voor gekozen hebben. Dat is een bewuste keuze van de politiek. Stemmen is dus heel belangrijk, niet voor of tegen Europa – want dat is inderdaad een onzinnige keuze - maar voor beleid dat goed is voor de burger en niet voor bankiers met hun winkeltjes.

Het idee dat de democratie wordt gecontroleerd door de economie is de oorzaak van het populisme.

Noten
[1] Voor een goede afbakening van het begrip zie Matthijs Rooduijn De mythes van het populisme. Ook op The Current Moment staat een goede bespreking van het verschijnsel populisme.
[2] Op haar bio vermeldt ze:
Caroline has previously lived in the Gaza strip, Jerusalem, Brussels (twice), and Geneva. She is a regular contributor to Carnegie Europe, a member of the European Council on Foreign Relations, and has written three books: ‘The Coffee House of Mohammed Skaik; Impressions from Toy State Gaza’ (1997); ‘The Europeans; Living and Working in the Capital of Europe’ (2006); and ‘Swiss Lives; the New Political Reality in Europe‘ (2015), about the clash between globalization and democracy in a small Swiss village.
[3] Een ander goed voorbeeld van dit denken is het boek van Guy Verhofstadt en Daniel Cohn-Bendit met de sprekende titel Voor Europa!
[4] Publicaties van Caroline de Gruyter die ik heb gebruikt:
[5] Het vak van boekhouder is een respectabel vak, begrijp me niet verkeerd, maar zoals een bakker niet moet denken dat zij een goede slager is omdat ze zo lekker brood bakt, zo moet een boekhouder niet denken dat zij een goed politicus is omdat ze zo goed kan rekenen.

Dit artikel werd op 8 september 2016 gepubliceerd op Sargasso

Read more...

Quote du Jour | De buitenstaander, de verlosser

>> Saturday, July 9, 2016

Deze post is eerder als Quote du Jour op Sargasso verschenen

It is during ascent or descent in the social scale that the individual achieves the clearest view in the social and historical structure of society. In the ascent one understands what one is aiming at, in the descent that one is losing.

Karl Mannheim maakt deze observatie als hij de sociale status van de conservatief Edmund Burke bespreekt. Als Ier was hij een buitenstaander. Bovendien kwam hij uit een burgerlijk milieu en probeerde toegang te krijgen tot de elite van Engeland.

Alleen in Frankrijk waren conservatieven van adel want die waren afgezet tijdens de Franse Revolutie. Het verlies van hun maatschappelijke positie gaf hen, zo schrijft Mannheim, een bijzonder heldere kijk op sociologische en historische processen.

In Moeten wij van elkaar houden? constateert Bas Heijne precies het zelfde over Pim Fortuyn, de inspirator van de conservatieve revolte in Nederland. Ook deze ‘half mislukte Rotterdamse socioloog’ was een geïsoleerde buitenstaander, een positie die het, volgens Heijne, mogelijk maakt dat dit soort politici als verlosser wordt ontvangen. Populisten als Fortuyn en recent Donald Trump hebben hier een deel van hun succes aan te danken, zoals deze voormalige 'Goldwater Girl' laat zien.

Read more...

De grote Amerikashow

>> Monday, April 16, 2012

In zijn boek De grote Amerikashow schetst oud Amerika correspondent van de NRC Tom-Jan Meeus een somber beeld van de toestand van de democratie in Amerika (*). Door jarenlange polarisatie is het land verdeeld geraakt in twee kampen die elkaar verbaal naar het leven staan. Beleid wordt niet meer gemaakt op basis van feiten maar politici laten zich leiden door het electorale effect dat hun beslissingen beslissing hebben. Bovendien: over welke feiten heb je het eigenlijk? Want er zijn tegenwoordig linkse en rechtse feiten.

Het is weer een schrikkeljaar dus er zijn dit jaar weer presidentsverkiezingen. De presidentskeuze heeft grote consequenties voor de rest van de wereld, en dus ook voor Nederland. Maar niet alleen daarom is het belangrijk de politiek in Amerika te volgen. In Nederland nemen we veel van de Amerikaanse cultuur over via TV en film. Nederlandse politici nemen een voorbeeld aan Amerika. Amerikaans populisme is in de Nederlandse politiek geïntroduceerd door Geert Wilders. Hij is in de leer geweest bij zijn Amerikaanse collega's (onder andere de conservatief Tom Tancredo) en heeft laten zien dat dit erg succesvol kan zijn. Rationele Nederlandse politici hebben hier, in 10 jaar tijd, nog steeds geen goed antwoord op gevonden. Ondertussen wordt de politiek hier steeds meer gekenmerkt door het zelfde verbale geweld en gespletenheid als in Amerika. Gaat de politiek in Nederland dezelfde kant op als in Amerika?

De politiek van het wantrouwen
Wantrouwen is er altijd een belangrijk onderdeel is geweest van de cultuur in Amerika. Richard Hofstadter laat in een zijn beroemde essay The Paranoid Style in American Politics zien dat deze traditie teruggaat tot de 17e eeuw.
Maar Nixon is de eerste die dit weet te gebruiken voor electoraal succes. Hij maakt gebruik van de angst bij het deel van de bevolking dat moeite heeft met de invoering van gelijke burgerrechten voor zwarten en dat zich bedreigd voelt door de protestbewegingen van de jaren zestig. Nixon neemt het op voor de kleine man, de silent majority, de Archie Bunkers, die door niemand serieus genomen worden. Nixon zet daarmee de toon voor de politiek tot op de dag van vandaag: een populistische politiek die polariseert doordat het tegenstellingen benadrukt en misbruik maakt van het wantrouwen dat veel burgers koesteren tegen de politiek en de elite.

Een slachtoffer van dit wantrouwen is de journalistiek. In een niet aflatende campagne worden journalisten er van beschuldigd niet objectief te zijn. Nixon en zijn vice President Spiro Agnew beschuldigen hen van liberale sympathieën. Dit is als politieke strategie zo succesvol gebleken dat conservatief Amerika tot op de dag van vandaag klaagt dat de grote networks en de kranten een liberal bias hebben, een afwijking naar links. Veel journalisten laten zich hierdoor intimideren en proberen bij berichtgeving te bewijzen dat zij objectief zijn. Bij elk meningsverschil of politiek strijdpunt moeten beide partijen aan het woord komen, en nog maar zelden durven journalisten hun eigen mening te geven over een zaak, bang dat zij door rechts beschuldigd worden van een liberal bias.

In het boek laat Tom-Jan Meeus zien wat de gevolgen zijn voor het dagelijkse leven in het land. Hier is Meeus op zijn sterkst. Hij beschrijft een rodeo in een gevangenis (Angola) waar gedetineerden een rodeoshow opvoeren voor de bezoekers. Hij gaat op bezoek bij de hillbillies in het heartland die bang zijn dat hun levensstijl wordt bedreigd en zich vastklampen aan religie, vreemdelingenhaat en hun wapens, zoals Obama hen ooit karakteriseerde.

Populisme: politiek is adverteren
Reizend door het Amerikaanse platte land ontmoet hij veel mensen die zeker zijn dat hun manier van leven bedreigd wordt en hij beschrijft hoe de populisten hier hun macht aan ontlenen:
Er zit systeem in de manier waarop populisten die invloed uitoefenen. De wapenlobby, de antiabortusbeweging, veel evangelicals, de Tea Party, politici als Tancredo: allemaal danken zijn hun succes aan de vrees onder hun volgelingen dat er voor hun levensstijl of opvattingen geen plaats meer zal zijn. Angst voor verlies is het krachtigste wapen waarover het populisme beschikt.
Als je maar heel vaak en heel hard roept dat iets waar is, ook al is dat niet zo, dan zijn er altijd wel voldoende mensen die zich laten overtuigen dat er misschien toch wel wat van waar is. Net als in de reclame is de logica vaak zoek: "wast witter dan wit". Sinds Nixon is de democratie steeds meer door cynisme en wantrouwen aangetast. Politici moeten om aan de macht te komen, of om aan de macht te blijven, gebruik maken van negatieve campagnes. Politiek is reclame geworden.
Niemand in de VS probeert nog te verbloemen dat politici slechts een rol spelen. Ideeën strijd en authenticiteit zijn bijzaken geworden: politiek is primair reclame.
Niet deskundigheid, of het landsbelang, maar wat de gewone man denkt, (of wat men denkt dat hij denkt) bepaalt de politiek. Het is populisme in zijn meest pure vorm. Nuchter beleid en feitenkennis spelen steeds minder een rol en zijn ondergeschikt aan de volkswil. Bush de Jongere heeft het ultieme populisme in de praktijk gebracht door een onwinbare oorlog beginnen, de "war on terror".

Party for Freedom? So American!
Tom-Jan Meeus maakt zich zorgen dat de politiek van het wantrouwen overslaat naar Nederland. Sinds de Tweede Wereld Oorlog heeft Amerikaanse cultuur en politiek veel invloed in Nederland, en dat is de laatste jaren, dankzij de media en internet alleen maar toegenomen. Nederlanders nemen snel Amerikaanse modes en gewoontes over. Meeus is het sinds zijn terugkomst uit Amerika opgevallen dat wij hier steeds meer "Amerikaanse dingen doen". Mensen zijn ook hier meer met hun imago bezig, en iedereen doet aan zelf promotie.

Zie hier bijvoorbeeld het interview dat Pamella Geller had met Geert Wilders.



Kan in Nederland het zelfde gebeuren met de politiek en de media als in Amerika? Het is nog niet zo erg als in de VS. We hebben in Nederland nog maar 10 jaar ervaring met het populisme, maar er zijn wel degelijk signalen dat het door populisten opgeroepen wantrouwen hier post vat. Uit peilingen blijkt dat ook in Nederland het vertrouwen in de politieke instituties afneemt.

Kritiek
De grote vraag die in het boek steeds opkomt is: waar komt de polarisatie die het land splijt en onbestuurbaar maakt vandaan? Tom-Jan Meeus geeft zelf toe dat hij die vraag niet compleet kan beantwoorden. Een mogelijke verklaring die hij bespreekt is het kiesstelsel: in de voorverkiezingen, (de primaries) wordt door de partijleden bepaald welke kandidaten mogen meedoen in de verkiezingen. De Republikeinen hebben net deze week in de primaries bepaald dat Mitt Romney presidentskandidaat is. Omdat in de meeste primaries alleen de eigen partijleden een stem kunnen uitbrengen - leidt dit er toe dat gematigde kandidaten afvallen: partijleden zijn nu eenmaal radicaler dan gewone kiezers die geen partijlid zijn. Dit effect was dit jaar goed te zien in de Republikeinse primaries: Mitt Romney moest, om gekozen te worden, eerst bewijzen dat hij een "echte conservatief" is (ook al was hij gouverneur een van een van de meest linkse staten), dat hij tegen “Obama care” is (ook al heeft Obama zijn plan gebaseerd op het ziektekostenstelsel dat Romney in Massachusetts heeft ingevoerd) en dat hij toch echt tegen abortus is (al was hij vroeger tegen een verbod).

Tot zover kan ik Meeus goed volgen. Dat primaries een rol spelen is duidelijk, en het is een belangrijke reden waarom de Republikeinse partij de laatste jaren steeds verder is geradicaliseerd. Maar het vreemde is dat dit niet op gaat voor de Democraten, want ook zij kiezen hun kandidaten via primaries. Het is waar dat Obama zich vier jaar geleden net als Romney nu, veel linkser heeft voorgedaan dan hij werkelijk is (zoals blijkt uit zijn beleid tot op heden). Maar toch is de Democratische partij niet naar links opgeschoven. Integendeel zelfs: Democraten zijn sinds de jaren zestig juist naar rechts opgeschoven. Net als de PvdA in Nederland hebben zij in de jaren negentig hun "ideologische veren" afgeworpen. Na de ontnuchtering door het grote verlies van George McGovern is de partij gematigd, en heeft zij alleen nog maar gematigde "centrum-democratische" kandidaten geproduceerd, zeker geen ideologen. Presidenten Carter en Clinton waren eerder conservatieve Democraten en absoluut geen radicale ideologen, zeker niet vergeleken met de verrichting van de vorige Republikeinse President Bush de Jongere. Hij begon een ondoordachte, door ideologie gemotiveerd avontuur in Irak en heeft geprobeerd de Amerikaanse variant van de AOW (Social Security) te privatiseren.

Dit blijft echter onderbelicht in het boek. Meeus heeft het alleen over polarisatie en suggereert voortdurend dat de radicaliteit van twee kanten komt, wat pertinent onjuist is. Zo gebruikt hij bijvoorbeeld het begrip "overheidsactivisme" als hij het heeft over de maatregelen die Obama neemt om de economie weer opgang te krijgen (700 miljard dollar stimulus, volgens economen veel te klein) en de invoering van een nieuw stelsel voor ziektekostenverzekering (broodnodig: er zijn ca. 45 miljoen onverzekerden in de VS, terwijl het systeem 2x zo duur is als bij ons). Dit is geen "overheidsactivisme" maar bescheiden uitgevoerde beleidsmaatregelen die niet worden gemotiveerd door ideologie, maar door noodzaak. Dat het nodig is komt door ideologisch gemotiveerd achterstallig onderhoud van zijn conservatieve voorgangers.

Wat is er dan wel gebeurd?
Ik heb natuurlijk ook geen definitieve verklaring voor de verschuiving naar rechts in de Amerikaanse politiek. Bovendien is er natuurlijk niet één oorzaak maar is het een samenloop van historische factoren. Een van die historische omstandigheden is de slavernij en de burgeroorlog die nodig was om deze af te schaffen. Pas in de jaren zestig van de vorige eeuw zijn de segregatiewetten afgeschaft en het is niet voor niets dat de grote verschuiving in de Amerikaanse politiek toen is begonnen. Tot die tijd waren conservatieven en progressieven verdeeld over twee partijen. Maar door de invoering van gelijke burgerrechten zijn conservatieven in het zuiden massaal overgestapt naar de Republikeinen.
Vanaf dat moment is de tweedeling in het land gaan samenvallen met de politieke partijen. Als gevolg hiervan is een conservatieve dominantie ontstaan, die tot op de dag van vandaag het land domineert. Nixon was de eerste president die voordeel had van deze realignment in de politiek.

Een andere factor die in het boek onderbelicht blijft (al noemt Meeus het wel) is de rol van de media. De campagne tegen de media is bijzonder effectief gebleken. Hoe bizar en radicaal sommige van de Republikeinse maatregelen ook zijn (de oorlog in Irak, privatisering van het publieke pensioenstelsel, de radicale deregulering), zelden zal een journalist daar stelling tegen durven te nemen, bang als zij zijn om beschuldigd te worden van partijdigheid. Door Paul Krugman is dit ooit eens als volgt gekarakteriseerd: Republikeinen beweren dat de aarde plat is, volgens Democraten is zij rond, maar de kop boven het artikel over het meningsverschil zal dan zijn "Vorm van de aarde betwist". Die dynamiek is nu goed te zien in de debatten over het Ryan Budged.

Dominantie van radicaal conservatisme
Door Meeus wordt uitgelegd waarom het politieke systeem conservatieven bevoordeelt. Dit kan verklaard worden door te kijken naar de manier waarop de Senaat werkt: doordat elke deelstaat evenveel zetels krijgt zijn volksarme, plattelands staten die overwegend conservatief zijn, oververtegenwoordigd. De grote, stedelijke gebieden met een meer linkse signatuur zijn ondervertegenwoordigd. Voeg daarbij de byzantijnse filibusterregel en de conservatieve dominantie is verklaard.
Conservatieven hebben gewoon een voorsprong op Democraten. Dit allemaal verklaart echter nog steeds niet waarom de Republikeinen zo ver naar rechts zijn opgeschoven.

De radicaliteit van conservatief Amerika is niet iets dat van de laatste tijd is. Al in 1961 schrijft Richard Hofstadter, in het ook door Meeus aangehaalde artikel over de paranoïde stijl van de Amerikaanse politiek over het conservatisme:
[...]the modern right wing, [...] feels dispossessed: America has been largely taken away from them and their kind, though they are determined to try to repossess it and to prevent the final destructive act of subversion. The old American virtues have already been eaten away by cosmopolitans and intellectuals; the old competitive capitalism has been gradually undermined by socialistic and communistic schemers; the old national security and independence have been destroyed by treasonous plots, having as their most powerful agents not merely outsiders and foreigners as of old but major statesmen who are at the very centers of American power. Their predecessors had discovered conspiracies; the modern radical right finds conspiracy to be betrayal from on high.
Dit is geschreven in 1961, maar het is nog even geldig vandaag. Niet het conservatisme is veranderd maar hun invloed groter geworden. Het verschil met 1961 is dat zij de macht overgenomen hebben in de Republikeinse partij. In 1964 werd Barry Goldwater, een radicaal conservatief nog met ruime meerderheid verslagen. In 2012 is de Republikeinse partij de partij van Goldwaters nazaten met de zelfde radicale ideologie.

Polarisatie in Nederland
Moeten wij ons nu ook zorgen maken over Nederland? Er zijn natuurlijk parallellen aan te wijzen tussen Amerika en Nederland, al was het maar omdat de Amerikaanse cultuur een grote invloed heeft op ons land. Maar de geschiedenis en cultuur van Nederland zijn heel anders dan die van Amerika. De slavernij waar wij ons aan schuldig hebben gemaakt was altijd verborgen (namelijk in de koloniën) en heeft geen grote invloed gehad op onze cultuur. Ook hebben wij geen last van een onverwerkte burgeroorlog en is ons kiesstelsel fundamenteel anders dan dat in de VS.

Ook betwijfel ik of de conclusie dat in Nederland het midden steeds meer terrein verliest aan de vleugels correct is. In die zin zie ik wel overeenkomst met de VS: de polarisatie vindt niet plaats op links, maar op rechts. Het feit dat de PvdA terrein verliest aan de SP komt niet doordat de kiezer radicaler is geworden, maar juist door het opschuiven van deze partij naar rechts in de jaren negentig onder Wim Kok.

Bovendien is het absurd de SP te vergelijken met de PVV, een partij die bevolkingsgroepen tegen elkaar opzet en wantrouwen als middel in de politiek heeft geïntroduceerd voor electoraal succes. Ik heb mijn bezwaren tegen de SP, maar die zijn inhoudelijk. Of kunnen we zeggen dat de SP met Roemer een southern strategie volgt om de PVV kiezers in te palmen?

Deze post staat ook op Sargasso.
---
Dinsdag 17 april discussieert Tom-Jan Meeus in de Rodehoed met Maarten van Rossem over het boek.

Historicus en Amerikadeskundige Maarten van Rossem reageert op het boek van Tom-Jan Meeus en gaat met hem in debat. Verder spreken oud-correspondenten Maarten Huygen, Juurd Eijsvoogel en Mark Chavannes én de huidige correspondent in Washington Guus Valk over hun ervaringen in Amerika, de gepolitiseerde samenleving en het verschil met Nederland. Gespreksleider is Joost Oranje, plaatsvervangend hoofdredacteur NRC Handelsblad.

---
Noten
(*) Verschenen bij Nieuw Amsterdam, maart 2012.

Foto verantwoording
feature image: Uitsnede van de omslag van het boek.
Foto 1: Richard Milhous Nixon, 37e President van de Verenigde Staten, bron: Wikipedia
Foto 2: Abraham Lincoln, 16e President van de Verenigde Staten, bron: Flicker.
Foto 3: Barry Goldwater, Senator van Arizona, bron: Wikipedia.

Read more...

About This Blog

  © Blogger templates Sunset by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP