De eurocrisis is weer terug (deel 7, slot): Een IJzeren Kooi voor Europa

>> Monday, December 29, 2014

Het gaat slecht met de Europese economie en dat komt niet door externe oorzaken. Het is niet de hoge olieprijs – die was in jaren niet zo laag - of door oorlog. De oorzaak is slecht economisch beleid. Verzwakte vakbonden en ideologische verdwaalde linkse partijen hebben geen effectieve oppositie en nemen zelf verantwoording voor het falende beleid. De maatschappelijke problemen in Europa verergeren en slecht voorgelichte burgers zoeken hun heil bij rattenvangers die wel duidelijkheid bieden. Tegelijkertijd vertellen politici en economen ons dat er geen alternatief is voor hun beleid. Maar niets is minder waar: er is wel een alternatief en er is wel degelijk een oplossing voor de eurocrisis.

Polderen

Ik heb in de vorige afleveringen van deze serie laten zien dat het oplopen van de begrotingstekorten in de schuldenlanden geen gevolg is van gebrek aan discipline. Het kan niet vaak genoeg herhaald worden: de begrotingstekorten zijn niet de oorzaak maar een gevolg van de eurocrisis.

Door de afschaffing van de eigen de munt is het automatische stabilisatiemechanisme uitgeschakeld dat de handelsstromen tussen de landen in evenwicht hield. Dankzij de euro konden Duitsland en Nederland grote handelsoverschotten opbouwen.

Figuur 1 Handelsoverschotten en tekorten. De verticale as kruist op het beginjaar van de euro.

Nederland en Duitsland konden dit doen omdat ze veel competitiever zijn dan andere Europese landen. Ik heb in deel 4 laten zien dat dat komt omdat in Nederland en Duitsland de lonen niet evenredig zijn gestegen met de productiviteit [1].

Dat dit in Nederland en Duitsland gebeurde, is geen toeval: beide landen hebben een traditie van samenwerking tussen werkgevers en werknemers (‘polderen’) [2]. Door de loonmatiging kwamen de winsten niet terecht bij de burgers maar werd het de brandstof voor zeepbellen in landen waar het geen ‘poldertraditie’ bestond.

Door de crises van 2008 en 2010 spatte deze ‘euro-zeepbel’ uiteen en stroomde het geld weer terug naar Nederland en Duitsland, waardoor de schuldenlanden nog verder in het rood kwamen te staan. Voor de crediteurlanden Duitsland, Finland, Oostenrijk en Nederland was dit aanleiding om strenge bezuinigingen en hervormingen af te dwingen. Deze bezuinigingen zorgen nu voor de stagnatie van de economie.

De IJzeren Kooi

Dat het moeilijk zou worden om een muntunie te hebben zonder centrale staat was te voorzien, maar de euro was dan ook geen puur economisch maar een ook een politiek project. Door invoering van de euro deden de deelnemende landen afstand van een belangrijke basis van hun soevereiniteit: de eigen munt. Deze landen zijn voor hun leningen nu afhankelijk van de steun van Frankfurt, Brussel en Berlijn. De euro is in zekere zin een geslaagde machtsgreep [3].

We zitten gevangen in een Iron Cage of Austerity, zoals Yanis Varoufakis het uitdrukt [4]. Het laatste land dat groot genoeg is om weerstand te bieden is Frankrijk en het is de vraag hoe lang dat nog zal duren.

Maar het is te laat om te klagen over deze machtsgreep: opbreken van de muntunie leidt tot een veel grotere en diepere crisis dan de huidige stagnatie. Als duidelijk zou worden dat de euro ophoudt te bestaan zou oncontroleerbare paniek uitbreken op de markten. De kapitaalvlucht die dit tot gevolg zal hebben zal de economie platleggen. Aan de Europese handel, waar Nederland en Duitsland jarenlang zo goed aan verdiend hebben, komt dan een eind. Loonmatiging zal dan niet meer helpen.

We hebben al een klein voorproefje van deze paniek gehad in 2011 en 2012 op de obligatiemarkt. Deze kon alleen gestopt worden door ingrijpen van de ECB [5].

De stagnatie komt door vraagtekort

Bill Mitchell zegt het heel duidelijk: de problemen in Europa worden niet veroorzaakt door structurele problemen in de economie maar door vraagtekort. De Europese economie stagneert niet omdat mensen niet goed opgeleid zouden zijn. Ook niet omdat de infrastructuur onvoldoende ontwikkeld zou zijn. Europa is geen ontwikkelingsland. Integendeel: Europa is, naast de VS, de bakermat van het democratisch kapitalisme. We leven in een hoog ontwikkeld en geïndustrialiseerd deel van de wereld.

De stagnatie wordt veroorzaakt doordat de Europese burgers te weinig geld uitgeven. Dat komt omdat zij te hoge schulden hebben (hypotheek, consumptief), door de loonmatiging en omdat de pensioenen niet stijgen.

In Zuid-Europa is er al jaren lang zeer hoge werkloosheid. De overheid doet daar nog een schepje bovenop door te bezuinigen omdat het Europese Stabiliteits en Groei-Pact hen daartoe verplicht. Hierdoor is Europa in een negatieve loon-prijsspiraal gekomen, zoals ik in deel 5 en 6 van deze serie heb beschreven.

Liever geen transferunie

Een belangrijke bron van onvrede bij de burgers in de crediteurlanden is, dat hen wordt verteld dat zij moeten betalen voor de tekorten in andere landen. Dit is moeilijk te accepteren omdat de bevolking in de crediteurlanden zelf geen voordeel heeft van het economisch succes van hun land, omdat deze immers is gebaseerd op loonmatiging.

Vooral rechtse populistische partijen buiten dit uit. Zij slaan schaamteloos op de nationalistische trom en trekken hierdoor veel kiezers. En voor een deel hebben ze nog gelijk ook, want waarom zou de Nederlandse burger moeten betalen voor kwakkellanden? Terecht verzet de burger zich dan ook tegen deze zogenaamde transferunie. Waarom zou men moeten betalen voor andermans schulden terwijl zij zelf loon moeten matigen?

Een klas kleuters

Een speciale rol in de eurocrisis is weggelegd voor economen. Ik werd geïnspireerd om deze serie te schrijven door een praatje van Mathijs Bouman op het RTL-nieuws. Hij suggereerde dat het Franse begrotingstekort een gevolg was van gebrek aan discipline en dat Frankrijk een gevaar is voor de euro.

Een andere econoom die het bont maakt is Sylvester Eijffinger. In het Financieel Dagblad schrijft hij als een schooljuffrouw over een klas kleuters. Hulp van de ECB aan ‘de nog zwakke eurolanden [zal] leiden tot verminderde inspanningen om de staatfinanciën op orde te krijgen.’

Nog opmerkelijker is Sweder van Wijnbergen, die ‘hoogleraar internationale economie, transitie-economie en groeitheorie’ is aan de UvA. Hij geeft blijk niet te begrijpen dat het hoge handelsoverschot van Nederland de oorzaak is van de crisis en gebruikt dit juist als argument vóór bezuinigen. Zijn enige kritiek op het Nederlandse bezuinigingsbeleid is de aard van de bezuinigingen, niet het bezuinigen op zich.

Economen spreken elkaar (en soms zichzelf) tegen en zijn daardoor niet in staat om de politiek te adviseren. Er zijn natuurlijk ook goede uitzonderingen, maar voor willekeurig welk soort beleid, is altijd wel een econoom te vinden die het verdedigt [6].

Meer macht naar Brussel?

De eurocraten denken dat het nodig is om meer macht te geven aan de Europese instituties in Brussel. De Duitse ministers Siegmar Gabriel en Wolfgang Schäuble hebben een plan ingediend bij de Europese Commissie dat het mogelijk maakt in te grijpen in het begrotingsproces van landen.

De eurolanden mogen, volgens dat plan, niet meer zelfstandig hun begroting opstellen, maar moeten deze laten goedkeuren door een nieuw te vormen Europese instantie – vergelijkbaar met de huidige Trojka.

Hoe slecht dit kan uitpakken, hebben we kunnen zien bij de vorige Europese Commissie. Incompetente bestuurders en regeringsleiders dwingen landen tot maatregelen die tegen de wil van de bevolking ingaan en grote schade aan de economie veroorzaken. Zij hoeven daarvoor geen verantwoording af te leggen en kunnen niet tot aftreden gedwongen worden.

Het grote probleem is dat een muntunie centrale coördinatie noodzakelijk maakt, maar dat er geen competent centraal bestuur is dat democratisch wordt gecontroleerd.

Het machtigste Europese instituut is op dit moment de Europese Raad – de regeringsleiders van de deellanden. Maar niemand kan hen naar huis sturen. Versterking van de IJzeren Kooi - meer macht naar centrale Europese instituties - die niet democratisch gecontroleerd worden - om bezuinigingen af te dwingen, is dan ook geen goede oplossing.

Zwakheid van links en de opkomst van het populisme

Er is geen effectieve oppositie tegen dit desastreuze economische beleid in Europa. Progressieve partijen hebben te weinig zelfvertrouwen en geloven zelf niet meer in de verzorgingsmaatschappij. Vakbonden in Frankrijk en België zijn een positieve uitzonderingen. Deze landen scoren in de top 3 met het aantal stakingsdagen (pdf).

Als conservatieve en liberale partijen aan de macht komen, maken ze gebruik van de situatie om de verzorgingsstaat af te breken om deze te vervangen door respectievelijk de ‘participatiemaatschappij’ en de ‘vrije markt’ – vaak met medewerking van links, zoals in Nederland en Duitsland.

Hierdoor hebben rechts-populistische partijen vrij spel. De burger aan wie niet is uitgelegd wat er werkelijk speelt, zoekt toevlucht bij partijen die wel een duidelijke ‘oorzaak’ aanwijzen: de islam, de buitenlander of bureaucraten in Brussel.

Niet alleen in Nederland, in heel Europa doen de rechts-populisten het goed: UKIP, FN, Pegida, AfD, FPÖ, Vlaams Belang, PVV, Forza Italia, De Gouden Dageraad – en zelfs in de rijke en stabiele Scandinavische landen krijgen zij steeds meer invloed.

Hierdoor blijven de werkelijke veroorzakers buiten schot: grote ondernemingen en multinationals, investeerders en de financiële wereld. Zij hebben baat bij goedkope en flexibel inzetbare arbeiders en vrijhandel zonder valutakosten. Overal in Europa destabiliseert hierdoor de democratie.

Eerlijk delen en loon naar werken

Ik wil niet in mineur afsluiten. Het was steeds mijn bedoeling bij het schrijven van deze serie over de eurocrisis om te laten zien dat de problemen niet onoplosbaar zijn – ook al lijkt dat wel vaak zo – mits je de juiste analyse maakt. Ik heb in deel 4 (over de gouden loonregel) en deel 6 (over de relatie tussen loon en deflatie) laten zien dat de oplossing binnen handbereik ligt.

Afschaffen van de euro helpt niet: dat zou de crisis alleen nog maar erger maken. De oplossing is ook niet gelegen in het afdwingen van meer discipline en hardvochtige hervormingen. Het inrichten van een federaal gezag in Brussel dat deze hervormingen kan afdwingen – een 'ijzeren kooi' - is ondemocratisch en zal de Europese samenleving nog verder ontwrichten.

Extra veel geld drukken – ‘geldverruiming’ - door de ECB helpt ook niet. Dat is alleen maar extra brandstof voor speculatie en leidt tot nieuwe zeepbellen. De deflatiespiraal kan alleen gestopt worden door loonsverhoging in landen met een hoge productiviteit zoals Duitsland en Nederland.

Behalve loonsverhoging in Noord-Europa moet nog meer gedaan worden. Dat mag niet leiden tot hogere schulden en hogere belasting in Nederland en Duitsland en verdragswijzigingen moeten ook vermeden worden.

Het ‘Bescheiden plan’ van Yanis Varoufakis is een goed voorbeeld. Er zijn dus wel alternatieven voor het huidige beleid [7], maar vreemd genoeg vertelt niemand dat de burger.

De oplossing voor de dubbele crisis in West-Europa, de destabilisatie van de democratie door populisme en de eurocrisis, is gebaseerd op een eenvoudig principe: eerlijke verdeling van de lasten en loon naar werken. Alleen dat zal de lucht uit het rechts-populisme kunnen halen.

Ik had zeven delen nodig om het economische verhaal van de eurocrisis te vertellen, maar het zal een stuk gemakkelijker zijn om althans de conclusie aan de mensen uit te leggen.

Voetnoten

[1] Loonmatiging, Hartz-IV en Agenda 2010 zijn neutrale termen, maar Günter Wallraff laat in zijn recent verschenen boek Die Lastenträger zien wat dit betekent in de praktijk. Vaste aanstellingen verdwijnen – ook in de auto-industrie – en worden vervangen door onzekere, tijdelijke aanstellingen. Met uitzondering van Bulgarije en Roemenië is nergens in Europa de ongelijkheid zo hard toegenomen als in Duitsland, schrijft Wallraff. Tot de jaren 90 stond het land bekend vanwege de soziale Marktwirtschaft en de sociale gelijkheid, vergelijkbaar met Scandinavië. De afgelopen tien jaar is Duitsland echter meer gaan lijken op de Angelsaksische landen.

[2] Zie bijvoorbeeld de documentaire Des Patrons et des Hommes, Un Film de Jean-Michel Meurice Deel I en II (gezien op Arte, 7 okt. 2014), waarin de naoorlogse economische geschiedenis van Frankrijk en Duitsland met elkaar vergeleken wordt. In Frankrijk is voortdurend strijd tussen bonden en werkgevers, in Duitsland werken zij juist samen.

[3] Sommige noemen de EU dan ook de EUSSR – maar deze vergelijking is misplaatst en onserieus: alles gebeurt openlijk en er is geen samenzweringstheorie nodig om te verklaren wat er gebeurt. De vergelijking met de USSR is ook om andere redenen onterecht: het gaat om een conservatieve ‘machtsgreep’ die niets met communisme te maken heeft. Ook wordt geen gewapend geweld gebruikt en is de persvrijheid niet in gevaar.

[4] De term komt van Max Weber: 'stahlhartes Gehäuse'.

[5] Hoe erg het was blijkt uit het feit dat de Nederlandse regering in het diepste geheim al bezig was met plannen voor herinvoering van de gulden. Dit was spelen met vuur: als dat toen was uitgekomen had dat het einde van de euro kunnen zijn.

[6] Voor een goede analyse van de oorzaak van dit probleem zie: Glasperlenspiel oder Ökonomie, Die wirtschaftspolitische Beratung verliert den Bezug zur Realität van Heiner Flassbeck (pdf). Voor mij is dit geen reden om de economie als geheel af te schrijven: economie is geen mysteriespel dat alleen voor ingewijden toegankelijk is. Enige zelfredzaamheid is wel vereist.

[7] Yanis Varoufakis heeft hiervoor een acroniem TATIANA bedacht: That Astonishingly There Is AN Alternative als variant op TINA There is no alternative, de beroemde uitspraak van Margaret Thatcher. Persoonlijk vind ik het niet zo geslaagd.


Alle afleveringen
  • Deel 1: Frankrijk is de zondebok
  • Deel 2: De prijs van hervormen
  • Deel 3: Europa’s knoflookgrens
  • Deel 4: Loondumping
  • Deel 5: Deflatie (1) – moeten we ons zorgen maken?
  • Deel 6: Deflatie (2) – Het Duitse model
  • Deel 7: Een IJzeren Kooi voor Europa


Verantwoording
  • Figuur 1: Data Eurostat: External balance of goods and services
  • Afbeelding: Detail De roof van Europa van Rembrandt van Rijn. Wikimedia.

Read more...

Bloggen in real time

Debatteren – als blogger vind ik dat niet zo makkelijk. Op Sargasso debatteren we natuurlijk heel veel, maar dan op ‘elektronisch-papier’. En papier is, zoals bekend, geduldig: je kunt rustig nadenken over je argumenten. Je maakt af en toe een voetnoot om je eruditie te bewijzen naar noodzakelijke uitleg die anders de draad van je betoog in de war zou brengen; en met een goed geplaatste hyperlink onder één woord kun je een lange alinea vervangen.

In een debat kan dat niet. Erger nog, debatteren doe je in real time. Je hebt meestal maar een paar seconden om te reageren en soms kun je maar beter niet reageren. Goede timing is essentieel. En het allerergste is dat je niets kan schrappen. Eens gesproken, altijd gesproken. Het enige voordeel van een debat is dat je geen spelfouten kan maken.

Toch ben ik zaterdag 13 december - na enig aandringen - naar een ‘debatnacht’ gegaan. Niet alleen om te luisteren maar ook om zelf te discussiëren in een panel. Ook al is schrijven veel makkelijker, het debat blijft toch trekken.

Afgelopen weekend was ik daarom op de Debatnacht in Rotterdam, georganiseerd door Arminius, om te discussiëren over het onvoorwaardelijke basisinkomen. Mijn tegenstander in dat debat was niemand minder dan mijn gewaardeerd collega blogger op Sargasso, Kees Alders a.k. ‘Klokwerk’.

Het neoliberalendebat

Het eerste debat dat ik bijwoonde ging over neoliberalisme [1]. Omdat het Zwarte Pietdebat meer mensen trekt dan zo’n insider-discussie over neoliberalisme was het niet druk. De discussie ging tussen Patrick van Schie, directeur van de Teldersstichting (VVD) en Paul Kalma, oud-directeur van de Wiardi Beckman Stichting (PvdA). Van Schie en Kalma werden beiden geassisteerd door een raadslid uit Rotterdam: George van Gent, oud-gemeenteraadslid van de VVD en Leo de Kleijn van de SP. Het zijn professionele debaters, dat was onmiddellijk duidelijk, die elkaar goed kennen en aan elkaar gewaagd zijn. Gespreksleider Francisco van Jole had moeite om het geanimeerde debat onder controle te houden.

Maar het debat was ook één grote spraakverwarring. Volgens Patrick van Schie is ‘neoliberalisme’ een verzinsel van de SP en andere linkse mensen die hun zin niet krijgen. Neoliberalisme wordt als scheldwoord gebruikt voor alles wat links verfoeilijk vindt.

Volgens Paul Kalma bestaat neoliberalisme wel degelijk en heeft deze ideologie vanaf begin jaren tachtig algemeen post gevat. Toen zijn de veranderingen begonnen die hebben geleid tot de grote economische crisis waar we nu midden in zitten.

Van Schie ontkent dat en beweert dat het neoliberalisme juist een compromis (dus toch geen scheldwoord?) is tussen het klassieke liberalisme dat de staat zo klein mogelijk wil maken (de ‘nachtwakerstaat’) en de sociaaldemocratie die het liefst alles door de staat willen laten doen.

Door alle spraakverwarring bleef onvermeld dat het begrip ‘neoliberalisme’ al in 1938 is bedacht tijdens een congres in Parijs. Op dit congres werd de crisis besproken waarin het liberalisme toentertijd verkeerde. De beurskrach en de daarop volgende Grote Depressie waren het gevolg van teveel liberaal laissez faire. Het negentiende-eeuwse liberalisme was aan vernieuwing toe.

De nieuwe naam voor dat nieuwe liberalisme was het weinig originele neo-liberalisme. Na de Tweede Wereldoorlog werd verder gewerkt aan de constructie van dit neoliberalisme in de Mont Pèlerin Society. Daarna is niet veel meer van het neoliberalisme vernomen. De Mont Pèlerin Society bestaat nog steeds, maar de naam werd door de eigenaren zelf niet meer gebruikt. Al in de jaren vijftig – voordat het een scheldwoord werd – noemen de leden van de Mont Pèlerin Society zichzelf niet meer neoliberaal. De redenen hiervoor zijn niet helemaal duidelijk [2], maar het komt ze waarschijnlijk wel goed uit: een naamloze vijand is moeilijker te bestrijden.


De verwarring tijdens het debat van die avond is typerend voor het neoliberalisme. Wat neoliberalisme is, zal altijd vaag blijven. Dat is natuurlijk ook precies de reden waarom Friedrich Hayek, Milton Friedman en de andere Mont Pèlerin-leden de naam niet meer gebruiken. Het neoliberalisme ging undercover. In Duitsland stond het neoliberalisme bekend onder de naam Ordoliberalisme. Ook die naam wordt niet meer gebruikt.

Omdat het geen negatieve klank heeft zoals neoliberalisme, vermelde Patrick van Schie dit laatste feit, om er mee aan te tonen dat het ‘echte’ neoliberalisme niet asociaal is. Hij sprak het woord nadrukkelijk op zijn Duits uit: Ordoliberalismus.

De ordoliberalen groeperen zich vanaf de jaren vijftig onder de naam Sociale Markwirtschaft. ‘Sociaal, ziet u wel, net als sociaaldemocratie!’ Onbedoeld laat van Schie zo zien dat het neoliberalisme als een kameleon zijn kleur aanpast aan het politieke klimaat waarin het opereert.

Ondertussen zijn veel neoliberale ideeën gemeengoed geworden, zonder dat men zich van de herkomst bewust is. Dagelijks worden we gewezen op de noodzaak om te ‘hervormen’ om de eurocrisis op te lossen. Door deze hervormingen moeten Zuid-Europese landen weer ‘competitief’ worden.

Ook in Nederland en Duitsland worden technocratische hervormingen voorgesteld, die er voor moeten zorgen dat we in de internationale concurrentiestrijd mee kunnen doen. Het zijn de ‘marktdokters’ die quasi neutrale, apolitieke marktoplossingen voorstellen, die altijd pijnlijk zijn. Voor deze hervormingen is dan ook geen alternatief zoals Margaret Thatcher ons al leerde.

Deze 'hervormers' zijn de nieuwe ‘progressieven’. Sociaaldemocraten die niet mee willen doen, worden weggezet als ‘conservatieven’. ‘Links’ en ‘rechts’ zouden verouderde begrippen zijn. VVD en D66 zijn als grote voorstanders van hervorming daarom 'het nieuwe links'. Deze gedaanteverwisseling is kenmerkend voor het neoliberalisme en dit debat was een mooie demonstratie.

Na afloop van het debat bedenk ik wat ik aan van Schie had willen vragen: waarom hij denkt dat neoliberalen hun naam hebben afgezworen. Maar u begrijpt het al, in real time dacht ik daar natuurlijk niet aan, en eigenlijk weet ik het antwoord ook wel.

De rafelranden van de democratie

Daarna ben ik gaan kijken naar de presentatie van het boek Wat te doen met antidemocratische partijen? De oratie van George van den Bergh uit 1936 met Paul Cliteur, René Cuperus, Arendo Joustra en Bastiaan Rijpkema en als ‘tafeldame’ Sandra Phlippen, hoofdredacteur van het economenvakblad ESB.

Het boek is een heruitgave van de bijna vergeten oratie van George van den Berg. Met deze dappere oratie was van den Berg een van de eersten die pleitten voor een verbod op antidemocratische partijen zoals de NSB. Het is een actueel onderwerp, want net als in de jaren voor de oorlog zijn er nu opnieuw partijen die de grenzen opzoeken van de democratie.

Mag je pleiten voor het invoeren van de sharia, of scanderen dat er minder Marokkanen moeten komen zoals Geert Wilders deed? Sandra Phlippen had na afloop van de presentatie van René Cuperus een opmerkelijke vraag aan laatstgenoemde: of hij niet dacht dat een goed functionerende democratie een voorwaarde is voor het kapitalisme? Zij dacht zelf van wel.

De presentatie was voor mij voldoende reden om de heruitgegeven oratie van van den Berg te kopen – misschien wel vanwege die vraag van Sandra. In de inleiding lees ik dat aan de politieke carrière van van den Berg een einde is gekomen door de ‘crisismaatregelen van een van de kabinetten van Hendrik Colijn (Anti-Revolutionaire Partij). Dat kabinet wilde drie procent bezuinigen op de salarissen van ambtenaren in provincies en gemeenten. 'Van den Berg stemde uiteindelijk onder grote druk [hiermee] in’.

Zo ging bezuinigen in die tijd: ondanks de hoge werkloosheid die het veroorzaakte, werd deflatie van de gulden noodzakelijk geacht om de munt in de goudstandaard te houden. Nergens heeft de crisis zo hard toegeslagen als in Nederland. Nu hebben we de euro en wordt medewerking van sociaaldemocraten gevraagd om de een na de andere pijnlijke bezuiniging erdoor te drukken. Dat zou nodig zijn om de euro te behouden [3]. Plus ça change, plus c'est la même chose [4] zeggen de Fransen - zouden ze daarom niet willen hervormen?

Heel ouderwets alles eerlijk delen

Later in de avond ben ik zelf aan de beurt en mag ik uitleggen waarom ik denk dat het onvoorwaardelijk basisinkomen niet zo’n goed idee is. Hakkelend worstel ik me door het debat heen. Zoals ik had verwacht, is schrijven iets heel anders dan spreken en debatteren.

Ik hoop dat ik een beetje heb kunnen overbrengen waarom het geen goed idee is. Het grote probleem met dit onderwerp is dat mijn argumenten zo ingewikkeld zijn: hoe leg je uit waarom het belangrijk is dat de loongroei gelijk op moet gaan met de productiviteitsgroei? Wat heeft volledige werkgelegenheid daarmee te maken en hoe bereik je die?

Na veertig jaar neoliberaal beleid en neoliberale indoctrinatie, gelooft niemand meer dat dit nog mogelijk is. De verzorgingsstaat is afgeschreven, zelfs door de sociaaldemocraten die regeren met de VVD en nu een ‘participatiesamenleving’ nastreven, wat dat dan ook mag betekenen.

Werkloosheid zal nooit helemaal verdwijnen, maar de meeste mensen willen werken en het rigide controlesysteem dat nu moet worden opgetuigd om mensen weer aan het werk te krijgen, is bij (bijna) volledige werkgelegenheid niet meer nodig.

Het probleem is niet dat mensen niet willen werken, maar dat er geen werk is. Het onvoorwaardelijk basisinkomen is een dure bureaucratische en kunstmatige oplossing die voor nieuwe economische problemen zal zorgen. Ook zal de controle niet verdwijnen, maar zich verplaatsen van de uitkeringstrekkers naar de belastingbetalers, want de belasting zal fors omhoog moeten.

De oorzaak van de werkloosheid moet worden aangepakt: de ongelijke verdeling van dat wat wij als maatschappij produceren. Dankzij de neoliberale revolutie van de afgelopen veertig jaar gaat een steeds groter aandeel daarvan naar het kapitaal en krijgen de arbeiders steeds minder. Klinkt ouderwets misschien, maar daarom is het nog niet conservatief of rechts. Plus ça change …

Ik vrees dat dat allemaal niet is overgekomen in het debat met Kees. Ik neem me voor binnenkort maar weer een lijvig stuk van 2000 woorden te schrijven, desnoods in meerdere delen en met veel voetnoten en links, waarin ik uitleg waarom het basisloon zo’n slecht idee is. Misschien had ik toch maar beter naar de Masterclass overtuigend debatteren kunnen gaan, die eerder die avond werd gehouden.

Mij werd die avond ook duidelijk dat de drie debatten die ik bijwoonde iets gemeen hadden. De jaren dertig, de jaren tachtig en het heden worden gedomineerd door een ernstige economische crisis. Tijdens de Grote Depressie werd door Colijn over de rug van werklozen de gulden in de goudstandaard gehouden. In de jaren tachtig, toen de neoliberalen aan de macht kwamen, is de economie steeds onstabieler geworden [5]. De voorstanders van het basisinkomen denken dat dat komt door het in gebreke blijven van de verzorgingsstaat. De verzorgingsstaat is volgens hen een achterhaald, ouderwets idee van verstokte sociaaldemocraten.

Uiteindelijk gaan al deze discussies over maar een ding: wie over het geld gaat is de baas. Als het niet (meer) eerlijk verdeeld wordt, zijn mensen bereid geweld te gebruiken, zoals de fascisten in de jaren dertig. Voor democratie is dan geen plaats meer.

Voetnoten

[1] Wat volgt schrijf ik op uit mijn herinnering. Ik heb geen aantekeningen gemaakt en aanhalingstekens duiden niet op letterlijke citaten.
[2] Voor een goed overzicht van deze geschiedenis zie: Merijn Oudenampsen Mistvorming rond neoliberalisme. Dit is een recensie van het boekje van Patrick van Schie. Waarschijnlijk heeft de naamsverandering te maken met het feit dat in de VS de term liberal gebruikt wordt voor links. In Amerikaanse oren klinkt neoliberal daarom als nieuw links. En links zijn neoliberalen zeker niet!
[3] Maar de eurocrisis kan niet worden opgelost door de euro af te schaffen, dat kon toen met de goudstandaard wel.
[4] Alles verandert, toch blijft alles bij het zelfde.
[5] Een klein overzicht van neoliberale crises:
  • Recessie in jaren 80 die begon met de rente verhoging van Paul Volcker.
  • Japanse vastgoedcrisis 1986–2003
  • Zwarte Maandag 1987
  • Savings & Loans crisis in de jaren 80 in de VS
  • Zweedse bankcrisis 1990
  • Mexicaanse crisis 1994
  • Azië crisis 1997
  • Russische crisis 1998
  • Argentijnse crisis 1999–2002
  • Dotcomcrisis 2001
  • Kredietcrisis 2008
  • Eurocrisis 2010
Tot de jaren zeventig waren er geen grote crises. De oliecrisis in de jaren zeventig had een andere oorzaak.

Read more...

De eurocrisis is weer terug (6): Deflatie (2) - het Duitse model

>> Thursday, December 18, 2014


In de vorige aflevering heb ik laten zien dat de problemen van deflatie vaak worden onderschat. In dit tweede deel over deflatie leg ik uit dat deflatie het beste bestreden kan worden door de oorzaak ervan aan te pakken. Er is welbeschouwd, geen reden waarom we geen einde kunnen maken aan deflatie en aan de eurocrisis.

Deflatie is een neerwaarts gerichte loon-prijsspriraal. In een krimpende economie is er te weinig vraag naar producten en diensten waardoor lonen en prijzen dalen.

Bij de tegenhanger van deflatie – inflatie – kan de centrale bank de opwaardse loon-prijsspriaal doorbreken door de rente verhogen. Doordat geld lenen dan duurder wordt zal de economie afkoelen of zelfs in een recessie raken. De verhoging van de rente naar 20% (!) heeft begin jaren tachtig effectief een einde gemaakt aan de inflatie, door de diepe recessie die dit veroorzaakte.

Het is voor een centrale bank veel lastiger om een eind te maken aan deflatie omdat de rente niet meer verlaagd kan worden omdat zij al op 0% staat. Eigenlijk zou de rente dus negatief moeten zijn maar dat is praktisch natuurlijk onmogelijk [1].

Economen noemen de situatie waarin de Europese [2] economie nu verkeert een ‘liquiditeitsval’. Centrale banken proberen de economie uit het dal te tillen door meer geld in omloop te brengen. Hierdoor hoopt men dat de investeringen toenemen, zodat lonen en prijzen weer gaan stijgen.

Figuur 1 Rente die banken betalen voor een lening van de Amerikaanse centrale bank (FED). In de jaren tachtig was de rente extreem hoog om inflatie te bestrijden, nu is de rente zo goed als nul.

Echt goed werkt dit niet. Er komt wel meer geld in omloop, maar het wordt nauwelijks gebruikt voor de gewenste investeringen en de inflatie blijft laag zoals blijkt in figuur 4. Er zijn ook aanwijzigingen dat geldverruiming de prijs van grondstoffen en aandelen opdrijft. Zeker is dat het extra geld nauwelijks in de economie van de gewone burger terecht komt. Het beste dat je er van kan zeggen is dat het een beetje helpt.

Het Duitse model

Tot nog toe heeft de Europese centrale bank veel minder gebruik gemaakt van geldverruiming dan de Amerikaanse centrale bank. In de Verenigde Staten is geldverruiming een normale geaccepteerde methode, maar in Europa stuit dit op grote weerstand.

De Europese economie is ingericht naar Duits model: de centrale bank is de hoeder van het geld, maar zij heeft slechts één functie: het bewaken van prijsstabiliteit. Volgens deze filosofie mag een centrale bank de hoeveelheid geld niet manipuleren om de economie te stimuleren. Ook mag de politiek op geen enkele manier invloed uitoefenen op de centrale bank. Daarom is het niet toegestaan dat de centrale bank geld uitleent aan een overheid.

Figuur 2 Balans van de Europese centrale bank. Na aanvankelijke groei neemt de hoeveelheid geld toch weer af. De ECB aarzelt met geldverruiming.

De economie moet door marktwerking en geheel op eigen kracht weer gaan groeien. In het Duitse economische denken is er maar één goede manier om een economie goed te laten werken: door het de markt zelf te laten doen. Dit komt voort uit een typisch Duitse vorm van neoliberalisme, het ordoliberalisme.

De ordoliberalen gaan – zoals alle neoliberalen – uit van een centrale positie van de markt. In deze filosofie past het niet dat de overheid geld leent om daarmee de economie te stimuleren, want daarmee veroorzaak je alleen maar een Strohfeuer: een korstondige opleving die niet beklijft.

Ook mag de staat niet ingrijpen in het prijsmechanisme door bijvoorbeeld de rente te manipuleren of zich met de loonontwikkeling te bemoeien. Het is de taak van de staat om door middel van ordnungspolitische Maßnahmen optimale condities te scheppen voor marktwerking. Een van die voorwaarden voor een optimale marktwerking is dat de staat een sluitende begroting heeft.

Figuur 3 Rente die banken betalen voor een lening van de Europese centrale bank (ECB).

Schwarze Null en Schuldenbremse

Ook in Nederland heeft deze manier van denken grote invloed [3]. De Nederlandse regering heeft de afgelopen jaren een recordbedrag bezuinigd: maar liefst zesenveertig miljard euro.

Maar de Duitsers spannen de kroon met hun zuinigheid. Want ondanks het kleine overschot op de overheidsbegroting, weigert de Duitse staat geld vrij te maken voor achterstallig onderhoud. Wegen en bruggen verbrokkelen [4] en er is geen geld om de Energiewende te financieren.

Dat daarvoor geen geld is, komt omdat Wolfgang Schäuble bezig is om een droom van alle Duitse ministers van Financiën tot vervulling te brengen. Hij is de eerste minister sinds 1969, die de kasboeken van de Duitse staat met een schwarze Null kan afsluiten. De Duitse staat geeft precies evenveel uit als er binnenkomt.

Sinds kort is dit zelfs in de grondwet opgenomen: de staat moet een sluitende begroten hebben en mag alleen in uiterste noodgevallen geld lenen. In de wandelgangen staat deze wet bekend als de Schuldenbremse (‘schuldrem’). In Duitsland kan dus zelfs de rechter zich bemoeien met het economisch beleid. Het feit dat het in de grondwet is opgenomen bewijst dat dit een door de Duitse bevolking breed gedragen maatregel is.

Strohfeuer

Ook manipulatie van de rentestand wordt afgekeurd in het Duitse model. Rente is ‘de prijs van geld’ en door deze kunstmatig laag te houden, zou de ECB het prijsmechanisme verstoren.

De lage rente die Zuid-Europese regeringen nu voor hun staatsleningen betalen, is volgens het Duitse model verkeerd omdat hierdoor de druk om te hervormen wegvalt. Alleen door hervormen kan de economie weer sterker worden en zal marktwerking voor groei zorgen. Al het andere is slechts een Strohfeuer.

De Duitsers weten dit uit eigen ervaring. Het Wirtschaftswunder is niet met ‘makkelijk geld’ bereikt, maar door zuinigheid en tüchtige Arbeit. ‘Erst sparen, dann kaufen!‘ is het Duitse motto. Wat ze daarbij vergeten, is dat ze dat deden op een moment dat in andere landen de economie op volle toeren draaide en er dus een markt was voor de Duitse export.

Als een mantra wordt daarom steeds weer herhaald dat landen hun economie moeten hervormen.

Figuur 4 Inflatie in de eurozone.

Neomercantilisme

Hervormen is een combinatie van enerzijds gunstige maatregelen voor bedrijven om hun winstgevendheid te vergroten en anderzijds voor werknemers onplezierige maatregelen, zoals minder baanzekerheid (‘flexibiliteit’) en loonmatiging.

In Zuid-Europa is loondaling zelfs expliciet het doel. Deflatie is in Zuid-Europa dan ook geen vervelend bijverschijnsel maar een doel op zich. De eufemistische term hiervoor is ‘interne devaluatie’ (devaluatie binnen dezelfde valuta).

De waanzin van het economisch beleid in Europa is dat Duitsland en Nederland andere landen geen kans geven om het geld te verdienen waarmee ze hun schuld aan Duitsland en Nederland zouden kunnen afbetalen.

Dit is een vorm van neomercantilisme: landen worden gezien als ondernemingen die in een onderlinge concurrentiestrijd zoveel mogelijk winst proberen te maken. Wat een land ‘verdient’ is het overschot op de betalingsbalans. Wie het meest concurrerend is haalt het grootste marktaandeel (handelsoverschot) en komt als ‘winnaar’ uit de strijd. De verliezers staan bij hem in het krijt.

‘Rijden met de handrem erop’

Terwijl de ECB bezig is (met ontoereikende middelen) de deflatie te bestrijden, is de overheid bezig om deflatie te veroorzaken. Dit is dus de waanzin: aan de ene kant is de centrale bank bezig om de economie te stimuleren, terwijl aan de andere kant de politiek op de Schuldenbremse trapt. Het is als ‘rijden met de handrem er op’: het genereert veel politieke rook, maar de economie komt nauwelijks vooruit.

Hervormen is de oorzaak van de deflatie in de eurozone. Deflatie [5] is het resultaat van economisch beleid. Het is geen vervelend bijverschijnsel, maar doel op zich, althans in Zuid-Europa.

De klacht over gebrek aan hervormingswil in Zuid-Europa en Frankrijk is dan ook een omkering van de werkelijkheid, want hervormen verergert de eurocrisis. Duitsland is niet het goede voorbeeld voor andere landen maar de bron van de problemen.

Willen of kunnen?

Het is niet moeilijk om in te zien wat er moet gebeuren om te zorgen dat we uit de negatieve loon-prijsspiraal komen om een eind te maken aan deflatie.

De lonen in de Noord-Europese landen moeten omhoog. Alleen door een loonstijging kan de negatieve loon-prijsspiraal gestopt worden. Tot deze conclusie was ik eerder al op een andere weg gekomen: de oplossing om uit de eurocrisis te komen is flinke loonsverhoging in Noord-Europa en gelijkblijvend loon in Zuid-Europa.

Daarnaast is het nodig dat de Europese overheid geld leent voor investeringen. Dat het investeringspeil zo laag ligt, komt niet omdat Europa “af is”, want er is genoeg werk te doen. Er is veel achterstallig onderhoud aan de Duitse infrastructuur. Ook willen de Duitsers omschakelen van kernenergie op duurzame energie [6].

En laten we ook niet vergeten dat we ons moeten voorbereiden op de klimaatverandering. Deze investeringen zullen de Duitse economische motor weer op gang brengen. Het zou een mooie gelegenheid zijn voor de Duitsers om te laten zien hoe sterk die Duitse economische motor is door de Europese economie uit het dal te trekken. Dat zou, anders dan de schwarze Null, echt een prestatie van formaat zijn.

Ook vakbonden spelen hierbij een belangrijke rol. In Europees verband moet worden afgesproken dat bonden in Zuid-Europa pas op de plaats maken. Maar zij moeten er dan op kunnen vertrouwen dat bonden in Noord-Europa de komende jaren flinke loonsverhogingen gaan eisen.

Dat de crisis maar niet over wil gaan, komt niet omdat we er niets aan kunnen doen. We kunnen genoeg doen om een einde te maken aan de eurocrisis, maar mercantilistische oogkleppen en de resulterende race om het handelsoverschot verhinderen ons om te zien wat er gedaan moet worden.

Men schroomt in te grijpen in de loonontwikkeling. De staat mag geen geld lenen om te investeren in de economie (‘Strohfeuer). Er is nu geen samenhang tussen monetair beleid en de politiek (‘rijden op handrem’). We doen het niet, niet omdat we het niet kunnen, maar omdat we niet willen.

Deze serie over de eurocrisis wordt eind dit jaar afgesloten met een slotaflevering.

Voetnoten

[1] Dit is niet moeilijk in te zien: als de rente negatief zou zijn kost het geld om geld op de bank te laten staan. Mensen zullen het van bank halen om het weer tussen het linnengoed te bewaren. Voor banken heeft de ECB inmiddels wel negatieve rente ingesteld: maar die zijn dan ook gedwongen om hun geld dat niet wordt geinvesteerd op een rekening van de ECB te storten.
[2] Ik spreek over Europa, Zuid- en Noord-Europa, maar feitelijk gaat het over de eurozone.
[3] Lex Hoogduin illustreerde dit onlangs heel mooi met een uitspraak in het FD van 4 dec: ‘Verdere verlaging van rentes leidt tot zeepbellen en drukt groeipotentie economie’. Een economie heeft dus ‘groeipotentie’ (wat dat dan ook mag zijn) die vergroot moet worden, niet met geld maar door ‘hervormen’.
[4] Aftakeling Duitse wegen en bruggen vormt ook schadepost voor Nederlandse ondernemingen. FD 24 okt 2014, p9.
[5] En het zelfde geldt natuurlijk ook voor het omgekeerde: inflatie.
[6] Duitsland stookt nog steeds bruinkool: de meest vervuilende methode van energieopwekking die bovendien grote kraters slaat in landschap. Hele landschappen worden vernietigd. Ook buurland Nederland ondervindt hiervan hinder door grondwater daling. Zie: TNO-rapport 2007-U-R0225/B

Eerdere afleveringen
  • Deel 1: Frankrijk is de zondebok
  • Deel 2: De prijs van hervormen
  • Deel 3: Europa’s knoflookgrens
  • Deel 4: Loondumping
  • Deel 5: Deflatie (1) – moeten we ons zorgen maken?


Verantwoording

Fig 1: Bron data: Federal Reserve Economic Data
Fig 2: Bron data: ECB
Fig 3: Bron data: ECB
Fig 4: Bron data: OECD
Foto: CC, Joel Abroad: Cheap market, Chinatown, Flickr

Read more...

Een Duitse les

>> Friday, December 5, 2014

Frankrijk wordt belachelijk gemaakt omdat het een te groot begrotingstekort heeft, maar de Nederlandse media zijn zo verblind door het Duitse 'succes' dat ze het echte gevaar niet zien.

Na Griekenland is nu Frankrijk de zondebok voor de eurocrisis. Velen vinden dat de Fransen maar eens goed de oren moet worden gewassen. Het land heeft 'gebrek aan discipline, is arrogant en gevaarlijk voor de euro,' volgens Carla Joosten van Elsevier.

En het Financieel Dagblad schrijft:

Of het nu de borreltafel is of de Tweede kamer, overal wordt van Frankrijk een karikatuur gemaakt; het land staat te boek als boertig, verwend en dommig.

Hoe arrogant en vertekend dit beeld van Frankrijk is wordt treffend geïllustreerd in het Financieel Dagblad van zaterdag 29 november [*] in meerdere artikelen.

De krant opent met de kop ‘Brussel en Dijsselbloem geven schot voor de boeg. Frankrijk stevent af op harde confrontatie over begroting’. Als het Frankrijk niet lukt om voor maart volgend jaar de begroting in orde te krijgen dan loopt het kans op een boete van 4,2 mrd euro. ‘Frankrijk moet op de schop, de Fransen moeten een Duits lesje leren,’ schrijft het FD, en dat is hoog nodig want ‘Frankrijk is een gevaar voor de hele eurozone’.

Welke les moet Frankrijk leren? Daarover laat het FD geen misverstanden ontstaan. Het moet de zelfde hervormingen gaan uitvoeren die Duitsland tot een succes hebben gemaakt. Op het lijstje van maatregelen staat: verlaging van loonkosten, hervormen van werkloosheidsverzekeringen [lees: verkorten en verlagen], activeren van luie jonge werklozen, privatiseren van nutsvoorzieningen, het openbreken van beschermde beroepsvoorzieningen en de onvermijdelijke [sic] openstelling van winkels op zondag.

Iedere econoom die het zout in de pap waard is, weet dat het begrotingstekort het gevolg is van de recessie en het tekort op de handelsbalans. En natuurlijk weten ze dat in Brussel ook. Waarom moet Frankrijk dan toch het begrotingstekort reduceren? Dat het daar ook helemaal niet om gaat blijkt in een ander artikel op pagina 2. Onder de kop ‘En toch beweegt zij: eurozone krijgt meer greep op hervormingen’ wordt uitgelegd dat Frankrijk een soeverein land is, maar …

wie anders dan de Fransen bepalen wat goed voor hen is? Frankrijk laat zich niet de les lezen, niet door Brussel of Berlijn en al helemaal niet door de Engelsen. Dat is de achilleshiel van de eurozone, waar het uiteindelijk niet gaat om de vraag of het tekort van een land een paar tienden van procenten te hoog is, maar of de deelnemende economie voldoende krachtig en flexibel is om mee te kunnen met de rest van de club.

Brussel heeft geen zeggenschap over het binnenlands beleid van landen, maar met het Groei en Stabiliteitspact heeft men een breekijzer om toch binnen te komen. Het begrotingsbeleid is de hefboom waarmee de soevereiniteit van de lidstaten kan worden doorbroken om bovengenoemde neoliberale hervormingen af te dwingen.

Dat het met politiek en niet met economie te maken heeft blijkt uit in het begeleidende artikel op pagina 3 met de titel ‘Eurozone stopt met bezuinigen, maar kan nauwelijks stimuleren’. Hierin wordt uitgelegd dat er nog meer problemen zijn dan alleen Frankrijk: namelijk de handelsoverschotten van Nederland en Duitsland. Maar dat dat de werkelijke oorzaak is van de problemen in Frankrijk en Zuid-Europa wordt niet uitgelegd. Men volstaat met ‘nader onderzoek’ en men heeft het over een rood lampje dat gaat branden voor het Nederlandse overschot van 9.8%.

Met andere woorden, in plaats van de oorzaak van de eurocrisis aan te pakken – de onevenwichtige handelsbalans die het gevolg is van loondumping - zet men liever het rode lampje uit: Frankrijk moet zijn begrotingstekort verkleinen.

Elders in de zelfde krant legt Mathijs Bouman, in zijn wekelijkse column ‘Het radarwerk’, uit dat het dipje in de Duitse economie deze zomer niet betekent dat Duitsland een ernstige ziekte onder de leden heeft maar dat het gaat om een zomergriepje. Het gaat helemaal niet slecht met Duitsland. Sinds het begin van de kredietcrisis is de werkgelegenheid er met 4% toegenomen, terwijl die bij ons met 4% is gedaald. Duitsland is een banenmotor.

Afgelopen maanden rezen er grote twijfels over de kracht van de Duitse economie … Na zich jarenlang schijnbaar moeiteloos te hebben onttrokken aan de economische rampspoed die andere eurolanden trof, was de crisis nu eindelijk ook aangekomen in het kernland van de eurozone. Zwakke eurobroeders wreven zich al in de handen: nu Duitsland ook leed onder de malaise, zouden Angela Merkel en haar orthodoxe economen eindelijk tot inkeer komen en de passie voor pijnlijke bezuinigen en hervormingen laten varen.

Schäuble, de Duitse minister van Financiën, heeft tien miljard euro gereserveerd voor herstel van de infrastructuur. Dat is bedrag is ronduit vrekkig gezien de totale overheidsbegroting van Duitsland en het wordt nota bene uitgesmeerd over vijf jaar! Maar ‘meer zit er niet in en meer is ook niet nodig vindt de Duitser’ schrijft Bouman.

Nog in oktober berichtte het zelfde Financieel Dagblad [**] dat Nederlandse ondernemingen last hebben van de aftakeling van de Duitse infrastructuur: vrachtwagens moeten steeds vaker omrijden omdat bruggen het vrachtverkeer niet meer aan kunnen.

Is dat misschien de Duitse les die Frankrijk moet leren? Voer je eigen economisch beleid en trek je niets aan van je buurlanden?

Verhelderend is ook de verklaring van Bouman voor het ‘zomerdipje’: ‘de sanctie-oorlog in Rusland [maar] ook nulgroei in Frankrijk en recessie in Italië.’ [cursivering van mij] Bovendien is China aan het bezuinigen want luxe auto’s schijnen verboden te worden volgens Bouman.

Door zuinigheid van de Duitsers is de Duitse economie afhankelijk van export naar andere eurolanden en China. Dat is natuurlijk een probleem als die ook gaan bezuinigen, want dan krijgt Duitsland zelf last. Een zomergriepje? Ik denk het niet.

Duitsland, niet Frankrijk is een gevaar voor de Europese economie, alleen niemand wil het zien, zo verblind is men door het Duitse ‘succes’. De Duitse economie is door het op loondumping gebaseerde economisch beleid geheel afhankelijk van de export. Als China een griepje heeft is Duitsland ziek. Ook dwingt ze een van haar belangrijkste klanten – Frankrijk - te bezuinigen en snijdt op die manier in haar eigen vlees. Kan het dommer?

In Nederland en Duitsland maken we liever Frankrijk belachelijk dan de werkelijkheid onder ogen te zien. De echte achilleshiel van Europa is niet Frankrijk, maar dat zijn Duitsland en Nederland die met hun exorbitante handelsoverschot de eurozone destabiliseren. Het wordt tijd dat Duitsland en Nederland eens een Franse les nemen.

Voetnoeten

[*] Ik heb alle artikelen die ik noem in de papieren versie gelezen van Zaterdag 29 november.
[**] Aftakeling Duitse wegen en bruggen vormt ook schadepost voor Nederlandse ondernemingen, FD 24 okt 2014, p9

Verantwoording

Afbeelding: Klaus Friese, DEUTSCHLAND, Flickr

Read more...

De eurocrisis is weer terug (5): Deflatie (1) - moeten we ons zorgen maken?

>> Wednesday, December 3, 2014

Er is bijna geen inflatie meer en in sommige delen van Europa is al sprake van deflatie. Hoe erg is dat, waardoor wordt dit veroorzaakt en wat kan er aan gedaan worden? Deflatie is een complex onderwerp daarom bespreek ik het in twee delen. In deel 5 bespreek ik ‘wat, waar en hoe’ en deel 6 behandel ik ‘oorzaak en oplossing’.

In het begin leek het zo mooi. De euro was een groot succes want in alle landen daalde de inflatie naar het gewenste niveau: net iets onder de 2%. Precies zoals de bedenkers van de munt het hadden bedoeld want de Duitsers hadden hun stabiele munt en in Zuid-Europa was men verlost van de hoge inflatie.

Figuur 1 Inflatie in Zuid-Europa daalt. Tot de kredietcrisis was de inflatie net op of onder de 2%.

De handel in Europa [*] floreerde omdat ze niet meer werd gehinderd door fluctuerende wisselkoersen: van de Scandinavië tot Malta: overal is de euro evenveel waard. Althans, dat dacht men. In werkelijkheid was het succes een grote bubbel zoals ik in de vorige aflevering heb laten zien.

Dankzij de euro kon Noord-Europa door loonmatiging een handelsoverschot opbouwen. De winst daarvan was de brandstof van de vastgoedbubbel in Zuid-Europa. Deze bubbel werd verward met ‘succes’.

Paniekreactie

De Zuid-Europese vastgoedbubbel liep snel leeg. Eerst kwam de kredietcrisis (2008) en direct daarna de Griekse schuldencrisis (2010). Irrationele angst voor staatschulden – zelfs wraakzucht - maakte zich meester van de politiek, vooral in Duitsland en Nederland.

De bezuinigingswoede heeft grote gaten geslagen in de economie. Door de paniek van de politiek is er nu permanente stagnatie in Noord-Europa en een regelrechte depressie in Zuid-Europa. Dit verkrampte streven naar stabiliteit had als paradoxaal resultaat dat de euro destabiliseerde.

Figuur 2 Van stabiliteit naar instabiliteit.

Figuur 2 laat zien hoe na jaren van een stabiliteit de inflatie veranderlijk is geworden. Een paar jaar na het herstel van de kredietcrisis dreigt voor de tweede keer het inflatieniveau onder nul te zakken.

Figuur 3 In Noord-Europa is sprake van lage inflatie.

Terwijl in Noord-Europa slechts sprake is van stagnatie van de prijzen, is in Zuid-Europa sprake van echte deflatie. Tegelijkertijd verkeren Griekenland en Spanje nu al enig jaren in een echte depressie, terwijl Nederland en Duitsland tot nog toe slechts last hadden van recessies. Zodoende dient de vraag zich aan: wat zijn de economische gevolgen van deflatie?

Figuur 4 In Zuid-Europa is sprake van deflatie: de lonen en prijzen dalen.

Bitter medicijn

De vijand heet nu niet meer inflatie maar deflatie. We zijn er zo aan gewend om inflatie te bestrijden dat het nieuwe gevaar nog niet door iedereen wordt onderkend. Echt Serieuze Mensen vertellen ons dan ook dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen.

Figuur 5 Inflatie in Nederland sinds 1972.

Ze maken onderscheid tussen goede en slechte deflatie. Slechte deflatie hadden we tijdens de Grote Depressie, maar nu hebben we goede deflatie want deze is het gevolg van een daling van de olieprijs. De deflatie in Zuid-Europa moet de grote stijging van lonen en prijzen corrigeren die het gevolg was van de bubbeljaren en deze landen weer concurrerend maken.

Het is weliswaar een bitter medicijn maar dat schrijven Echt Serieuze Mensen graag vóór, zolang ze het maar niet zelf hoeven te slikken.

Geld gaat boven alles

Er is iets vreemds aan de aan de hand want de omgekeerde reactie - inflatiegevaar afdoen als onbelangrijk - is ondenkbaar. Deflatie vinden we minder gevaarlijk dan inflatie. Dat komt in de eerste plaats omdat de getallen minder bedreigend zijn. We zitten om en nabij de 0%, dat voelt veel stabieler dan iets dat naar het oneindige kan stijgen. Het idee dat prijzen ook kunnen dalen, voelt daarom niet bedreigend aan, gewend als we zijn aan inflatie.

Maar het komt ook door de taal. Uit onderzoek blijkt dat taal ons denken beïnvloedt. De manier van spreken over deflatie geeft ons een vals gevoel van veiligheid: zeggen dat ‘alles goedkoper wordt’ klinkt minder bedreigend dan de term ‘geldontwaarding’ die we bij inflatie gebruiken.

En ten slotte is er nog een politieke reden waarom de reactie op deflatie veel minder fel is dan op inflatie. Mensen met (heel) veel geld hebben, anders dan bij inflatie, geen last van deflatie. Zij oefenen daarom geen druk uit op de politiek om er wat aan te doen. Geld gaat nou eenmaal boven alles. Als het minder waard wordt is de wereld te klein, maar als het meer waard wordt is er niets aan de hand. Althans dat denken we.

De geldillusie

Deflatie heeft niet alleen economische gevolgen, maar - minstens zo belangrijk - ook psychologische consequenties.

Het standaardverhaal over de gevolgen van deflatie is altijd dat men aankopen uitstelt omdat de prijzen dalen. En de standaardreactie van economen is dan altijd dat het niets uitmaakt want ook als er sprake is van inflatie hebben mensen reden om aankopen uit te stellen. Door de rente kan het lucratiever zijn om je geld op de bank te laten staan. Het hangt allemaal af van de reële rente: als de rente hoger is dan het inflatiepercentage loont uitstel van aankoop.

Volgens Mathijs Bouman is er daarom geen magische grens bij 0% inflatie. In een rekenvoorbeeld laat hij zien dat ook als er inflatie is, uitstel van een aankoop gunstig kan zijn. Stel een spaarrekening levert 4% op, terwijl de inflatie 2.5% is. Dan heb je ook voordeel van uitstel van aankoop, want de reële rente is dan 4 – 2.5 = 1.5%. Maar wat Bouman vergeet is dat de meeste mensen geen econoom zijn, en dat het psychologische effect van inflatie anders is dan van deflatie.

De nominale daling (het bedrag) van de prijzen is belangrijker dan de reële daling (de waarde) omdat mensen deze waarnemen. Alleen economen, zoals Mathijs Bouman, zijn anders dan gewone mensen in staat om door de getallen heen te kijken. Gewone mensen zien bedragen, niet de ‘echte’ waarde van de dingen. Dit is wat Irwin Fisher de ‘money illusion’ noemde.

Door de geldillusie zien mensen niet wat er werkelijk gebeurt. Men laat zich misleiden door de bedragen, en daarom maakt het wel degelijk uit of prijzen dalen in het geval van deflatie - dit geen economie maar psychologie.

Lonen

Nog veel belangrijker dan dalende prijzen zijn dalende lonen, niet alleen voor de beleving maar ook voor de economie. Hoe belangrijk het is, is te lezen in dit relaas van een Japanner die de deflatie heeft meegemaakt in Japan. Bij daling van het loon is het psychologische effect van geld nog groter.

Als het nominale loon even hard daalt als de prijzen blijft het reële loon gelijk maar dat voelt voor mensen niet zo. Voor economen blijft alles wel hetzelfde en in de koopkrachtmodellen worden geen effecten gemeten. Maar mensen van vlees en bloed reageren er natuurlijk wel op. Het maakt nogal wat uit voor de beslissing om (grote) aankopen te doen als je weet dat je loon minder kan worden.

En er is nog een ander effect: anders dan bij inflatie treft deflatie vooral arme mensen. Een loonsverlaging treft vooral mensen in lagere functies zonder vaste aanstelling. De pijn wordt veel oneerlijker verdeeld. De vermogensbezitter is spekkoper: hoe groter het vermogen, hoe groter het voordeel. De consumptie zal nog verder dalen waardoor de economie in een negatieve loon-prijsspiraal raakt.

Schulden maken wordt bestraft

Maar er zijn nog meer problemen met deflatie: iedereen die een schuld heeft ziet de reële waarde van de schuld toenemen. Hoe langer je wacht met aflossen, hoe moeilijker het wordt, waardoor iedereen zal proberen schulden zo snel mogelijk af te lossen. Ook hierdoor daalt de consumptie.

Voor de overheid mag de rente dan wel bijna 0% zijn maar consumptieve kredieten en kredieten voor ondernemers zijn dat niet. Dit geldt sterker voor kleine ondernemingen dan voor grote, omdat die doorgaans een hogere rente betalen.

En vergeet ook de hypotheken niet: het is niet moeilijk te voorspellen wat de gevolgen zijn voor de huizenmarkt. Hoe hoger de deflatie hoe hoger de reële rente, hoe zwaarder het aflossen van een schuld wordt. Wie geld wil lenen voor een huis, beseft dat zijn of haar schuld op den duur steeds moeilijker is af te lossen.

En alsof het niet genoeg is, er is nóg een negatief gevolg van deflatie: de investeringen zullen afnemen. Ondernemers gaan minder investeren omdat ze liever geen nieuwe schulden maken. Op schuld staat door de deflatie een extra straf.

Al deze factoren, de geld-illusie, de daling van loon en de straf op schuld zorgen er voor dat economische groei door deflatie wordt geremd.

Europa is geen Japan

Economen waarschuwen voor een ‘Japanscenario’: een lange periode van stagnatie die wordt gekenmerkt door zwakke banken, weinig of geen groei en deflatie. Japan kwam niet meer uit de recessie waarin het in de jaren negentig was geraakt door het inzakken van een vastgoedbubbel. Geen plezierig vooruitzicht maar het land functioneert nog wel.

Maar Europa is Japan niet. Europa is geen land met een bevolking dat zich ‘Europees’ voelt en voor Europa offers wil brengen. Integendeel: in de meeste landen krijgen nationalisten en populisten steeds meer politieke invloed. Zelfs het Japanscenario is voor Europa geen optie en als het economisch beleid niet verandert zal de EU in chaos uiteenvallen.

In het volgende deel meer over de oorzaak van deflatie (en inflatie) en hoe we een negatieve loon-prijsspiraal kunnen voorkomen.

Eerdere afleveringen

Voetnoot

[*] Voor het gemak spreek ik over ‘Europa’ – maar het gaat natuurlijk over de landen in de eurozone. In Noord-Europa liggen de crediteurlanden – met onder andere Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Finland. En in Zuid-Europa liggen de schuldenlanden met Portugal, Spanje, Italië en Griekenland, maar Ierland en België vallen daar ook onder. Jesse Frederik lost dit probleem op door te spreken over ‘Groot-Griekenland’ en ‘Groot-Duitsland’.

Verantwoording

Figuur 1, 3, 4: OECD, Dataset: Consumer Prices (MEI)
Figuur 2: OECD, Dataset: G20 – CPI All items
Figuur 5: CBS Historische reeksen, Dataset: inflatie.
Uitgelichte figuur: Christopher Sessums, We Are Cheaper Discount HiFi Storefront, Flickr (cc)

Read more...

About This Blog

  © Blogger templates Sunset by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP