De eurocrisis is weer terug (5): Deflatie (1) - moeten we ons zorgen maken?
>> Wednesday, December 3, 2014
Er is bijna geen inflatie meer en in sommige delen van Europa is al sprake van deflatie. Hoe erg is dat, waardoor wordt dit veroorzaakt en wat kan er aan gedaan worden? Deflatie is een complex onderwerp daarom bespreek ik het in twee delen. In deel 5 bespreek ik ‘wat, waar en hoe’ en deel 6 behandel ik ‘oorzaak en oplossing’.
In het begin leek het zo mooi. De euro was een groot succes want in alle landen daalde de inflatie naar het gewenste niveau: net iets onder de 2%. Precies zoals de bedenkers van de munt het hadden bedoeld want de Duitsers hadden hun stabiele munt en in Zuid-Europa was men verlost van de hoge inflatie.
Figuur 1 Inflatie in Zuid-Europa daalt. Tot de kredietcrisis was de inflatie net op of onder de 2%.
De handel in Europa [*] floreerde omdat ze niet meer werd gehinderd door fluctuerende wisselkoersen: van de Scandinavië tot Malta: overal is de euro evenveel waard. Althans, dat dacht men. In werkelijkheid was het succes een grote bubbel zoals ik in de vorige aflevering heb laten zien.
Dankzij de euro kon Noord-Europa door loonmatiging een handelsoverschot opbouwen. De winst daarvan was de brandstof van de vastgoedbubbel in Zuid-Europa. Deze bubbel werd verward met ‘succes’.
Paniekreactie
De Zuid-Europese vastgoedbubbel liep snel leeg. Eerst kwam de kredietcrisis (2008) en direct daarna de Griekse schuldencrisis (2010). Irrationele angst voor staatschulden – zelfs wraakzucht - maakte zich meester van de politiek, vooral in Duitsland en Nederland.
De bezuinigingswoede heeft grote gaten geslagen in de economie. Door de paniek van de politiek is er nu permanente stagnatie in Noord-Europa en een regelrechte depressie in Zuid-Europa. Dit verkrampte streven naar stabiliteit had als paradoxaal resultaat dat de euro destabiliseerde.
Figuur 2 Van stabiliteit naar instabiliteit.
Figuur 2 laat zien hoe na jaren van een stabiliteit de inflatie veranderlijk is geworden. Een paar jaar na het herstel van de kredietcrisis dreigt voor de tweede keer het inflatieniveau onder nul te zakken.
Figuur 3 In Noord-Europa is sprake van lage inflatie.
Terwijl in Noord-Europa slechts sprake is van stagnatie van de prijzen, is in Zuid-Europa sprake van echte deflatie. Tegelijkertijd verkeren Griekenland en Spanje nu al enig jaren in een echte depressie, terwijl Nederland en Duitsland tot nog toe slechts last hadden van recessies. Zodoende dient de vraag zich aan: wat zijn de economische gevolgen van deflatie?
Figuur 4 In Zuid-Europa is sprake van deflatie: de lonen en prijzen dalen.
Bitter medicijn
De vijand heet nu niet meer inflatie maar deflatie. We zijn er zo aan gewend om inflatie te bestrijden dat het nieuwe gevaar nog niet door iedereen wordt onderkend. Echt Serieuze Mensen vertellen ons dan ook dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen.
Figuur 5 Inflatie in Nederland sinds 1972.
Ze maken onderscheid tussen goede en slechte deflatie. Slechte deflatie hadden we tijdens de Grote Depressie, maar nu hebben we goede deflatie want deze is het gevolg van een daling van de olieprijs. De deflatie in Zuid-Europa moet de grote stijging van lonen en prijzen corrigeren die het gevolg was van de bubbeljaren en deze landen weer concurrerend maken.
Het is weliswaar een bitter medicijn maar dat schrijven Echt Serieuze Mensen graag vóór, zolang ze het maar niet zelf hoeven te slikken.
Geld gaat boven alles
Er is iets vreemds aan de aan de hand want de omgekeerde reactie - inflatiegevaar afdoen als onbelangrijk - is ondenkbaar. Deflatie vinden we minder gevaarlijk dan inflatie. Dat komt in de eerste plaats omdat de getallen minder bedreigend zijn. We zitten om en nabij de 0%, dat voelt veel stabieler dan iets dat naar het oneindige kan stijgen. Het idee dat prijzen ook kunnen dalen, voelt daarom niet bedreigend aan, gewend als we zijn aan inflatie.
Maar het komt ook door de taal. Uit onderzoek blijkt dat taal ons denken beïnvloedt. De manier van spreken over deflatie geeft ons een vals gevoel van veiligheid: zeggen dat ‘alles goedkoper wordt’ klinkt minder bedreigend dan de term ‘geldontwaarding’ die we bij inflatie gebruiken.
En ten slotte is er nog een politieke reden waarom de reactie op deflatie veel minder fel is dan op inflatie. Mensen met (heel) veel geld hebben, anders dan bij inflatie, geen last van deflatie. Zij oefenen daarom geen druk uit op de politiek om er wat aan te doen. Geld gaat nou eenmaal boven alles. Als het minder waard wordt is de wereld te klein, maar als het meer waard wordt is er niets aan de hand. Althans dat denken we.
De geldillusie
Deflatie heeft niet alleen economische gevolgen, maar - minstens zo belangrijk - ook psychologische consequenties.
Het standaardverhaal over de gevolgen van deflatie is altijd dat men aankopen uitstelt omdat de prijzen dalen. En de standaardreactie van economen is dan altijd dat het niets uitmaakt want ook als er sprake is van inflatie hebben mensen reden om aankopen uit te stellen. Door de rente kan het lucratiever zijn om je geld op de bank te laten staan. Het hangt allemaal af van de reële rente: als de rente hoger is dan het inflatiepercentage loont uitstel van aankoop.
Volgens Mathijs Bouman is er daarom geen magische grens bij 0% inflatie. In een rekenvoorbeeld laat hij zien dat ook als er inflatie is, uitstel van een aankoop gunstig kan zijn. Stel een spaarrekening levert 4% op, terwijl de inflatie 2.5% is. Dan heb je ook voordeel van uitstel van aankoop, want de reële rente is dan 4 – 2.5 = 1.5%. Maar wat Bouman vergeet is dat de meeste mensen geen econoom zijn, en dat het psychologische effect van inflatie anders is dan van deflatie.
De nominale daling (het bedrag) van de prijzen is belangrijker dan de reële daling (de waarde) omdat mensen deze waarnemen. Alleen economen, zoals Mathijs Bouman, zijn anders dan gewone mensen in staat om door de getallen heen te kijken. Gewone mensen zien bedragen, niet de ‘echte’ waarde van de dingen. Dit is wat Irwin Fisher de ‘money illusion’ noemde.
Door de geldillusie zien mensen niet wat er werkelijk gebeurt. Men laat zich misleiden door de bedragen, en daarom maakt het wel degelijk uit of prijzen dalen in het geval van deflatie - dit geen economie maar psychologie.
Lonen
Nog veel belangrijker dan dalende prijzen zijn dalende lonen, niet alleen voor de beleving maar ook voor de economie. Hoe belangrijk het is, is te lezen in dit relaas van een Japanner die de deflatie heeft meegemaakt in Japan. Bij daling van het loon is het psychologische effect van geld nog groter.
Als het nominale loon even hard daalt als de prijzen blijft het reële loon gelijk maar dat voelt voor mensen niet zo. Voor economen blijft alles wel hetzelfde en in de koopkrachtmodellen worden geen effecten gemeten. Maar mensen van vlees en bloed reageren er natuurlijk wel op. Het maakt nogal wat uit voor de beslissing om (grote) aankopen te doen als je weet dat je loon minder kan worden.
En er is nog een ander effect: anders dan bij inflatie treft deflatie vooral arme mensen. Een loonsverlaging treft vooral mensen in lagere functies zonder vaste aanstelling. De pijn wordt veel oneerlijker verdeeld. De vermogensbezitter is spekkoper: hoe groter het vermogen, hoe groter het voordeel. De consumptie zal nog verder dalen waardoor de economie in een negatieve loon-prijsspiraal raakt.
Schulden maken wordt bestraft
Maar er zijn nog meer problemen met deflatie: iedereen die een schuld heeft ziet de reële waarde van de schuld toenemen. Hoe langer je wacht met aflossen, hoe moeilijker het wordt, waardoor iedereen zal proberen schulden zo snel mogelijk af te lossen. Ook hierdoor daalt de consumptie.
Voor de overheid mag de rente dan wel bijna 0% zijn maar consumptieve kredieten en kredieten voor ondernemers zijn dat niet. Dit geldt sterker voor kleine ondernemingen dan voor grote, omdat die doorgaans een hogere rente betalen.
En vergeet ook de hypotheken niet: het is niet moeilijk te voorspellen wat de gevolgen zijn voor de huizenmarkt. Hoe hoger de deflatie hoe hoger de reële rente, hoe zwaarder het aflossen van een schuld wordt. Wie geld wil lenen voor een huis, beseft dat zijn of haar schuld op den duur steeds moeilijker is af te lossen.
En alsof het niet genoeg is, er is nóg een negatief gevolg van deflatie: de investeringen zullen afnemen. Ondernemers gaan minder investeren omdat ze liever geen nieuwe schulden maken. Op schuld staat door de deflatie een extra straf.
Al deze factoren, de geld-illusie, de daling van loon en de straf op schuld zorgen er voor dat economische groei door deflatie wordt geremd.
Europa is geen Japan
Economen waarschuwen voor een ‘Japanscenario’: een lange periode van stagnatie die wordt gekenmerkt door zwakke banken, weinig of geen groei en deflatie. Japan kwam niet meer uit de recessie waarin het in de jaren negentig was geraakt door het inzakken van een vastgoedbubbel. Geen plezierig vooruitzicht maar het land functioneert nog wel.
Maar Europa is Japan niet. Europa is geen land met een bevolking dat zich ‘Europees’ voelt en voor Europa offers wil brengen. Integendeel: in de meeste landen krijgen nationalisten en populisten steeds meer politieke invloed. Zelfs het Japanscenario is voor Europa geen optie en als het economisch beleid niet verandert zal de EU in chaos uiteenvallen.
In het volgende deel meer over de oorzaak van deflatie (en inflatie) en hoe we een negatieve loon-prijsspiraal kunnen voorkomen.
Eerdere afleveringen
Voetnoot
[*] Voor het gemak spreek ik over ‘Europa’ – maar het gaat natuurlijk over de landen in de eurozone. In Noord-Europa liggen de crediteurlanden – met onder andere Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Finland. En in Zuid-Europa liggen de schuldenlanden met Portugal, Spanje, Italië en Griekenland, maar Ierland en België vallen daar ook onder. Jesse Frederik lost dit probleem op door te spreken over ‘Groot-Griekenland’ en ‘Groot-Duitsland’.
Verantwoording
Figuur 1, 3, 4: OECD, Dataset: Consumer Prices (MEI)
Figuur 2: OECD, Dataset: G20 – CPI All items
Figuur 5: CBS Historische reeksen, Dataset: inflatie.
Uitgelichte figuur: Christopher Sessums, We Are Cheaper Discount HiFi Storefront, Flickr (cc)
In het begin leek het zo mooi. De euro was een groot succes want in alle landen daalde de inflatie naar het gewenste niveau: net iets onder de 2%. Precies zoals de bedenkers van de munt het hadden bedoeld want de Duitsers hadden hun stabiele munt en in Zuid-Europa was men verlost van de hoge inflatie.
Figuur 1 Inflatie in Zuid-Europa daalt. Tot de kredietcrisis was de inflatie net op of onder de 2%.
De handel in Europa [*] floreerde omdat ze niet meer werd gehinderd door fluctuerende wisselkoersen: van de Scandinavië tot Malta: overal is de euro evenveel waard. Althans, dat dacht men. In werkelijkheid was het succes een grote bubbel zoals ik in de vorige aflevering heb laten zien.
Dankzij de euro kon Noord-Europa door loonmatiging een handelsoverschot opbouwen. De winst daarvan was de brandstof van de vastgoedbubbel in Zuid-Europa. Deze bubbel werd verward met ‘succes’.
Paniekreactie
De Zuid-Europese vastgoedbubbel liep snel leeg. Eerst kwam de kredietcrisis (2008) en direct daarna de Griekse schuldencrisis (2010). Irrationele angst voor staatschulden – zelfs wraakzucht - maakte zich meester van de politiek, vooral in Duitsland en Nederland.
De bezuinigingswoede heeft grote gaten geslagen in de economie. Door de paniek van de politiek is er nu permanente stagnatie in Noord-Europa en een regelrechte depressie in Zuid-Europa. Dit verkrampte streven naar stabiliteit had als paradoxaal resultaat dat de euro destabiliseerde.
Figuur 2 Van stabiliteit naar instabiliteit.
Figuur 2 laat zien hoe na jaren van een stabiliteit de inflatie veranderlijk is geworden. Een paar jaar na het herstel van de kredietcrisis dreigt voor de tweede keer het inflatieniveau onder nul te zakken.
Figuur 3 In Noord-Europa is sprake van lage inflatie.
Terwijl in Noord-Europa slechts sprake is van stagnatie van de prijzen, is in Zuid-Europa sprake van echte deflatie. Tegelijkertijd verkeren Griekenland en Spanje nu al enig jaren in een echte depressie, terwijl Nederland en Duitsland tot nog toe slechts last hadden van recessies. Zodoende dient de vraag zich aan: wat zijn de economische gevolgen van deflatie?
Figuur 4 In Zuid-Europa is sprake van deflatie: de lonen en prijzen dalen.
Bitter medicijn
De vijand heet nu niet meer inflatie maar deflatie. We zijn er zo aan gewend om inflatie te bestrijden dat het nieuwe gevaar nog niet door iedereen wordt onderkend. Echt Serieuze Mensen vertellen ons dan ook dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen.
Figuur 5 Inflatie in Nederland sinds 1972.
Ze maken onderscheid tussen goede en slechte deflatie. Slechte deflatie hadden we tijdens de Grote Depressie, maar nu hebben we goede deflatie want deze is het gevolg van een daling van de olieprijs. De deflatie in Zuid-Europa moet de grote stijging van lonen en prijzen corrigeren die het gevolg was van de bubbeljaren en deze landen weer concurrerend maken.
Het is weliswaar een bitter medicijn maar dat schrijven Echt Serieuze Mensen graag vóór, zolang ze het maar niet zelf hoeven te slikken.
Geld gaat boven alles
Er is iets vreemds aan de aan de hand want de omgekeerde reactie - inflatiegevaar afdoen als onbelangrijk - is ondenkbaar. Deflatie vinden we minder gevaarlijk dan inflatie. Dat komt in de eerste plaats omdat de getallen minder bedreigend zijn. We zitten om en nabij de 0%, dat voelt veel stabieler dan iets dat naar het oneindige kan stijgen. Het idee dat prijzen ook kunnen dalen, voelt daarom niet bedreigend aan, gewend als we zijn aan inflatie.
Maar het komt ook door de taal. Uit onderzoek blijkt dat taal ons denken beïnvloedt. De manier van spreken over deflatie geeft ons een vals gevoel van veiligheid: zeggen dat ‘alles goedkoper wordt’ klinkt minder bedreigend dan de term ‘geldontwaarding’ die we bij inflatie gebruiken.
En ten slotte is er nog een politieke reden waarom de reactie op deflatie veel minder fel is dan op inflatie. Mensen met (heel) veel geld hebben, anders dan bij inflatie, geen last van deflatie. Zij oefenen daarom geen druk uit op de politiek om er wat aan te doen. Geld gaat nou eenmaal boven alles. Als het minder waard wordt is de wereld te klein, maar als het meer waard wordt is er niets aan de hand. Althans dat denken we.
De geldillusie
Deflatie heeft niet alleen economische gevolgen, maar - minstens zo belangrijk - ook psychologische consequenties.
Het standaardverhaal over de gevolgen van deflatie is altijd dat men aankopen uitstelt omdat de prijzen dalen. En de standaardreactie van economen is dan altijd dat het niets uitmaakt want ook als er sprake is van inflatie hebben mensen reden om aankopen uit te stellen. Door de rente kan het lucratiever zijn om je geld op de bank te laten staan. Het hangt allemaal af van de reële rente: als de rente hoger is dan het inflatiepercentage loont uitstel van aankoop.
Volgens Mathijs Bouman is er daarom geen magische grens bij 0% inflatie. In een rekenvoorbeeld laat hij zien dat ook als er inflatie is, uitstel van een aankoop gunstig kan zijn. Stel een spaarrekening levert 4% op, terwijl de inflatie 2.5% is. Dan heb je ook voordeel van uitstel van aankoop, want de reële rente is dan 4 – 2.5 = 1.5%. Maar wat Bouman vergeet is dat de meeste mensen geen econoom zijn, en dat het psychologische effect van inflatie anders is dan van deflatie.
De nominale daling (het bedrag) van de prijzen is belangrijker dan de reële daling (de waarde) omdat mensen deze waarnemen. Alleen economen, zoals Mathijs Bouman, zijn anders dan gewone mensen in staat om door de getallen heen te kijken. Gewone mensen zien bedragen, niet de ‘echte’ waarde van de dingen. Dit is wat Irwin Fisher de ‘money illusion’ noemde.
Door de geldillusie zien mensen niet wat er werkelijk gebeurt. Men laat zich misleiden door de bedragen, en daarom maakt het wel degelijk uit of prijzen dalen in het geval van deflatie - dit geen economie maar psychologie.
Lonen
Nog veel belangrijker dan dalende prijzen zijn dalende lonen, niet alleen voor de beleving maar ook voor de economie. Hoe belangrijk het is, is te lezen in dit relaas van een Japanner die de deflatie heeft meegemaakt in Japan. Bij daling van het loon is het psychologische effect van geld nog groter.
Als het nominale loon even hard daalt als de prijzen blijft het reële loon gelijk maar dat voelt voor mensen niet zo. Voor economen blijft alles wel hetzelfde en in de koopkrachtmodellen worden geen effecten gemeten. Maar mensen van vlees en bloed reageren er natuurlijk wel op. Het maakt nogal wat uit voor de beslissing om (grote) aankopen te doen als je weet dat je loon minder kan worden.
En er is nog een ander effect: anders dan bij inflatie treft deflatie vooral arme mensen. Een loonsverlaging treft vooral mensen in lagere functies zonder vaste aanstelling. De pijn wordt veel oneerlijker verdeeld. De vermogensbezitter is spekkoper: hoe groter het vermogen, hoe groter het voordeel. De consumptie zal nog verder dalen waardoor de economie in een negatieve loon-prijsspiraal raakt.
Schulden maken wordt bestraft
Maar er zijn nog meer problemen met deflatie: iedereen die een schuld heeft ziet de reële waarde van de schuld toenemen. Hoe langer je wacht met aflossen, hoe moeilijker het wordt, waardoor iedereen zal proberen schulden zo snel mogelijk af te lossen. Ook hierdoor daalt de consumptie.
Voor de overheid mag de rente dan wel bijna 0% zijn maar consumptieve kredieten en kredieten voor ondernemers zijn dat niet. Dit geldt sterker voor kleine ondernemingen dan voor grote, omdat die doorgaans een hogere rente betalen.
En vergeet ook de hypotheken niet: het is niet moeilijk te voorspellen wat de gevolgen zijn voor de huizenmarkt. Hoe hoger de deflatie hoe hoger de reële rente, hoe zwaarder het aflossen van een schuld wordt. Wie geld wil lenen voor een huis, beseft dat zijn of haar schuld op den duur steeds moeilijker is af te lossen.
En alsof het niet genoeg is, er is nóg een negatief gevolg van deflatie: de investeringen zullen afnemen. Ondernemers gaan minder investeren omdat ze liever geen nieuwe schulden maken. Op schuld staat door de deflatie een extra straf.
Al deze factoren, de geld-illusie, de daling van loon en de straf op schuld zorgen er voor dat economische groei door deflatie wordt geremd.
Europa is geen Japan
Economen waarschuwen voor een ‘Japanscenario’: een lange periode van stagnatie die wordt gekenmerkt door zwakke banken, weinig of geen groei en deflatie. Japan kwam niet meer uit de recessie waarin het in de jaren negentig was geraakt door het inzakken van een vastgoedbubbel. Geen plezierig vooruitzicht maar het land functioneert nog wel.
Maar Europa is Japan niet. Europa is geen land met een bevolking dat zich ‘Europees’ voelt en voor Europa offers wil brengen. Integendeel: in de meeste landen krijgen nationalisten en populisten steeds meer politieke invloed. Zelfs het Japanscenario is voor Europa geen optie en als het economisch beleid niet verandert zal de EU in chaos uiteenvallen.
In het volgende deel meer over de oorzaak van deflatie (en inflatie) en hoe we een negatieve loon-prijsspiraal kunnen voorkomen.
Eerdere afleveringen
- Deel 1: Frankrijk is de zondebok
- Deel 2: De prijs van hervormen
- Deel 3: Europa’s knoflookgrens
- Deel 4: Loondumping
Voetnoot
[*] Voor het gemak spreek ik over ‘Europa’ – maar het gaat natuurlijk over de landen in de eurozone. In Noord-Europa liggen de crediteurlanden – met onder andere Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Finland. En in Zuid-Europa liggen de schuldenlanden met Portugal, Spanje, Italië en Griekenland, maar Ierland en België vallen daar ook onder. Jesse Frederik lost dit probleem op door te spreken over ‘Groot-Griekenland’ en ‘Groot-Duitsland’.
Verantwoording
Figuur 1, 3, 4: OECD, Dataset: Consumer Prices (MEI)
Figuur 2: OECD, Dataset: G20 – CPI All items
Figuur 5: CBS Historische reeksen, Dataset: inflatie.
Uitgelichte figuur: Christopher Sessums, We Are Cheaper Discount HiFi Storefront, Flickr (cc)
0 comments:
Post a Comment