Joseph Vogl en de eeuwige macht van het kapitaal
>> Saturday, July 9, 2016
Het is tegenwoordig mode om te beweren dat de tijd van de natiestaat voorbij is (1,2,3,4,5). De democratie wordt ondermijnd door globalisatie en de macht van de markt. In zijn onlangs verschenen boek Het financiële regime stelt Joseph Vogl dat dat altijd al zo is geweest: al sinds de opkomst van de Italiaanse stadstaten in de late Middeleeuwen is er een symbiose tussen staat en het kapitaal.
De gemiddelde lezer van Sargasso zal nu misschien een geeuw onderdrukken. Maar ik waag het toch om vraagtekens te zetten bij Vogl’s verhaal over de macht van de financiële markten in de moderne tijd, vanaf de Tweede Wereldoorlog. Ik reageer in dit artikel op het interview van Vogl, afgenomen door Koen Haegens, dat een paar weken geleden in de Groene Amsterdammer (15 juni 2016) verscheen [1].
De macht van het kapitaal
Het mechanisme waarmee het kapitaal [2] macht kan uitoefenen over de staat is eenvoudig. Als een staat meer geld uitgeeft dan het door belasting kan innen, moet zij het verschil lenen op de kapitaalmarkt. Vooral in moeilijke tijden krijgt deze daardoor grote invloed omdat de schulden dan hard oplopen, bijvoorbeeld na een financiële crisis of tijdens een oorlog:
Met die constatering van Vogl ben ik het van harte eens, maar dan is dan wel belangrijk dat we dat mechanisme waarmee het kapitaal haar macht uitoefent goed begrijpen. Ik zal laten zien dat het verhaal van Vogl niet klopt voor de periode na de Tweede Wereldoorlog en dat de macht van de markt over de staat niet kan werken zoals Vogl beschrijft, ook niet als de staat kampt met (grote) financieringstekorten.
De drie tijdperken van de macht van het kapitaal
We kunnen de geschiedenis, met betrekking tot de machtsverhouding tussen kapitaal en staat indelen in drie tijdperken. Tijdens het eerste tijdperk, dat eindigt met de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog hebben de financiële markten grote macht. Dit is het tijdperk van de goudstandaard. In het tweede tijdperk zijn alle munten gekoppeld aan de dollar, dit is tijd van het Bretton Woods stelsel. De financiële markten hebben dan weinig macht. Deze periode eindigt met de crisis van de jaren zeventig in de nasleep waarvan de financiële markten de macht weer terugveroveren. In deze derde fase, de postdemocratische fase, leven we nu.
De goudstandaard
Vogl’s theorie over de macht van de financiële markten is correct voor wat betreft de eerste fase: door de goudstandaard is de staat voor de waarde van het geld volledig afhankelijk van de markt. Zodra de markt vermoedt dat de staat haar schuld niet kan terug betalen ontstaat er een vlucht in goud of andere munten. De maatregelen die een overheid kan nemen zijn dan heel beperkt. Door verhoging van rente kan de munt aantrekkelijker gemaakt worden en door bezuinigen vermindert haar kredietbehoefte. Beide maatregelen hebben echter ook tot gevolg dat de economie in een recessie raakt.
Het is niet moeilijk om in te zien dat financiële markten onder deze omstandigheden grote macht hebben en dat de beleidsruimte voor de staat heel beperkt is. Deze fase eindigt voor Nederland op 27 september 1936, toen het als laatste land de gulden loskoppelde van de goudstandaard. Het is dus juist wat Vogl over Nederland beweert: we waren ook toen het braafste jongetje in de kapitalistische klas.
De goudstandaard was een van de belangrijkste oorzaken voor de Grote Depressie en de crisis kon pas gekeerd worden toen men deze losliet. Voor Duitsland en Japan was het toen al te laat.
Bretton Woods
Wijs geworden door de chaos waarmee de goudstandaard eindigde, wordt na de Tweede Wereldoorlog in Bretton Woods vastgelegd wat de waarde van elke munt is. Deze wordt uitgedrukt in dollars, en de dollar is op zijn beurt weer gekoppeld aan goud. Om speculatie te voorkomen is alle kapitaalverkeer aan strenge regels gebonden. De stelling van Vogl, dat de financiële markten macht hebben over de staat gaat dus niet op voor deze periode.
Door de veel geringere invloed van de financiële markten is dit de gouden tijd van de gemengde markteconomie. De economische groei is groter dan in periode daarvoor en daarna en er is voldoende werkgelegenheid. Er zijn bovendien geen grote economische crises. De meeste Westerse landen bouwen in die jaren een verzorgingsstaat op. Democratisch gekozen overheden luisteren beter naar de wensen van het volk als het kapitaal minder macht heeft.
Postdemocratie
Begin jaren zeventig valt Bretton Woods uiteen. Na het verdwijnen van het stelsel ligt de waarde van een munt niet meer vast. De munt 'zweeft’ dan. Men spreekt ook wel over fiatgeld. Ook dit heeft gevolgen voor de macht van de financiële markten, maar anders dan Vogl veronderstelt. Hoewel munten zwevend zijn en de waarde dus door de markt wordt bepaald, is verlies van vertrouwen – en de overeenkomstige daling van de wisselkoers – niet zonder meer ongunstig. Een ondergewaardeerde munt maakt een land goedkoper waardoor het beter kan concurreren op de wereldmarkt.
Bovendien is er een veel fundamentelere verandering in vergelijking met de vorige twee periodes: omdat een munt voor zijn waarde niet meer afhankelijk is van externe factoren – goud of de dollar – hoeft de staat ook niet meer te lenen. Want waarom zou ze dit nog doen als zij het geld zelf uitgeeft? Alleen als zij buitenlandse valuta nodig heeft, moet de staat deze nog lenen van een geldschieter.
Dit is de aanvang van de derde postdemocratische periode waarin de financiële markten weer macht over de staat hebben. Waarom dat zo is, maakt Vogl niet duidelijk, want het mechanisme dat markten onder de goudstandaard macht gaf over de staat – dreigen met staatsbankroet – bestaat niet meer. Nu wordt het verhaal interessant, maar Vogl ziet hier blijkbaar geen probleem.
Neoliberale mythe
Dit is dus het probleem: waarom lenen landen geld als zij dat zelf uitgeven? De reden die meestal wordt genoemd is dat als zij dit niet zouden doen, dus 'geld drukken' om de schuld te betalen, dit (hyper-)inflatie zou veroorzaken. De argumenten hiervoor komen echter van het monetarisme van Milton Friedman. Deze theorie veronderstelt dat er een directe relatie is tussen de hoeveelheid geld en inflatie. De inflatie in de jaren zeventig werd volgens Friedman veroorzaakt omdat overheden, volgens goed Keynesiaans gebruik, de geldpers aanzetten om de crisis van die jaren te bestrijden.
Het drukken van geld kan echter niet de oorzaak zijn van de inflatie van de jaren zeventig, en ook in het algemeen is dat niet de oorzaak van (hyper-)inflatie. De kwantitatieve theorie van geld is bewezen onjuist. Ook de kreet ‘geld drukken’, meestal denigrerend gebruikt, is onzinnig. De inflatie werd niet veroorzaakt doordat de staat de geldpers aanzette, maar doordat de stijging van de olieprijs volledig werd gecompenseerd in de lonen (automatische prijscompensatie). De theorie van het monetarisme – dat de inflatie gecontroleerd kan worden door de hoeveelheid geld die in omloop is te manipuleren – is definitief afgeschreven, zoals ook de theorie dat de zon om de aarde draait niet meer serieus wordt genomen.
Het lijkt er echter op dat Vogl hier nog wel vanuit gaat. Hoe kan het anders dat hij nog steeds macht toekent aan de financiële markten omdat deze de schulden van de staat moeten financieren? Sinds de invoering van fiatgeld is dat niet meer nodig. Met andere woorden, het mechanisme dat er volgens Vogl voor zorgt dat financiële markten macht hebben over de staat, bestaat helemaal niet.
Dat hij van deze misvatting uitgaat is overigens wel begrijpelijk, want wie het economisch nieuws volgt zou niet beter weten dan dat de zon om de aarde draait. In 2010 tot 2013 werden bezuinigingen onderbouwt met de stelling dat als we niet bezuinigen de rente gaat oplopen. De staat schrijft nog steeds leningen uit alsof de goudstandaard nog bestaat en mijn prijst zich dan gelukkig dat de rente zo laag is.
Allemaal onzin. Het is wonderlijk, maar iedereen, die beter zou moeten weten, blijft zich gedragen alsof we nog leven onder de goudstandaard. Het vast houden aan deze rituelen is een expressie van de neoliberale mythe: het geloof dat de staat afhankelijk is van de markt. Deze mythe is wijdverspreid onder beleidsmakers, economen en journalisten. "We hebben geen andere keuze", zegt men dan.
En de euro dan?
De situatie voor landen die de euro gebruiken is wat complexer. Een euroland dat een begrotingstekort heeft moet het ontbrekende geld namelijk wel lenen op de kapitaalmarkt. Dat de financiële markten daardoor grote invloed hebben bleek tijdens de schuldencrisis in 2010 tot 2012 [4]. Landen waar financiers geen vertrouwen in hadden werden gestraft met een extreem hoge rente. Eurolanden doen er dan ook alles aan om hun financiers ter wille te zijn: uitgaven worden gesnoeid, uitkeringen verlaagd en de arbeidsmarkt wordt geflexibiliseerd.
Ook nu is Nederland weer het braafste jongetje van de klas (op Duitsland na) en mag daarom voor haar leningen een zeer lage rente betalen: ‘Nederland [wordt] gezien als een van de meest kredietwaardige landen in Europa’ stelt Niek Nahuis, directeur van het Agentschap van de Generale Thesaurie. Tegenwoordig is de rente zelfs negatief en we kunnen er geld aan verdienen.
Dat deskundigen, hoge functionarissen van de schatkist, politici en economen dit soort uitspraken kunnen doen zonder te hoeven vrezen voor hun baan, is veelzeggend. Wie weet dat een land dat zijn eigen munt uitgeeft, niet afhankelijk is van inkomsten uit rente, beseft hoe vreemd dit is. De enige reden dat wij afhankelijk zijn van leningen is omdat wij daar voor gekozen hebben. Om lid te worden van de eurozone moet een land een verdrag ondertekenen waarin het afstand doet van het recht om zelf haar eigen geld uit te geven. De enige instanties die geld maken zijn de centrale bank (de ECB) en alle commerciële banken die daar een licentie voor hebben en onder toezicht staan van de ECB. Het gevolg is dat een land hierdoor zichzelf afhankelijk maakt van de kapitaalmarkten: banken, en investeerders die obligaties kopen. Deze kunnen nu regeringen dwingen om te bezuinigen en voor henzelf gunstige en voor de burger ongunstige hervormingen uit te voeren
De grote vraag die Vogl, en ieder ander die een eind wil maken aan de macht van het kapitaal moet beantwoorden is: waarom doen landen dit? Waarom staat een land haar soevereine macht af aan anonieme, op geld beluste bankiers en investeerders? De meest gunstige verklaring die ik kan bedenken is dat de politiek nog in monetaristische termen denkt. Domheid dus. Wie wel weet waar het over gaat en er baat bij heeft houdt wijselijk zijn mond.
Conclusie
Wie wil strijden tegen onderdrukking moet goed begrijpen hoe de macht van de onderdrukker werkt. Uit wat ik gelezen heb van Vogl blijkt echter dat hij dat niet goed begrijpt. Een moderne staat is niet afhankelijk van financiële markten, tenzij zij daar zelf voor kiest. Ook is het Vogl ontgaan dat er wel degelijk een tijd is geweest dat de financiële markten door strenge regelgeving geen macht over de staat hadden en dat Colin Crouch terecht de term postdemocratie gebruikt om onze tijd te beschrijven.
De vraag die ik liever beantwoord zou willen zien, is waarom landen vanaf de jaren tachtig de financiële markten stelselmatig hebben gedereguleerd en waarom zij het recht om geld uit te geven, uit handen hebben gegeven en doen alsof de goudstandaard nog van kracht is. Het lijkt er eerder op dat ook Vogl zelf betoverd is door de neoliberale mythe over geld en de macht van het kapitaal, net als onze politieke en journalistieke elites die eveneens nalaten dit uit te leggen. In zekere zin draagt hij daarom bij aan die macht.
Noten
1 Het interview is afgenomen ter gelegenheid van het uitkomen van een boek van Vogl over dit onderwerp Het financiële regime. (Boom, 2016)
Voor alle duidelijkheid: dit artikel is een reactie op het interview, het is geen recensie van het boek want ik heb zijn boek (nog) niet gelezen. Ik baseer mij op het interview en op interviews en besprekingen in Duitse bladen.
Alle citaten komen uit het interview van Koen Haegens. Ik heb wat uitgebreider geciteerd omdat het artikel achter een betaalmuur staat. Schroom echter niet om een bezoek te brengen aan de bibliotheek, deze zijn nog niet wegbezuinigd onder druk van de financiële marken – maar wacht niet te lang, want ze hebben wel degelijk macht!
2 In het interview wordt de term niet gebruikt. Ik gebruik de term hier in de een losse betekenis. Kapitaal is voor economen meer dan vermogen. Het is bezit dat inkomsten produceert: fabrieken, merknamen, patenten, enz. Vaak wordt de term echter in de veel beperktere betekenis van ‘vermogen’ gebruikt, zoals ik hier doe. Varoufakis bekritiseert Piketty daarom. Zie onder punt 2 (pdf): Conflating wealth with capital.
3 Op de voorbeelden die Vogl noemt van landen die door financiële markten op de knieën worden gedwongen valt nog wel wat te zeggen.
Griekenland: dat land geeft niet haar eigen geld uit en moet de facto in buitenlands geld lenen. Zie mijn uitleg over de euro. Pas als je begrijpt hoe fiatgeld werkt is duidelijk hoe zinloos het leed van de Grieken is en hoe dom de Europese beleidsmakers bezig zijn.
Argentinië: Argentinië had haar munt gekoppeld aan de dollar, daarmee verloor zij de soevereiniteit over de munt. De situatie is dus vergelijkbaar met de Euro. Voor een goede uitleg
Brazilië: wat er in Brazilië is gebeurd heeft ook niets te maken met financiering van begrotingstekorten. Maar het is zondermeer wel juist financiële en andere (bedrijfs-) economische belangen prevaleren boven de democratie. Voor een goed uitleg zie dit artikel van Andreas Nölke.
4 De ECB heeft hier uiteindelijk een eind aan gemaakt toen zij begon met het opkopen van staatsschulden. Niet direct van de landen want dat is per verdrag verboden, maar via de markt, dat mag wel. Waar het om gaat is dat de ECB iets is gaan doen wat centrale banken normaal altijd doen voor hun landen: voorkomen dat de staat bankroet gaat. Dat kan omdat de euro, voor alle landen gezamelijk immers ook fiatgeld is. De rente is nu in de hele eurozone weer extreem laag en de macht van de financiële markten is gebroken, althans voor wat betreft dit mechanisme. Alleen voor Griekenland wordt een uitzondering gemaakt, waarmee zij laat zien wie in de eurozone de staat werkelijk controleert.
Afbeelding: Daniel Lobo: Lucha contra el capital, Flickr (CC)
De gemiddelde lezer van Sargasso zal nu misschien een geeuw onderdrukken. Maar ik waag het toch om vraagtekens te zetten bij Vogl’s verhaal over de macht van de financiële markten in de moderne tijd, vanaf de Tweede Wereldoorlog. Ik reageer in dit artikel op het interview van Vogl, afgenomen door Koen Haegens, dat een paar weken geleden in de Groene Amsterdammer (15 juni 2016) verscheen [1].
De macht van het kapitaal
Het mechanisme waarmee het kapitaal [2] macht kan uitoefenen over de staat is eenvoudig. Als een staat meer geld uitgeeft dan het door belasting kan innen, moet zij het verschil lenen op de kapitaalmarkt. Vooral in moeilijke tijden krijgt deze daardoor grote invloed omdat de schulden dan hard oplopen, bijvoorbeeld na een financiële crisis of tijdens een oorlog:
We leven in een wereld waarin altijd één groot spook rondwaart: de kapitaalvlucht. Zodra staten zich niet meer kunnen financieren, gaat hun kredietstatus omlaag, worden hun schulden duurder en stevenen ze al snel af op een staatsbankroet. Denk aan Argentinië. Of recenter, aan Brazilië. Om zo’n doemscenario te voorkomen, worden landen gedwongen tot een soort schoonheidswedstrijd. Ze moeten de financiële markten ervan zien te overtuigen dat zij hun schulden kunnen aflossen. Dat schept natuurlijk een enorm dilemma. Politici moeten aan de ene kant luisteren naar de stem des volks, anderzijds verantwoording afleggen aan een internationaal financieel publiek. Deze niet op te lossen tegenstelling, dat is wat we nu al jaren in een land als Griekenland zien.[3]De ondermijning van de democratische staat is bovendien geen recent verschijnsel volgens Vogl. Hij heeft dan ook kritiek op Colin Crouch omdat deze spreekt over postdemocratie, omdat dat impliceert dat het ooit anders is geweest. Dat is onjuist volgens Vogl. Al sinds de late Middeleeuwen is er sprake van een symbiose tussen financiële markten en de staat. In plaats van postdemocratie kunnen we daarom beter van ‘parademocratie’ spreken. Het idee dat er een scheiding is tussen staat en financiële markten, tussen politiek en economie is een liberale legende:
In grote stappen beent [Vogl] door de economische geschiedenis heen, om te laten zien dat er eigenlijk niets nieuws onder de zon is. De financiële markten nemen de macht over? Nee hoor, die bezitten ze al lang. Vanaf het prille ontstaan van de moderne nationale staat moesten koningen hun zeggenschap delen met schuldeisers.Over Nederland zegt Vogl:
‘Niet voor niets noemde Marx Nederland de “kapitalistische modelstaat”. In de Republiek gingen economische belangen en publieke overheidstaken hand in hand. Rijke patriciërs bestuurden steden […] Er was in Nederland al vanaf de zestiende eeuw een ware explosie van schulden gaande. Die werden mogelijk gemaakt door een gestage stroom inkomstenHet is belangrijk volgens Vogl dat we de macht die het kapitaal heeft over de staat zichtbaar maken zodat we hier een eind aan kunnen maken.
Met die constatering van Vogl ben ik het van harte eens, maar dan is dan wel belangrijk dat we dat mechanisme waarmee het kapitaal haar macht uitoefent goed begrijpen. Ik zal laten zien dat het verhaal van Vogl niet klopt voor de periode na de Tweede Wereldoorlog en dat de macht van de markt over de staat niet kan werken zoals Vogl beschrijft, ook niet als de staat kampt met (grote) financieringstekorten.
De drie tijdperken van de macht van het kapitaal
We kunnen de geschiedenis, met betrekking tot de machtsverhouding tussen kapitaal en staat indelen in drie tijdperken. Tijdens het eerste tijdperk, dat eindigt met de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog hebben de financiële markten grote macht. Dit is het tijdperk van de goudstandaard. In het tweede tijdperk zijn alle munten gekoppeld aan de dollar, dit is tijd van het Bretton Woods stelsel. De financiële markten hebben dan weinig macht. Deze periode eindigt met de crisis van de jaren zeventig in de nasleep waarvan de financiële markten de macht weer terugveroveren. In deze derde fase, de postdemocratische fase, leven we nu.
De goudstandaard
Vogl’s theorie over de macht van de financiële markten is correct voor wat betreft de eerste fase: door de goudstandaard is de staat voor de waarde van het geld volledig afhankelijk van de markt. Zodra de markt vermoedt dat de staat haar schuld niet kan terug betalen ontstaat er een vlucht in goud of andere munten. De maatregelen die een overheid kan nemen zijn dan heel beperkt. Door verhoging van rente kan de munt aantrekkelijker gemaakt worden en door bezuinigen vermindert haar kredietbehoefte. Beide maatregelen hebben echter ook tot gevolg dat de economie in een recessie raakt.
Het is niet moeilijk om in te zien dat financiële markten onder deze omstandigheden grote macht hebben en dat de beleidsruimte voor de staat heel beperkt is. Deze fase eindigt voor Nederland op 27 september 1936, toen het als laatste land de gulden loskoppelde van de goudstandaard. Het is dus juist wat Vogl over Nederland beweert: we waren ook toen het braafste jongetje in de kapitalistische klas.
De goudstandaard was een van de belangrijkste oorzaken voor de Grote Depressie en de crisis kon pas gekeerd worden toen men deze losliet. Voor Duitsland en Japan was het toen al te laat.
Bretton Woods
Wijs geworden door de chaos waarmee de goudstandaard eindigde, wordt na de Tweede Wereldoorlog in Bretton Woods vastgelegd wat de waarde van elke munt is. Deze wordt uitgedrukt in dollars, en de dollar is op zijn beurt weer gekoppeld aan goud. Om speculatie te voorkomen is alle kapitaalverkeer aan strenge regels gebonden. De stelling van Vogl, dat de financiële markten macht hebben over de staat gaat dus niet op voor deze periode.
Door de veel geringere invloed van de financiële markten is dit de gouden tijd van de gemengde markteconomie. De economische groei is groter dan in periode daarvoor en daarna en er is voldoende werkgelegenheid. Er zijn bovendien geen grote economische crises. De meeste Westerse landen bouwen in die jaren een verzorgingsstaat op. Democratisch gekozen overheden luisteren beter naar de wensen van het volk als het kapitaal minder macht heeft.
Postdemocratie
Begin jaren zeventig valt Bretton Woods uiteen. Na het verdwijnen van het stelsel ligt de waarde van een munt niet meer vast. De munt 'zweeft’ dan. Men spreekt ook wel over fiatgeld. Ook dit heeft gevolgen voor de macht van de financiële markten, maar anders dan Vogl veronderstelt. Hoewel munten zwevend zijn en de waarde dus door de markt wordt bepaald, is verlies van vertrouwen – en de overeenkomstige daling van de wisselkoers – niet zonder meer ongunstig. Een ondergewaardeerde munt maakt een land goedkoper waardoor het beter kan concurreren op de wereldmarkt.
Bovendien is er een veel fundamentelere verandering in vergelijking met de vorige twee periodes: omdat een munt voor zijn waarde niet meer afhankelijk is van externe factoren – goud of de dollar – hoeft de staat ook niet meer te lenen. Want waarom zou ze dit nog doen als zij het geld zelf uitgeeft? Alleen als zij buitenlandse valuta nodig heeft, moet de staat deze nog lenen van een geldschieter.
Dit is de aanvang van de derde postdemocratische periode waarin de financiële markten weer macht over de staat hebben. Waarom dat zo is, maakt Vogl niet duidelijk, want het mechanisme dat markten onder de goudstandaard macht gaf over de staat – dreigen met staatsbankroet – bestaat niet meer. Nu wordt het verhaal interessant, maar Vogl ziet hier blijkbaar geen probleem.
Neoliberale mythe
Dit is dus het probleem: waarom lenen landen geld als zij dat zelf uitgeven? De reden die meestal wordt genoemd is dat als zij dit niet zouden doen, dus 'geld drukken' om de schuld te betalen, dit (hyper-)inflatie zou veroorzaken. De argumenten hiervoor komen echter van het monetarisme van Milton Friedman. Deze theorie veronderstelt dat er een directe relatie is tussen de hoeveelheid geld en inflatie. De inflatie in de jaren zeventig werd volgens Friedman veroorzaakt omdat overheden, volgens goed Keynesiaans gebruik, de geldpers aanzetten om de crisis van die jaren te bestrijden.
Het drukken van geld kan echter niet de oorzaak zijn van de inflatie van de jaren zeventig, en ook in het algemeen is dat niet de oorzaak van (hyper-)inflatie. De kwantitatieve theorie van geld is bewezen onjuist. Ook de kreet ‘geld drukken’, meestal denigrerend gebruikt, is onzinnig. De inflatie werd niet veroorzaakt doordat de staat de geldpers aanzette, maar doordat de stijging van de olieprijs volledig werd gecompenseerd in de lonen (automatische prijscompensatie). De theorie van het monetarisme – dat de inflatie gecontroleerd kan worden door de hoeveelheid geld die in omloop is te manipuleren – is definitief afgeschreven, zoals ook de theorie dat de zon om de aarde draait niet meer serieus wordt genomen.
Het lijkt er echter op dat Vogl hier nog wel vanuit gaat. Hoe kan het anders dat hij nog steeds macht toekent aan de financiële markten omdat deze de schulden van de staat moeten financieren? Sinds de invoering van fiatgeld is dat niet meer nodig. Met andere woorden, het mechanisme dat er volgens Vogl voor zorgt dat financiële markten macht hebben over de staat, bestaat helemaal niet.
Dat hij van deze misvatting uitgaat is overigens wel begrijpelijk, want wie het economisch nieuws volgt zou niet beter weten dan dat de zon om de aarde draait. In 2010 tot 2013 werden bezuinigingen onderbouwt met de stelling dat als we niet bezuinigen de rente gaat oplopen. De staat schrijft nog steeds leningen uit alsof de goudstandaard nog bestaat en mijn prijst zich dan gelukkig dat de rente zo laag is.
Allemaal onzin. Het is wonderlijk, maar iedereen, die beter zou moeten weten, blijft zich gedragen alsof we nog leven onder de goudstandaard. Het vast houden aan deze rituelen is een expressie van de neoliberale mythe: het geloof dat de staat afhankelijk is van de markt. Deze mythe is wijdverspreid onder beleidsmakers, economen en journalisten. "We hebben geen andere keuze", zegt men dan.
En de euro dan?
De situatie voor landen die de euro gebruiken is wat complexer. Een euroland dat een begrotingstekort heeft moet het ontbrekende geld namelijk wel lenen op de kapitaalmarkt. Dat de financiële markten daardoor grote invloed hebben bleek tijdens de schuldencrisis in 2010 tot 2012 [4]. Landen waar financiers geen vertrouwen in hadden werden gestraft met een extreem hoge rente. Eurolanden doen er dan ook alles aan om hun financiers ter wille te zijn: uitgaven worden gesnoeid, uitkeringen verlaagd en de arbeidsmarkt wordt geflexibiliseerd.
Ook nu is Nederland weer het braafste jongetje van de klas (op Duitsland na) en mag daarom voor haar leningen een zeer lage rente betalen: ‘Nederland [wordt] gezien als een van de meest kredietwaardige landen in Europa’ stelt Niek Nahuis, directeur van het Agentschap van de Generale Thesaurie. Tegenwoordig is de rente zelfs negatief en we kunnen er geld aan verdienen.
Dat deskundigen, hoge functionarissen van de schatkist, politici en economen dit soort uitspraken kunnen doen zonder te hoeven vrezen voor hun baan, is veelzeggend. Wie weet dat een land dat zijn eigen munt uitgeeft, niet afhankelijk is van inkomsten uit rente, beseft hoe vreemd dit is. De enige reden dat wij afhankelijk zijn van leningen is omdat wij daar voor gekozen hebben. Om lid te worden van de eurozone moet een land een verdrag ondertekenen waarin het afstand doet van het recht om zelf haar eigen geld uit te geven. De enige instanties die geld maken zijn de centrale bank (de ECB) en alle commerciële banken die daar een licentie voor hebben en onder toezicht staan van de ECB. Het gevolg is dat een land hierdoor zichzelf afhankelijk maakt van de kapitaalmarkten: banken, en investeerders die obligaties kopen. Deze kunnen nu regeringen dwingen om te bezuinigen en voor henzelf gunstige en voor de burger ongunstige hervormingen uit te voeren
De grote vraag die Vogl, en ieder ander die een eind wil maken aan de macht van het kapitaal moet beantwoorden is: waarom doen landen dit? Waarom staat een land haar soevereine macht af aan anonieme, op geld beluste bankiers en investeerders? De meest gunstige verklaring die ik kan bedenken is dat de politiek nog in monetaristische termen denkt. Domheid dus. Wie wel weet waar het over gaat en er baat bij heeft houdt wijselijk zijn mond.
Conclusie
Wie wil strijden tegen onderdrukking moet goed begrijpen hoe de macht van de onderdrukker werkt. Uit wat ik gelezen heb van Vogl blijkt echter dat hij dat niet goed begrijpt. Een moderne staat is niet afhankelijk van financiële markten, tenzij zij daar zelf voor kiest. Ook is het Vogl ontgaan dat er wel degelijk een tijd is geweest dat de financiële markten door strenge regelgeving geen macht over de staat hadden en dat Colin Crouch terecht de term postdemocratie gebruikt om onze tijd te beschrijven.
De vraag die ik liever beantwoord zou willen zien, is waarom landen vanaf de jaren tachtig de financiële markten stelselmatig hebben gedereguleerd en waarom zij het recht om geld uit te geven, uit handen hebben gegeven en doen alsof de goudstandaard nog van kracht is. Het lijkt er eerder op dat ook Vogl zelf betoverd is door de neoliberale mythe over geld en de macht van het kapitaal, net als onze politieke en journalistieke elites die eveneens nalaten dit uit te leggen. In zekere zin draagt hij daarom bij aan die macht.
Noten
1 Het interview is afgenomen ter gelegenheid van het uitkomen van een boek van Vogl over dit onderwerp Het financiële regime. (Boom, 2016)
Voor alle duidelijkheid: dit artikel is een reactie op het interview, het is geen recensie van het boek want ik heb zijn boek (nog) niet gelezen. Ik baseer mij op het interview en op interviews en besprekingen in Duitse bladen.
Alle citaten komen uit het interview van Koen Haegens. Ik heb wat uitgebreider geciteerd omdat het artikel achter een betaalmuur staat. Schroom echter niet om een bezoek te brengen aan de bibliotheek, deze zijn nog niet wegbezuinigd onder druk van de financiële marken – maar wacht niet te lang, want ze hebben wel degelijk macht!
2 In het interview wordt de term niet gebruikt. Ik gebruik de term hier in de een losse betekenis. Kapitaal is voor economen meer dan vermogen. Het is bezit dat inkomsten produceert: fabrieken, merknamen, patenten, enz. Vaak wordt de term echter in de veel beperktere betekenis van ‘vermogen’ gebruikt, zoals ik hier doe. Varoufakis bekritiseert Piketty daarom. Zie onder punt 2 (pdf): Conflating wealth with capital.
3 Op de voorbeelden die Vogl noemt van landen die door financiële markten op de knieën worden gedwongen valt nog wel wat te zeggen.
Griekenland: dat land geeft niet haar eigen geld uit en moet de facto in buitenlands geld lenen. Zie mijn uitleg over de euro. Pas als je begrijpt hoe fiatgeld werkt is duidelijk hoe zinloos het leed van de Grieken is en hoe dom de Europese beleidsmakers bezig zijn.
Argentinië: Argentinië had haar munt gekoppeld aan de dollar, daarmee verloor zij de soevereiniteit over de munt. De situatie is dus vergelijkbaar met de Euro. Voor een goede uitleg
Brazilië: wat er in Brazilië is gebeurd heeft ook niets te maken met financiering van begrotingstekorten. Maar het is zondermeer wel juist financiële en andere (bedrijfs-) economische belangen prevaleren boven de democratie. Voor een goed uitleg zie dit artikel van Andreas Nölke.
4 De ECB heeft hier uiteindelijk een eind aan gemaakt toen zij begon met het opkopen van staatsschulden. Niet direct van de landen want dat is per verdrag verboden, maar via de markt, dat mag wel. Waar het om gaat is dat de ECB iets is gaan doen wat centrale banken normaal altijd doen voor hun landen: voorkomen dat de staat bankroet gaat. Dat kan omdat de euro, voor alle landen gezamelijk immers ook fiatgeld is. De rente is nu in de hele eurozone weer extreem laag en de macht van de financiële markten is gebroken, althans voor wat betreft dit mechanisme. Alleen voor Griekenland wordt een uitzondering gemaakt, waarmee zij laat zien wie in de eurozone de staat werkelijk controleert.
Afbeelding: Daniel Lobo: Lucha contra el capital, Flickr (CC)
0 comments:
Post a Comment