Prinsjesdag en de mythe van de schaarse middelen
>> Thursday, September 29, 2016
Tijdens Prinsjesdag wordt de begroting van de overheid voor volgend jaar gepresenteerd. Zoals altijd zal er weer veel met miljarden worden gegoocheld.
In de politiek gaat het om ‘keuzes maken in schaarste’ zoals Mark Rutte het onlangs in Zomergasten uitdrukte. Over welke schaarste heeft hij het, en waar gaat het bij Prinsjesdag werkelijk om?
Afbeelding: the dutch royal family loves me!. Foto: Pixel Addict (cc)
Deze post is eerder verschenen op Sargasso.nl
Ondanks zijn hoge functie is Mark Rutte een bescheiden en keurige liberaal. Wie hem in Zomergasten heeft gezien weet dat hij niet machtshongerig is en dat hij het als zijn taak ziet schaarse middelen zo goed mogelijk te verdelen. Ook zijn collega’s denken er zo over. Sander Dekker bijvoorbeeld weigerde onlangs in te gaan op een verzoek van de nieuwe omroepbaas Shula Rijxman om het budget voor de omroep met vijftig miljoen te verhogen. Zijn motivatie :
Mij gaat het nu niet om de vraag of dit een terechte keuze is – ik denk het niet – maar om een andere vraag: wat zijn die schaarse middelen?
Meer dan cijferfetisjisme en economisme
Vandaag - op Prinsjesdag - wordt de Rijksbegroting gepresenteerd. Het gaat dan om geld, het schaarse middel van Dekker en Rutte. Geld is niet alles en er wordt vaak terecht geklaagd over ‘cijferfetisjisme’ of economisme, zoals Jesse Klaver het noemt. Maar ook deze kritiek gaat volgens mij niet ver genoeg. Er is iets veel fundamenteler fout aan deze discussie. Wie het woord schaarste opzoekt op Wikipedia ziet dat het niet over geld gaat maar over essentiële zaken als voedsel, grondstoffen en energie; en over productiemiddelen zoals fabrieken, machines en arbeid. Geld is niet essentieel, je kunt het niet eten of er huizen van bouwen [2].
Als we dit toepassen op Dekkers bewering dat hij moet woekeren met schaarse middelen dan is de vraag: aan welke middelen – voedsel, grondstoffen, energie of productiemiddelen – hebben wij een tekort? Welk middel is zo schaars dat Sander Dekker kan beweren dat we er in Nederland te weinig van hebben voor zoiets belangrijks en essentieels als informatievoorziening?
Want dit is het vreemde: Nederland is een land van melk en honing. Er is meer dan genoeg voedsel voor iedereen. Sterker nog: we zijn een van de grootste voedselexporteurs ter wereld. Dankzij onze innovatieve ondernemers kunnen we alles produceren wat we nodig hebben en wat we teveel hebben exporteren we in ruil voor waar we niet genoeg van hebben. Beter nog: we produceren zelfs meer dan we consumeren en hebben groot exportoverschot . En ook arbeid is zeker geen schaars ‘middel’ want er is al jarenlang sprake van hoge werkloosheid; deze mensen aan de zijlijn willen dolgraag werken.
Geen geld?
Ondanks al deze overvloed zeggen politici dat ze moeten woekeren met schaarse middelen. Dat klinkt verstandig omdat het lijkt op de definitie van economie: De economie bestudeert keuzes die mensen maken bij de productie, consumptie en distributie van schaarse goederen en diensten. Daarom kunnen politici de mantra van de schaarse middelen ongestraft aanroepen, want de meesten van ons hebben niet echt begrepen waarom het gaat in de economie: wij denken dat geld het schaarse middel is. Liberalen die streven naar een kleine overheid maken daar handig misbruik van.
Dat het misverstand zo hardnekkig is, komt omdat het voor ons gewone stervelingen wel opgaat. Wie te veel uitgeeft, gaat failliet. Als burger of bedrijf moeten we dagelijks pijnlijk keuzes maken. Geld is de manier waarop wij uitdrukking geven aan schaarste. Alles waar veel vraag naar is en dat maar spaarzaam gemaakt kan worden, is duur en omgekeerd, daar waar weinig vraag naar is en wat in overvloed wordt aangeboden, is goedkoop.
Het is dus wel begrijpelijk dat we denken dat dit ook voor de overheid geldt. Maar het is onjuist want de overheid geeft haar eigen geld uit. Precies dit punt is de reden waarom de staat niet behandeld kan worden als bedrijf, en dit is ook de reden waarom bezuinigen door de staat zo slecht is voor de economie, althans onder de huidige omstandigheden [3]. Het enige middel waar de overheid nu juist geen tekort aan heeft, is geld.
Goudstandaard
Wie begrijpt dat het bij ’s lands economie om meer gaat dan optellen en aftrekken, begrijpt ook waarom de euro zo slecht is voor onze economie. De euro is een munt waarover de Nederlandse Staat geen controle heeft [4]. Wij hebben de zeggenschap overgedragen aan de Europese Centrale Bank (ECB). De euro is de facto buitenlands geld, dat de Nederlandse Staat alleen kan verkrijgen door het te lenen van banken en of van de ECB – en dat laatste is bij wet verboden. Dat de overheid moet bezuinigen heeft dus niets met economie maar alles met politiek te maken [5]. Nederland is, dankzij de euro, gedwongen om zich op te stellen als een bedrijf of privépersoon.
De manier waarop de euro is opgezet heeft tot gevolg dat ons geld functioneert als onder de goudstandaard. De munt moest onder de goudstandaard altijd converteerbaar blijven met een bepaalde hoeveelheid goud. Dat betekende dat de staat niet zomaar geld kon uitgeven, want als zij meer geld in omloop bracht daalde de waarde ervan ten opzichte van goud. De staat had daarom geen controle over de hoeveelheid geld die zij in omloop kon brengen. Zij moest handelen als elk ander ‘gewoon’ bedrijf en kon de crisis daardoor niet bestrijden. Het vasthouden aan de goudstandaard heeft mede geleid tot de grootste ramp in de moderne geschiedenis: de Tweede Wereldoorlog.
Hyperinflatie
Maar, zo stelt men altijd op dit moment in de discussie, je kan toch niet zomaar de geldpers laten draaien om de economie op gang te helpen? Dat leidt tot hyperinflatie. De standaardvoorbeelden zijn dan altijd Weimar, Zimbabwe en de jaren zeventig.
Het antwoord daarop is dat dit onjuist is. Wie zich verdiept in wat er precies gebeurde in Weimar en Zimbabwe zal zien dat dit mijn argument over de werking van geld juist ondersteunt. Er was in deze landen op het moment van hyperinflatie wel degelijk sprake van een groot te kort aan schaarse middelen. De overvloed aan geld die werd gedrukt was een gevolg van dat tekort. Ook tijdens de economische crisis in de jaren zeventig, toen de inflatie ook hoog opliep, was iets dergelijks aan de hand. Ik bespreek achtereenvolgens deze drie voorbeelden.
Weimar
De grote hoeveelheid geld die werd gedrukt was een gevolg, geen oorzaak van de hyperinflatie. De inflatie ontstond doordat een groot deel van het Ruhrgebied, waar een belangrijk deel van de Duitse industrie was gevestigd, werd bezet. Met andere woorden: de industriële productiecapaciteit werd abrupt gereduceerd en er ontstond grote schaarste aan veel producten. De enige manier om te voorkomen dat er dan inflatie ontstaat is door de consumptie in gelijke mate te laten dalen, dus door de lonen flink te verlagen. Dat is politiek en praktisch onhaalbaar. Als de prijzen stijgen, stijgen de lonen mee en dit resulteert bij grote schaarste in hyperinflatie.
Zimbabwe
Begin deze eeuw besloot Mugabe om landbouwgrond die voor een grootdeel in handen was van blanke boeren – een erfenis van het racistische bewind van Ian Smith – te confisqueren om het te verdelen onder zijn aanhangers. Oud-strijders zijn echter niet automatisch ook goede boeren. Hierdoor daalde de agrarische productie met 45% . Ook hier zien we weer het zelfde patroon: door een abrupte ineenstorting van de productiecapaciteit – de productie van voedsel in dit geval –stijgen de prijzen. Het is onmogelijk om de lonen daarbij aan te passen. Ook hier is de hyperinflatie geen gevolg van het drukken van geld maar van het wegvallen van een groot deel van de economie.
Stagflatie
De crisis in de jaren zeventig wordt vaak aangehaald als bewijs dat het stimuleren van de economie door de ‘de geldpers aan te zetten’ hoge inflatie veroorzaakt. Het was ook het bewijs dat Keynesianisme niet werkt. Maar wat is er precies gebeurd in die jaren?
De oorzaak van de crisis was de verhoging van de olieprijs. Er waren twee crises, een in 1973 en een in 1979. Tijdens de eerste crisis werd de prijs van olie met 70% verhoogd terwijl de productie met 5% werd verlaagd. Tijdens de tweede crisis werd de prijs nog een keer verdrievoudigd.
De fout die toen werd gemaakt is dat de prijsstijgingen die hiervan het gevolg waren, gecompenseerd werden in de lonen. Dat had niet mogen gebeuren. De zogenaamde automatische prijscompensatie was de oorzaak van de hoge inflatie. Ook hier zien we het zelfde patroon: er ontstaat schaarste aan een essentieel product (energie). Dit verzaakt prijsstijgingen omdat de consumptie niet daalde door loonsverhoging. De gevolgen hiervan waren minder heftig dan wat er in Zimbabwe en Weimar gebeurde maar het leidde wel tot hoge inflatie.
Oorlog
De politiek gelooft overigens zelf niet in de strenge monetaire regels die zij predikt. De regel dat geld niet zomaar kan worden ‘bijgedrukt’, wordt namelijk in tijden van nood altijd losgelaten. Dit is vreemd als je bedenkt dat als een regel echt belangrijk is voor het goed functioneren van de economie, zij juist tijdens een crisis zou moeten worden gehandhaafd. Dat was al zo met de goudstandaard: bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gingen alle Europese landen los van de goudstandaard.
Oorlog veroorzaakt inflatie, niet door het drukken van geld, maar om exact de zelfde reden als in Weimar en Zimbabwe: ook tijdens een oorlog ontstaat gebrek aan grondstoffen en productiecapaciteit. Deze zijn nodig voor de oorlog: soldaten moeten ook eten en groot deel van de industriële productiecapaciteit wordt gebruikt voor oorlogsdoeleinden.
De monetaire regels worden selectief toepast. Telkens wanneer de nood écht aan de man is, zoals tijdens een oorlog, zijn ze alleen maar lastig en worden terzijde geschoven. Dat doet men niet voor minder belangrijke zaken zoals werkloosheid, publieke omroep, bibliotheken, het milieu, onderwijs en zorg. Dit laat zien wat de werkelijke prioriteiten zijn van veel politici, de rest is verkiezingspraat en ideologie.
Schaarste
Deze week, tijdens Prinsjesdag wordt weer hard gewerkt aan versterken van de mythe over ‘pijnlijke keuzes en schaarse middelen’. In de NRC stond afgelopen weekend al een voorproefje: het inkomsten- en uitgaven plaatje van de staat. Het ‘tekort’ van de staat wordt geschat op 0.7%. Dat nietszeggende getal is vervolgens de maat voor alle politieke keuzes.
Wat Mark Rutte en de meest van zijn collega’s dan weer laten zien is dat er in Nederland maar één echt schaars goed is: inzicht waar het werkelijk om gaat in de economie.
Noten
[1] Dekker geeft daar nog een mooie retorische draai aan ‘onze kinderen’ – doet het altijd goed.
[2] Begrijp me niet verkeerd: het is heel belangrijk dat het huishoudboekje klopt. Als dat niet het geval is er sprake corruptie en andere onregelmatigheden.
[3] Het is nog mooier te formuleren – maar iets laster om te begrijpen – door te zeggen: de overheid dient de publieke zaak. De ‘overheid’ of ‘staat’ zijn wij allemaal maar dan in georganiseerd verband. Als de overheid bezuinigt tijdens een crisis dan betekent dat, dat we met zijn allen minder gaan doen op het moment dat we ook minder activiteiten verrichten voor onszelf in de private sector. Dit is erg onlogisch. Ook hier zien we dat dat wat op het eerste gezicht logisch klinkt – het is crisis dus het geld is op, dus er moet bezuinigd worden – eigenlijk heel onlogisch is.
Mijn vorige artikelen over Joseph Vogl en Caroline De Gruyter gingen in essentie ook over dit misverstand.
Het probleem is dat wij ons te veel focussen op geld. Onze activiteiten stemmen we onderling af met geld. Maar geld is niet meer (en niet minder) dan een boekhoudsysteem.
[4] De kritische lezer heeft natuurlijk al opgemerkt dat ik in de vorige paragraaf een beetje gesmokkeld heb: de Nederlandse overheid heeft in werkelijkheid geen zeggenschap over haar geld, en geeft niet zelf haar geld uit. Dit geldt voor alle eurozone landen. Dit is een extra complicatie maar het verandert mijn verhaal niet wezenlijk. Wat geldt voor Nederland, geldt voor de eurozone als geheel. De financiële status van Nederland is vergelijkbaar met een gemeente. Griekenland is dan een gemeente met Artikel 12-status.
[5] Het besluit om de euro op een zodanige manier op te zetten, namelijk dat landen geen zeggenschap meer hebben over hun eigen munt, is gebaseerd op de zelfde economische denkfout waar dit artikel over gaat.
Aanhangsel
Dit is een kort transcript van het programma Zomergasten, waar Mark Rutte uitlegt wat de essentie is van de politiek. De aanleiding daarvoor is een videofragment waarin Frits Bolkestein aan links, cultuurminnend publiek uitlegt dat ze moeten kiezen tussen cultuur of ontwikkelingshulp. Pijnlijke keuzes dus.
Videofragment
Commentaarstem: Het VVD-coryfee verklapte dat hij het Kabinet op alle terreinen steunt maar op één punt niet.
Frits Bolkestein, spreekt op podium menigte toe: en dat ene punt dat zijn de bezuinigen op kunst en cultuur. Ik ben daar tegen. [Gejuich in publiek] ik wil niet minder geld voor kunst en cultuur maar meer [gejuich] en het verschil wil ik financieren uit de vermindering van de ontwikkelingshulp. [Boegeroep in publiek, Bolkestein grijnst]
Einde videofragment
Mark Rutte: Die sardonische grijns. Ja wat ik wilde laten zien is politiek, ja macht, relaties … maar ook in staat zijn om een groot publiek toe te spreken. Frits Bolkestein doet dat hier meesterlijk, hij neemt dat publiek mee, en hij zegt eigenlijk in de kern waar het altijd in de politiek om gaat: keuzes maken in schaarste. En dat publiek wil die keuzes niet maken. Die wil èn-èn en die zijn dus ook heel boos als hij dit zegt, ‘ik moet het toch ergens vandaan halen’. En dan kiest hij ook nog iets waar dat publiek, overwegend waarschijnlijk linkse mensen die daar staan - linkse cultuur liefhebbers - die worden woest als ie dat zegt. Ik moet zeggen dat dat ook iets is waar ik me verschrikkelijk aan kan ergeren in Nederland. Dat is die dubbele moraal. Mensen met heel veel geld, die koketteren er dan mee dat ze stemmen op de SP. Dan denk ik, dan moet je eens weten wat er dan gebeurt als die partij aan de macht komt. Jij hebt er geen last van met al die miljoenen, maar moet je eens kijken wat er gebeurt met hardwerkende mensen, een, twee keer modaal, of mensen die zeggen ‘het zou toch mooi zijn in onze samenleving als we alle kinderen op gemengde scholen doen’, maar dan wel zelf met de bakfiets naar de witte Montessorischool. En je ziet het – heel eerlijk hoor op rechts – een partijgenoot van mij in Brasschaat, die daar heen gaan vanwege de mooie natuur, maar ik denk toch vooral van wege het belastingklimaat maar dan vervolgens wel hun kinderen in Nederland op school doen.
[Rutte vervolgt met een uitleg over dubbele moraal als het gaat om vluchtelingen]
Terug
In de politiek gaat het om ‘keuzes maken in schaarste’ zoals Mark Rutte het onlangs in Zomergasten uitdrukte. Over welke schaarste heeft hij het, en waar gaat het bij Prinsjesdag werkelijk om?
Afbeelding: the dutch royal family loves me!. Foto: Pixel Addict (cc)
Deze post is eerder verschenen op Sargasso.nl
Ondanks zijn hoge functie is Mark Rutte een bescheiden en keurige liberaal. Wie hem in Zomergasten heeft gezien weet dat hij niet machtshongerig is en dat hij het als zijn taak ziet schaarse middelen zo goed mogelijk te verdelen. Ook zijn collega’s denken er zo over. Sander Dekker bijvoorbeeld weigerde onlangs in te gaan op een verzoek van de nieuwe omroepbaas Shula Rijxman om het budget voor de omroep met vijftig miljoen te verhogen. Zijn motivatie :
Het is niet reëel […] De publieke omroep is natuurlijk belangrijk, maar we hebben het hier niet over de nationale veiligheid of [over] onderwijs voor onze kinderen.Het is dus een soort triage: bij een gegeven budget bepalen politici welke overheidstaken prioriteit hebben. Niet alles kan doorgang vinden en ze moeten daarom vaak pijnlijke keuzes maken. Het publiek van informatie voorzien - hoe belangrijk ook - heeft volgens Dekker een lagere prioriteit dan veiligheid en onderwijs [1]. Hij moet woekeren met schaarse middelen.
Mij gaat het nu niet om de vraag of dit een terechte keuze is – ik denk het niet – maar om een andere vraag: wat zijn die schaarse middelen?
Meer dan cijferfetisjisme en economisme
Vandaag - op Prinsjesdag - wordt de Rijksbegroting gepresenteerd. Het gaat dan om geld, het schaarse middel van Dekker en Rutte. Geld is niet alles en er wordt vaak terecht geklaagd over ‘cijferfetisjisme’ of economisme, zoals Jesse Klaver het noemt. Maar ook deze kritiek gaat volgens mij niet ver genoeg. Er is iets veel fundamenteler fout aan deze discussie. Wie het woord schaarste opzoekt op Wikipedia ziet dat het niet over geld gaat maar over essentiële zaken als voedsel, grondstoffen en energie; en over productiemiddelen zoals fabrieken, machines en arbeid. Geld is niet essentieel, je kunt het niet eten of er huizen van bouwen [2].
Als we dit toepassen op Dekkers bewering dat hij moet woekeren met schaarse middelen dan is de vraag: aan welke middelen – voedsel, grondstoffen, energie of productiemiddelen – hebben wij een tekort? Welk middel is zo schaars dat Sander Dekker kan beweren dat we er in Nederland te weinig van hebben voor zoiets belangrijks en essentieels als informatievoorziening?
Want dit is het vreemde: Nederland is een land van melk en honing. Er is meer dan genoeg voedsel voor iedereen. Sterker nog: we zijn een van de grootste voedselexporteurs ter wereld. Dankzij onze innovatieve ondernemers kunnen we alles produceren wat we nodig hebben en wat we teveel hebben exporteren we in ruil voor waar we niet genoeg van hebben. Beter nog: we produceren zelfs meer dan we consumeren en hebben groot exportoverschot . En ook arbeid is zeker geen schaars ‘middel’ want er is al jarenlang sprake van hoge werkloosheid; deze mensen aan de zijlijn willen dolgraag werken.
Geen geld?
Ondanks al deze overvloed zeggen politici dat ze moeten woekeren met schaarse middelen. Dat klinkt verstandig omdat het lijkt op de definitie van economie: De economie bestudeert keuzes die mensen maken bij de productie, consumptie en distributie van schaarse goederen en diensten. Daarom kunnen politici de mantra van de schaarse middelen ongestraft aanroepen, want de meesten van ons hebben niet echt begrepen waarom het gaat in de economie: wij denken dat geld het schaarse middel is. Liberalen die streven naar een kleine overheid maken daar handig misbruik van.
Dat het misverstand zo hardnekkig is, komt omdat het voor ons gewone stervelingen wel opgaat. Wie te veel uitgeeft, gaat failliet. Als burger of bedrijf moeten we dagelijks pijnlijk keuzes maken. Geld is de manier waarop wij uitdrukking geven aan schaarste. Alles waar veel vraag naar is en dat maar spaarzaam gemaakt kan worden, is duur en omgekeerd, daar waar weinig vraag naar is en wat in overvloed wordt aangeboden, is goedkoop.
Het is dus wel begrijpelijk dat we denken dat dit ook voor de overheid geldt. Maar het is onjuist want de overheid geeft haar eigen geld uit. Precies dit punt is de reden waarom de staat niet behandeld kan worden als bedrijf, en dit is ook de reden waarom bezuinigen door de staat zo slecht is voor de economie, althans onder de huidige omstandigheden [3]. Het enige middel waar de overheid nu juist geen tekort aan heeft, is geld.
Goudstandaard
Wie begrijpt dat het bij ’s lands economie om meer gaat dan optellen en aftrekken, begrijpt ook waarom de euro zo slecht is voor onze economie. De euro is een munt waarover de Nederlandse Staat geen controle heeft [4]. Wij hebben de zeggenschap overgedragen aan de Europese Centrale Bank (ECB). De euro is de facto buitenlands geld, dat de Nederlandse Staat alleen kan verkrijgen door het te lenen van banken en of van de ECB – en dat laatste is bij wet verboden. Dat de overheid moet bezuinigen heeft dus niets met economie maar alles met politiek te maken [5]. Nederland is, dankzij de euro, gedwongen om zich op te stellen als een bedrijf of privépersoon.
De manier waarop de euro is opgezet heeft tot gevolg dat ons geld functioneert als onder de goudstandaard. De munt moest onder de goudstandaard altijd converteerbaar blijven met een bepaalde hoeveelheid goud. Dat betekende dat de staat niet zomaar geld kon uitgeven, want als zij meer geld in omloop bracht daalde de waarde ervan ten opzichte van goud. De staat had daarom geen controle over de hoeveelheid geld die zij in omloop kon brengen. Zij moest handelen als elk ander ‘gewoon’ bedrijf en kon de crisis daardoor niet bestrijden. Het vasthouden aan de goudstandaard heeft mede geleid tot de grootste ramp in de moderne geschiedenis: de Tweede Wereldoorlog.
Hyperinflatie
Maar, zo stelt men altijd op dit moment in de discussie, je kan toch niet zomaar de geldpers laten draaien om de economie op gang te helpen? Dat leidt tot hyperinflatie. De standaardvoorbeelden zijn dan altijd Weimar, Zimbabwe en de jaren zeventig.
Het antwoord daarop is dat dit onjuist is. Wie zich verdiept in wat er precies gebeurde in Weimar en Zimbabwe zal zien dat dit mijn argument over de werking van geld juist ondersteunt. Er was in deze landen op het moment van hyperinflatie wel degelijk sprake van een groot te kort aan schaarse middelen. De overvloed aan geld die werd gedrukt was een gevolg van dat tekort. Ook tijdens de economische crisis in de jaren zeventig, toen de inflatie ook hoog opliep, was iets dergelijks aan de hand. Ik bespreek achtereenvolgens deze drie voorbeelden.
Weimar
De grote hoeveelheid geld die werd gedrukt was een gevolg, geen oorzaak van de hyperinflatie. De inflatie ontstond doordat een groot deel van het Ruhrgebied, waar een belangrijk deel van de Duitse industrie was gevestigd, werd bezet. Met andere woorden: de industriële productiecapaciteit werd abrupt gereduceerd en er ontstond grote schaarste aan veel producten. De enige manier om te voorkomen dat er dan inflatie ontstaat is door de consumptie in gelijke mate te laten dalen, dus door de lonen flink te verlagen. Dat is politiek en praktisch onhaalbaar. Als de prijzen stijgen, stijgen de lonen mee en dit resulteert bij grote schaarste in hyperinflatie.
Zimbabwe
Begin deze eeuw besloot Mugabe om landbouwgrond die voor een grootdeel in handen was van blanke boeren – een erfenis van het racistische bewind van Ian Smith – te confisqueren om het te verdelen onder zijn aanhangers. Oud-strijders zijn echter niet automatisch ook goede boeren. Hierdoor daalde de agrarische productie met 45% . Ook hier zien we weer het zelfde patroon: door een abrupte ineenstorting van de productiecapaciteit – de productie van voedsel in dit geval –stijgen de prijzen. Het is onmogelijk om de lonen daarbij aan te passen. Ook hier is de hyperinflatie geen gevolg van het drukken van geld maar van het wegvallen van een groot deel van de economie.
Stagflatie
De crisis in de jaren zeventig wordt vaak aangehaald als bewijs dat het stimuleren van de economie door de ‘de geldpers aan te zetten’ hoge inflatie veroorzaakt. Het was ook het bewijs dat Keynesianisme niet werkt. Maar wat is er precies gebeurd in die jaren?
De oorzaak van de crisis was de verhoging van de olieprijs. Er waren twee crises, een in 1973 en een in 1979. Tijdens de eerste crisis werd de prijs van olie met 70% verhoogd terwijl de productie met 5% werd verlaagd. Tijdens de tweede crisis werd de prijs nog een keer verdrievoudigd.
De fout die toen werd gemaakt is dat de prijsstijgingen die hiervan het gevolg waren, gecompenseerd werden in de lonen. Dat had niet mogen gebeuren. De zogenaamde automatische prijscompensatie was de oorzaak van de hoge inflatie. Ook hier zien we het zelfde patroon: er ontstaat schaarste aan een essentieel product (energie). Dit verzaakt prijsstijgingen omdat de consumptie niet daalde door loonsverhoging. De gevolgen hiervan waren minder heftig dan wat er in Zimbabwe en Weimar gebeurde maar het leidde wel tot hoge inflatie.
Oorlog
De politiek gelooft overigens zelf niet in de strenge monetaire regels die zij predikt. De regel dat geld niet zomaar kan worden ‘bijgedrukt’, wordt namelijk in tijden van nood altijd losgelaten. Dit is vreemd als je bedenkt dat als een regel echt belangrijk is voor het goed functioneren van de economie, zij juist tijdens een crisis zou moeten worden gehandhaafd. Dat was al zo met de goudstandaard: bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gingen alle Europese landen los van de goudstandaard.
Oorlog veroorzaakt inflatie, niet door het drukken van geld, maar om exact de zelfde reden als in Weimar en Zimbabwe: ook tijdens een oorlog ontstaat gebrek aan grondstoffen en productiecapaciteit. Deze zijn nodig voor de oorlog: soldaten moeten ook eten en groot deel van de industriële productiecapaciteit wordt gebruikt voor oorlogsdoeleinden.
De monetaire regels worden selectief toepast. Telkens wanneer de nood écht aan de man is, zoals tijdens een oorlog, zijn ze alleen maar lastig en worden terzijde geschoven. Dat doet men niet voor minder belangrijke zaken zoals werkloosheid, publieke omroep, bibliotheken, het milieu, onderwijs en zorg. Dit laat zien wat de werkelijke prioriteiten zijn van veel politici, de rest is verkiezingspraat en ideologie.
Schaarste
Deze week, tijdens Prinsjesdag wordt weer hard gewerkt aan versterken van de mythe over ‘pijnlijke keuzes en schaarse middelen’. In de NRC stond afgelopen weekend al een voorproefje: het inkomsten- en uitgaven plaatje van de staat. Het ‘tekort’ van de staat wordt geschat op 0.7%. Dat nietszeggende getal is vervolgens de maat voor alle politieke keuzes.
Wat Mark Rutte en de meest van zijn collega’s dan weer laten zien is dat er in Nederland maar één echt schaars goed is: inzicht waar het werkelijk om gaat in de economie.
Noten
[1] Dekker geeft daar nog een mooie retorische draai aan ‘onze kinderen’ – doet het altijd goed.
[2] Begrijp me niet verkeerd: het is heel belangrijk dat het huishoudboekje klopt. Als dat niet het geval is er sprake corruptie en andere onregelmatigheden.
[3] Het is nog mooier te formuleren – maar iets laster om te begrijpen – door te zeggen: de overheid dient de publieke zaak. De ‘overheid’ of ‘staat’ zijn wij allemaal maar dan in georganiseerd verband. Als de overheid bezuinigt tijdens een crisis dan betekent dat, dat we met zijn allen minder gaan doen op het moment dat we ook minder activiteiten verrichten voor onszelf in de private sector. Dit is erg onlogisch. Ook hier zien we dat dat wat op het eerste gezicht logisch klinkt – het is crisis dus het geld is op, dus er moet bezuinigd worden – eigenlijk heel onlogisch is.
Mijn vorige artikelen over Joseph Vogl en Caroline De Gruyter gingen in essentie ook over dit misverstand.
Het probleem is dat wij ons te veel focussen op geld. Onze activiteiten stemmen we onderling af met geld. Maar geld is niet meer (en niet minder) dan een boekhoudsysteem.
[4] De kritische lezer heeft natuurlijk al opgemerkt dat ik in de vorige paragraaf een beetje gesmokkeld heb: de Nederlandse overheid heeft in werkelijkheid geen zeggenschap over haar geld, en geeft niet zelf haar geld uit. Dit geldt voor alle eurozone landen. Dit is een extra complicatie maar het verandert mijn verhaal niet wezenlijk. Wat geldt voor Nederland, geldt voor de eurozone als geheel. De financiële status van Nederland is vergelijkbaar met een gemeente. Griekenland is dan een gemeente met Artikel 12-status.
[5] Het besluit om de euro op een zodanige manier op te zetten, namelijk dat landen geen zeggenschap meer hebben over hun eigen munt, is gebaseerd op de zelfde economische denkfout waar dit artikel over gaat.
Aanhangsel
Dit is een kort transcript van het programma Zomergasten, waar Mark Rutte uitlegt wat de essentie is van de politiek. De aanleiding daarvoor is een videofragment waarin Frits Bolkestein aan links, cultuurminnend publiek uitlegt dat ze moeten kiezen tussen cultuur of ontwikkelingshulp. Pijnlijke keuzes dus.
Videofragment
Commentaarstem: Het VVD-coryfee verklapte dat hij het Kabinet op alle terreinen steunt maar op één punt niet.
Frits Bolkestein, spreekt op podium menigte toe: en dat ene punt dat zijn de bezuinigen op kunst en cultuur. Ik ben daar tegen. [Gejuich in publiek] ik wil niet minder geld voor kunst en cultuur maar meer [gejuich] en het verschil wil ik financieren uit de vermindering van de ontwikkelingshulp. [Boegeroep in publiek, Bolkestein grijnst]
Einde videofragment
Mark Rutte: Die sardonische grijns. Ja wat ik wilde laten zien is politiek, ja macht, relaties … maar ook in staat zijn om een groot publiek toe te spreken. Frits Bolkestein doet dat hier meesterlijk, hij neemt dat publiek mee, en hij zegt eigenlijk in de kern waar het altijd in de politiek om gaat: keuzes maken in schaarste. En dat publiek wil die keuzes niet maken. Die wil èn-èn en die zijn dus ook heel boos als hij dit zegt, ‘ik moet het toch ergens vandaan halen’. En dan kiest hij ook nog iets waar dat publiek, overwegend waarschijnlijk linkse mensen die daar staan - linkse cultuur liefhebbers - die worden woest als ie dat zegt. Ik moet zeggen dat dat ook iets is waar ik me verschrikkelijk aan kan ergeren in Nederland. Dat is die dubbele moraal. Mensen met heel veel geld, die koketteren er dan mee dat ze stemmen op de SP. Dan denk ik, dan moet je eens weten wat er dan gebeurt als die partij aan de macht komt. Jij hebt er geen last van met al die miljoenen, maar moet je eens kijken wat er gebeurt met hardwerkende mensen, een, twee keer modaal, of mensen die zeggen ‘het zou toch mooi zijn in onze samenleving als we alle kinderen op gemengde scholen doen’, maar dan wel zelf met de bakfiets naar de witte Montessorischool. En je ziet het – heel eerlijk hoor op rechts – een partijgenoot van mij in Brasschaat, die daar heen gaan vanwege de mooie natuur, maar ik denk toch vooral van wege het belastingklimaat maar dan vervolgens wel hun kinderen in Nederland op school doen.
[Rutte vervolgt met een uitleg over dubbele moraal als het gaat om vluchtelingen]
Terug
0 comments:
Post a Comment