Volgeld negeert vijfduizend jaar geschiedenis geld

>> Saturday, November 21, 2015

De geldwisselaar en zijn vrouw Quentin Matsys (1514) Musée du Louvre, Paris.


De afgelopen weken zijn op Sargasso vier artikelen verschenen over volgeld. Uit de discussie onder de artikelen blijkt dat er veel onduidelijkheden zijn over de aard van geld. Dit bleek ook uit de documentaire die de VPRO zondag 1 nov uitzond over een andere geldvernieuwing, de bitcoin. Ik wil in dit laatste deel daarom ingaan op de aard van geld: hoe is het ontstaan en hoe werkt het eigenlijk? Het antwoord op deze vragen werpt een ander licht op de noodzaak van geldhervorming.

Uiteraard heeft de redactie van Sargasso aan Van Houts en Ons Geld om een reactie gevraagd, en anders dan het Financieel Dagblad zouden wij die zeker geplaatst hebben als wij er een hadden ontvangen. Helaas hebben zij niet gereageerd. Omdat Sargasso wel graag ruimte geeft voor hun perspectief, hebben we twee sympathisanten bereid gevonden om het voorstel van Ons Geld toe te lichten. In Rente, crisis en groeidwang legt Gerben Nap uit waarom rente het sturingsmechanisme is dat leidt tot groeidwang die uiteindelijk eindigt in een crisis en in deel drie van deze miniserie werd door een sympathisant van Ons Geld, Niels Verduijn, in Burgerinitiatief Ons Geld verdient eerlijke discussie, het voorstel van Ons Geld toegelicht.

Hoe is geld ontstaan?

Geld speelt een grote rol in ons leven en geld is het fundament van de moderne economie [1]. Voordat we kunnen oordelen over de noodzaak van een geldhervorming, moeten we daarom eerst weten wat het is. Daarom geef ik eerst mijn eigen visie op geld. Daarna bespreek ik de argumenten van de geldhervormers.

Mensen zijn geld gaan gebruiken toen ze voor het eerst in grotere verbanden gingen leven, verenigd onder een centraal gezag (een koning of een tempel). Daardoor ontstond een nieuw organisatorisch probleem: hoe zorg je ervoor dat iedereen aan de gemeenschappelijke voorzieningen bijdraagt? Er moet een paleis voor de heerser gebouwd worden, ambtenaren maken wetten en de gemeenschap moet verdedigd worden.

Die bijdrage aan de gemeenschap zal in het begin misschien in natura betaald zijn, bijvoorbeeld met landbouwproducten of door te werken aan de bouw van een piramide. Als aan de verplichting was voldaan was ontving men hiervoor een bewijs – bijvoorbeeld een registratie op een kleitablet. En zo ontstaat het eerste geld: het zijn bewijzen dat de schuld aan de gemeenschap is ingelost die verhandelbaar zijn [2]. Deze bewijzen zijn verhandelbaar omdat de overheid ze als alternatief voor betaling in natura accepteert. Het zijn dus 'schuldbewijzen aan toonder’.

Of dat bewijs de vorm heeft van kleitabletten, objecten van waardevol materiaal (munten ontstaan pas ca 800 voor Christus), bankpapier of een bankrekening, maakt niet uit. Het is wel belangrijk dat er een centraal georganiseerde overheid is: een tempel, de koning of de staat, die deze bewijzen accepteert want dat maakt geld bruikbaar als algemeen betaalmiddel. Mijn stelling is dus dat geld is ontstaan uit belasting [3].

Volgens de chartalisten heeft geld nooit de rol gehad van ‘algemeen ruilmiddel’ in de primitieve maatschappij om efficiënter handel te kunnen drijven. Dat is een theorie van Adam Smith die vaak wordt aangehaald door latere economen, maar dat is volgens David Graeber nergens op gebaseerd. Het is een mythe van economen die elkaar napraten en elkaars handboeken overschrijven.

Geld is schuld

In onze cultuur is het maken van schuld moreel verwerpelijk. Ook de geldhervormers zien schuld als een groot probleem. Omdat dat geld wordt gemaakt als bankschuld, zijn de problemen die horen bij schuld ook gekoppeld aan geld. De geldhervormers [4] pleiten daarom voor het ontkoppelen van geldcreatie en schuld.

Uit de geschiedenis van geld die ik hierboven heb geschetst, blijkt dat dit niet overeenkomt met wat geld in diepste wezen is: geld is een bewijs van ‘schuld van de maatschappij aan toonder’. Het maakt daarbij niet uit dat het niet gaat om ‘schuld van de gemeenschap’ maar om ‘schuld aan de bank’, het principe blijft het zelfde. Geld is ‘schuld aan toonder’ [5]. De voorstelling van zaken die Ons Geld schetst, is gebaseerd op het misverstand dat geld een ruilmiddel is.

De denkfout die geldhervormers maken is dat men slechts naar één kant van de balans kijkt: de credit zijde. Men ziet niet dat er ook een debet zijde is. Als geld (schuld, credit) wordt gemaakt dan staat daar iets tegenover dat nut heeft voor de maatschappij: een bedrijf investeert in (nieuwe) producten of diensten. Dat is de debet zijde van geld. Banken maken geld, en bedrijven maken met dat geld banen en producten. ‘Schuld’ is daarom niet inherent slecht. Het is een eigenaardigheid van onze taal (samen met het Duits) dat de woorden voor ‘financiële schuld’ en ‘schuld‘ gelijk luiden. In Angelsaksische landen wordt voor schuld het neutrale ‘debt’ gebruikt [6].

Ook al had men in de oudheid geen banken, de werking van geld is niet wezenlijk veranderd. Bij de productie van goederen en diensten wordt ook het geld gemaakt dat nodig is om deze te kopen. Geld is de credit zijde van de economie.

Wat willen de geldhervormers?

Gezien deze 5000 jaar oude historie van geld en de verwevenheid van geld met de organisatie van onze maatschappij, is wat de geldhervormers willen, wel heel revolutionair. Op haar website stelt Ons Geld over haar doelstelling:
We willen graag de macht om geld te creëren overhevelen naar een democratisch, controleerbaar en transparant proces, waarbij iedereen weet wie de macht heeft om geld te creëren, hoeveel geld ze creëren, en hoe dat geld zal worden gebruikt.
De macht om geld te maken kunnen we niet aan kleine groep bankiers overlaten zoals nu. Dit leidt tot inflatie, bubbels en als deze weer leeglopen tot een recessie. Een belangrijke vraag is dus: wat is de juiste hoeveelheid geld voor een goede werking van de economie?

Het kokosnootmodel van geld

Volgeld en andere voorstellen voor geldhervorming zijn gebaseerd op een andere visie op geld dan ik hierboven heb geschetst: geld wordt gezien als een algemeen ruilmiddel. De ‘geld-als-ruilgoed’ definitie van geld, geeft aanleiding tot een veel gemaakte denkfout: geld kan verhandeld worden als elk ander goed en er is daarom een ‘markt voor geld’, waar de regel van vraag en aanbod geldt. Ook geld heeft in deze betekenis dus een prijs: als er te veel aanbod is van geld daalt de waarde ervan (inflatie) en als er te weinig geld is, stijgt de waarde (deflatie).

Op de website van Ons Geld wordt dit geïllustreerd met een voorbeeld van ‘schelpen-geld’ waarmee kokosnoten kunnen worden gekocht. Als de hoeveelheid schelpen-geld harder groeit dan het aantal beschikbare kokosnoten dan daalt de prijs van het schelpen-geld. Met andere woorden: hier is sprake van schelpen-geld inflatie.

Ik heb hierboven al laten zien dat geld niet op deze manier werkt. Niet alleen om dat het kokosnootmodel te simpel is, maar omdat de waarde van geld niet bepaald wordt door vraag en aanbod van geld.

En zelfs al zou dat wel het geval zijn, dan hebben we nog een probleem: in de praktijk is het onmogelijk is om te bepalen hoeveel geld in omloop is. Bovendien gaat het niet alleen om de hoeveelheid geld die in omloop is, ook de omloop snelheid van geld is belangrijk. ‘Slapend geld’ onder een matras doet immers niets.

Er is dus geen eenduidige relatie tussen de hoeveelheid geld (als die al bekend zou zijn) en de prijsontwikkeling, zoals John Harvey hier heel duidelijk laat zien. Daarom kan het voorstel om democratisch vast te stellen hoeveel geld gemaakt moet worden niet serieus genomen worden. Niet omdat gevestigde belangen van bankiers bedreigd worden maar omdat het betekenisloos is [7]. Het voorstel van Ons Geld is dus onuitvoerbaar, want hoe moet, democratisch nog wel, bepaald worden wat ‘het juiste’ geldvolume is?

Nummus non parit nummos

Ons Geld wil geld zonder rente maken, door banken niet meer toe te staan om geld te maken. Omdat het meeste geld nu als bankschuld wordt gemaakt moet daarover rente betaald worden. Daarom stelt Ons Geld:
Door geldcreatie onder publiek bestuur te plaatsen kan rentevrij geld in omloop worden gebracht. We gaan voorbij ‘Geld = Bankschuld’. Binnen een dergelijk geldsysteem is het wel mogelijk schulden te verminderen zonder een recessie te veroorzaken.
Door alleen de overheid toe te staan geld te maken, kan rentevrij geld gemaakt worden.

De moderne geldhervormers treden hiermee in een lange traditie. Rente wordt van oudsher gewantrouwd, niet alleen omdat er misbruik van gemaakt wordt (woeker) maar ook omdat het iets is dat eigenlijk niet kan: je maakt immers geld met geld. Volgens Aristoteles is dat onnatuurlijk, want geld kan geen geld baren: Nummus non parit nummos. De christenen zijn in de middeleeuwen van mening veranderd maar in de Islam is rente nog steeds haram [8].

Ook volgens Ons Geld zou rente tot allerlei problemen leiden. Rente dwingt tot groei omdat meer dan het schuldbedrag moet worden terug betaald. Ook is het de oorzaak van de toename van ongelijkheid, omdat alle verdiensten automatisch naar de makers ervan, de banken dus, toe vloeit. Kortom, rente is de oorzaak van de grote problemen die het kapitalisme kenmerken: toenemende ongelijkheid en groeidwang.

Deze stellingen zijn nergens op gebaseerd. Groei is geen gevolg van rente, maar van de arbeid die mensen verrichten, zoals ik hier boven heb laten zien. De rente die een bank heft, is een redelijke vergoeding voor de dienst die zij levert en het risico dat zij daarbij loopt. Voor een gedetailleerde argumentatie hiervan wil ik deze keer verwijzen naar de commentaren onder de artikelen van Gerben Nap en Niels Verduijn. Daar laten Mathijs en Lennart zien waarom het goed is dat geldcreatie is gekoppeld aan investering. Als er meer geproduceerd wordt heb je meer geld nodig om die producten te kopen. Matthijs linkt naar een video waarin Dirk Bezemer [9] uitlegt wat het verschil is tussen ‘echte waarde creatie’ door banken via investeringen en ‘waarde’ die gemaakt wordt door speculatie met financiële derivaten. Matthijs linkt naar een interessant artikel van de ING over de geldscheppingsparadox (pdf), waarin goed wordt uitlegt hoe geldschepping precies werkt. Dank aan onze lezers hiervoor!

Wat moet wel gebeuren?

Ik ben tot nog toe uitgegaan van de situatie zoals die zou moeten zijn. Ik verdedig niet het banksysteem zoals het nu is. Er zijn grote structurele problemen in de financiële sector. Geldhervorming is echter niet de juiste manier om deze problemen op te lossen.

Met in acht neming van deze beperking, ben ik het dus geheel eens deze stelling van Ons Geld (op de voorpagina, nadruk in origineel):
[De] Stichting Ons Geld streeft ernaar dat er een geld- en banksysteem komt, dat vóór de maatschappij werkt, in plaats van tegen.
Het probleem met geldhervormingen zoals volgeld, is dat het de aandacht afleidt van de echte oorzaak van de problemen. In plaats daarvan gaat alle energie naar iets dat niet veranderd kan worden: geld. Wat wel veranderd moet worden is de organisatie van de financiële industrie, de banken, verzekeraars en andere financiële instituties. Deze spelen nu een veel te grote rol, ze parasiteren op de rest van de maatschappij en blijven in gebreke bij de diensten waar de maatschappij wel behoefte aan heeft: de organisatie van het betalingsverkeer, sparen voor later of voor onze kinderen, het afdekken van risico en financiering van grote investeringen.

Mij werd door Gerben Nap verweten dat ik niet radicaal genoeg zou zijn. Blijkbaar ben ik dan niet duidelijk genoeg geweest: volgens mij is meer nodig dan ‘het bestaande verbeteren’. Het alleen maar aanscherpen van regelgeving en toezicht is onvoldoende: de complete financiële sector zal hervormd moeten worden, op de manier zoals John Kay beschrijft in zijn recent verschenen boek Other Peoples money. De banken zijn nu te groot en moeten opgebroken worden (podcast). Daarbij gaat het niet alleen om het breken van hun (politieke) macht maar ook om de scheiding van incompatibele taken die nu vaak binnen één bank worden verricht. Een hervorming zoals de Glass-Steagall Act maar dan nog grondiger.

Volgens Kay wordt in de kantoren van financiële bedrijven in de City, de hele dag papier verhandeld, zonder dat er aan het eind van de dag iets van waarde is gecreëerd. Toch behoren de mensen die in de City werken tot de best betaalde werknemers ter wereld. Die waarde is deels een illusie (speculatie) en voor de rest wordt het onttrokken aan de echte economie [10].

Het is jammer dat Ons Geld zich op het verkeerde doel richt. Dit is zonde van de energie want het is onmogelijk om het karakter van geld zoals we dat al vijfduizend jaar kennen te veranderen. Wie dat toch probeert wordt niet serieus genomen, en leidt daardoor de aandacht juist af van zaken die wel hoognodig moeten gebeuren. Het geld- en banksysteem zoals we dat nu kennen moet grondig hervormd worden, want alleen zo kunnen we bereiken dat geld op een eerlijke en transparante wijze in de maatschappij verdeeld wordt.

Update 17/11/2015: de link naar het artikel over de geldscheppingsparadox van ING is gerepareerd.

Overzicht eerdere afleveringen
Voetnoten

[1] Desondanks maakten tot voor kort geld en krediet geen deel uit van economische modellen.

[2] Ik baseer me op David Graeber, Debt, The first 5000 years. (Melville House Printing, mei 2011). Volgens Graeber (p38) is de geschiedenis van geld ouder dan de eerste munten, die ca. 800 voor Christus voor het eerst gebruikt werden. Er was in het begin niet genoeg goud en zilver om voldoende munten te maken. Doordat we nu de Summarische kleitabletten kunnen lezen weten we dat geld als schuld ca 3000 jaar eerder is ontstaan.

[3] Hoe een en ander in de oudheid precies is gegaan staat natuurlijk nooit helemaal vast, maar Graeber laat zien dat deze volgorde van gebeurtenissen – eerst belasting, daarna geld – ook in de moderne tijd zich heeft afgespeeld. Op die manier werd door de West-Europese bezetter in geldloze samenlevingen het geldsysteem ingevoerd: door belasting te heffen:
In Madagascar Gallieni extolled the ‘educational function of taxation’; in black Africa toot he French saw it as the only method of people to earn money, to produce for the market and enter the modern economy
De volgorde is dus: eerst belasting, dan geld.

[4] Ook de bitcoin enthousiastelingen noemen dit aspect van geld als een belangrijke reden om de bitcoin in te voeren. Zie bijvoorbeeld deze lezing van OliNo.

[5] Wat niet wil zeggen dat de staat daar geen rol in speelt, in tegendeel zelfs. De waarde van geld vindt is immers het gevolg van het feit dat zij het als betaling van belasting (‘schuld aan de gemeenschap’) accepteert. Hoe machtiger de staat, hoe beter deze waarde gegarandeerd is. Banken krijgen slechts een tijdelijke licentie om geld te maken die ieder moment ingetrokken kan worden. Het is dus niet zo dat wanneer de ‘overheid […] de geldpers uit handen geeft aan anderen […], zoals nu, [zij] zelf schuldenaar’ wordt, zoals Ons Geld in de Volkskrant beweert. Ik haast mij er bij te zeggen dat dat helaas wel is gebeurd toen zij de euro als betaalmiddel accepteerde. Maar dat is een ander verhaal.

[6] Als het alleen zou gaan om consumptieve leningen zou men wel gelijk hebben. Maar de meerderheid van de leningen bestaat uit productieve leningen voor investeringen. Tegenover het geld dat wordt gemaakt staat iets dat waarde heeft voor de maatschappij: nieuwe goederen en diensten, banen en producten die we willen kopen. De situatie die ik hier schets is natuurlijk de ideale situatie: ik laat hier de groei van schuld door speculatie buiten beschouwing. Ik wil laten zien hoe het zou moeten werken.

[7] Bij de bitcoin is de hoeveelheid geld die gemaakt kan worden voor altijd begrensd door het encryptiesysteem waarmee bitcoins worden gemaakt worden: namelijk maximaal 21 miljoen. Als de economie groeit en de behoefte aan geld (voor investeringen) groter wordt zal het geld dus meer waard worden. Deflatie is in de bitcoin ingebakken. Het laat zien dat de bedenkers ervan misschien wel veel verstand hebben van computers, maar niet van economie.

Opmerkelijk is ook dat deze extreme vorm van geld-als-ruilgoed interpretatie juist op virtueel geld is toegepast. Een mooie illustratie van alles verandert opdat alles het zelfde blijft.

Het betalingssysteem is daarentegen wel vernieuwend. Hiermee is het mogelijk om zonder derde partij (banken) betalingen op afstand te verrichten.

[8] Bij woeker - het heffen van extreem hoge rente – is sprake van machtsmisbruik. De crediteur maakt dan misbruik van een noodsituatie. Het hoeft geen betoog dit ook volgens moderne opvattingen zondig en haram is.

[9] Bezemer over het banksysteem:



[10] John Kay over de City:

Read more...

Het neoliberalisme is de oorzaak van de crisis

>> Sunday, November 15, 2015

Afbeelding: Marco Sanchez
Vorige week heb ik een kritisch stuk geschreven over het voorstel van het Burgerinitiatief Ons Geld om het volgeldsysteem in te voeren. Het is door Sargasso lezers slecht ontvangen [1]. Ik zou het volgeldsysteem geen recht doen en niet goed begrepen hebben wat het inhoudt en wat de bedoeling ervan is.

‘Volgeld’ is een voorbeeld van een plan [2] dat voortkomt uit oprechte verontrusting over het financieel-economisch beleid. Die zorgen deel ik, en ik heb respect voor het idealisme van de indieners, maar ondanks de goede bedoelingen ben ik kritisch. Niet alleen omdat het plan utopisch is, maar ook omdat dat het gebaseerd is op een verkeerde analyse van de problemen.

Ook de euro is het resultaat van een utopie. Het was ooit de droom van de Europese elite om Europa, door het creëren van één geldsysteem te verenigen. Integendeel, hun droom is nu onze nachtmerrie zonder dat Europa erdoor verenigd is. Ik zal vandaag laten zien waarom. Morgen verschijnt een stuk van Gerben Nap van de Stichting STRO met een reactie op mijn vorige artikel. Later deze week zal ik daarop reageren.

De oorsprong van het eurosysteem

De eerste ideeën voor een nieuw geldsysteem in Europa ontstonden na het uiteenvallen van Bretton Woods, waarin alle munten gekoppeld waren aan de dollar. Het nieuwe systeem moest de basis vormen van de economische gemeenschap (EEG) en zou uiteindelijk moeten leiden tot een politieke unie (EU).

Vóór de euro, was deze 'muntunie in aanbouw’ niet meer dan een afspraak om de valutakoersen onderling op een vaste spilkoers te houden. Zo'n stelsel noemt men een 'slang'. Er zijn meerdere slangen geweest die allemaal zijn mislukt. Voor de Europeanen was dat echter geen reden om op te geven. De beste manier om te voorkomen dat speculanten de munten tegen elkaar zouden kunnen uitspelen [3], was natuurlijk door alle munten door één munt te vervangen. Zoals veroveraars van verre landen vroeger hun schepen achter zich verbrandden om zeker te zijn dat er geen weg terug was, zo gaven de Europeanen hun eigen munt op.

Dit heeft geleid tot wat we nu het 'eurosysteem' noemen. Het succes van het Duitse Wirtschafswunder was voor de Europeanen reden om de euro op te zetten naar 'Duitse model'. De Duitse mark was een harde munt met een lage inflatie en werd bewaakt door een centrale bank die onafhankelijk was van de politiek. Deze inrichting van de economie was gebaseerd op het ordoliberalisme, de Duitse variant van het neoliberalisme. Die neoliberale invloed is dan ook goed zichtbaar in de euro en is volgens mij de oorzaak van de eurocrisis. In de volgende paragrafen zal ik enkele neoliberale aspecten van het eurosysteem bespreken.

De heilige graal van het neoliberalisme: prijsstabiliteit

Het eerste neoliberale aspect dat duidelijk zichtbaar is in de euro is de wijze waarop over inflatie en prijsstabiliteit wordt gedacht. Prijsstabiliteit is de heilige graal van het neoliberalisme, omdat de economie dan beter functioneert. Zo is de veronderstelling.

Neoliberale economen gaan uit van de kwantiteitstheorie van inflatie [4]. Volgens Milton Friedman en Anna Schwartz is geldkrapte de oorzaak geweest van de deflatie tijdens de Grote Depressie. Inflatie ontstaat als de overheid te veel geld in omloop brengt, bijvoorbeeld om een oorlog te financieren of om een eind te maken aan een recessie. Hoewel deze vorm van monetarisme achterhaald is, is de neoliberale denkwijze over economie nog steeds duidelijk zichtbaar in het eurosysteem. Anders dan in de VS hoeft de Europese centrale bank (de ECB) geen rekening te houden met werkgelegenheid. Het maakt niet uit of de economie stagneert of juist groeit, voor de ECB is er maar één criterium dat haar beleid stuurt: prijsstabiliteit. Men streeft naar een inflatie niveau van maximaal 2%.

Het doel van prijsstabiliteit wordt op dit moment bij lange na niet gehaald. De lage inflatie wordt daarom bestreden door ‘geldverruiming’: de centrale bank brengt meer geld in omloop. Dit staat bekend als 'kwantitatieve verruiming' of QE (Eng.: Quantitative Easing). Tot nu toe heeft het echter weinig resultaat. Ondanks wereldwijd ingrijpen van centrale banken van de VS, Groot Brittannië en Japan, en nu dus ook Europa, neemt de inflatie niet toe. Integendeel: er is er zelfs sprake van lichte deflatie.

Dat het aantoonbaar niet werkt is echter geen reden om te stoppen, want het spekt vooral de kas van grote investeerders en bezitters van aandelen [5]. En u weet: zolang het de 'één-procent' behaagt, zal niets veranderen.

Zachte heelmeesters maken stinkende wonden

Het beleidsterrein van een centrale bank is noodzakelijkerwijs beperkt tot monetaire maatregelen. Centrale banken kunnen alleen de hoeveelheid geld reguleren en de hoogte van de rente bepalen. Regeringen kunnen echter veel meer doen [6] dan centrale banken.

Volgens neoliberale economen [7] worden recessies veroorzaakt door structurele problemen in de economie. De wereld verandert voortdurend: grondstoffen worden schaarser en technische ontwikkelingen maken vergaande automatisering en globalisering mogelijk. Zelfs het klimaat verandert. Markten moeten daarom voortdurend mee veranderen. Die noodzakelijke aanpassingen van markten stuiten echter altijd op weerstand in de maatschappij. Vakbonden, boeren, middenstanders en andere belangenroepen gebruiken hun invloed in de politiek om voor hun ongunstige veranderingen tegen te houden. Ook de verzorgingsstaat is een belangrijke remmende factor.

Deze blokkade leidt er toe dat markten niet meer goed functioneren en uit evenwicht raken. De economie stagneert of er ontstaan bubbels, bijvoorbeeld in de vastgoedmarkt. Daarom is hervormen onvermijdelijk: de markt moet weer de gelegenheid krijgen om haar werk te doen [8]. De overheid (met haar belangengroepen) moet zich niet te veel met de markt bemoeien. Door te bezuinigingen maakt zij weer ‘ruimte voor de economie’. De markt vindt dan vanzelf weer een nieuw evenwicht. Een cruciale rol is ook weggelegd voor de arbeidsmarkt. Deze functioneert niet goed, omdat werknemers te veel bescherming genieten en omdat de lonen te hoog zijn. Flexibiliteit en competitiviteit, daar gaat het altijd om.

Deze manier van denken over economie is voortdurend aanwezig in de berichtgeving over de eurocrisis.

Wie in de media het economisch nieuws volgt, moet er wel van overtuigd raken dat de crisis in Zuid-Europa door structurele problemen is veroorzaakt. De landen 'beneden de knoflookgrens' zijn niet competitief genoeg en de politiek is onwillig of niet instaat om te hervormen. ‘Corruptie en nepotisme tieren welig’, is het cliché.

Dat er problemen zijn met bureaucratie, corruptie, starre en foute regelgeving in Zuid-Europa zal ik niet ontkennen [9]. Maar dat is niet de oorzaak van de crisis. Deze problemen bestaan al langer en het is niet duidelijk waarom dat nu plotseling tot een crisis zou moeten leiden. Hoewel hervormingen in dit geval heel nuttig zullen zijn, is het geen oplossing want het duurt jaren voordat deze resultaat hebben.

Bezuinigingen, loonmatiging en het afbouwen van sociale voorzieningen zijn maatregelen die wel direct tot resultaat leiden. Maar het probleem hiermee is natuurlijk dat dat geen positief resultaat is. De economie krimpt. Deze ‘oplossing’ maakt de problemen alleen maar groter. De deflatie in de eurozone is een direct gevolg van deze maatregelen.

Dat men dit zelf gecreëerde probleem met monetaire middelen wil bestrijden, laat zien dat men dit niet inziet [10]. Dat het gaat om conservatieve ideologie blijkt uit Schäubles beroemde tirade in de Financial Times. Stimuleren van de economie door het begrotingstekort te laten oplopen zou volgens hem 'echt herstel' – een structurele verbetering van de economie – in de weg staan. Schäuble, zoals alle neoliberalen, gaat uit van het conservatieve adagium: ‘zachte heelmeesters maken stinkende wonden’ [11].

De weg naar Zimbabwe

Misschien wel het grootste probleem van de euro is, dat de staat geen zeggenschap meer heeft over ‘de geldpers’. De eurolanden zijn daardoor geheel afhankelijk van een buitenlandse macht die niet onder hun controle staat [12]. Dit leidt tot een situatie die Varoufakis ‘de IJzeren Kooi’ heeft genoemd: de neoliberale knechting van sociaal Europa.

Een staat die haar eigen geld kan drukken kan nooit failliet gaan. Hoe belangrijk dit is bleek in 2012 op het hoogtepunt van de schuldencrisis. Door de rating agencies werd de kans hoog ingeschat dat Zuid-Europese landen hun schuld niet meer zouden kunnen betalen. Dit leidde tot een vicieuze cirkel: de oplopende rente maakte afbetaling nog moeilijker, waardoor de rente nog harder opliep. De regels die het eurosysteem hadden moeten stabiliseren, bleken deze juist te destabiliseren.

En er is nog een probleem. In paragraaf 123 van het regelement van de ECB staat dat het voor de bank verboden is landen monetair te financieren. Met andere woorden: als een land in geldnood komt door de hoge rente, mag de ECB niet helpen. Toen Ierland, Portugal, Griekenland, Spanje en zelfs Italië in de problemen kwamen in 2011 en 2012, veroorzaakte deze regel bijna het einde van de euro. Dat dat niet gebeurde kwam omdat Mario Draghi, de voorzitter van de ECB, ingreep door te suggereren dat hij regel 123 desnoods zou overtreden om de euro te redden. Het uitspreken van het zinnetje I will do whatever it takes, was voldoende.

Vooral Duitsers en de Nederlanders waren (en zijn) fel tegen monetaire financiering. Deze episode laat zien hoe inconsistent het neoliberalisme is: enerzijds wordt grote waarde gehecht aan de waarde van geld, daar aan tornen om de economie te helpen is een doodzonde [13], zelfs als dat de economie destabiliseert. Veel mensen geloven in de neoliberale mythe dat monetaire financiering de weg is naar Zimbabwe en Weimar. ‘Je moet geld eerst verdienen voordat je het kan uitgeven’. Schulden zijn slecht, en geld drukken om deze te betalen is nog erger. Wie dat doet sluit een faustiaans pact dat leidt tot hyperinflatie.

Wat de ECB overigens wel mag doen is het spekken van de kassen van banken. Banken kunnen bij haar geld lenen voor een zeer lage rente om daarmee schulden van staten te kopen die een veel hogere rente opbrengen. Sociale voorzieningen voor banken zijn goed voor de economie, maar sociale voorzieningen voor mensen zijn daarentegen juist slecht.

De gebonden staat

Het neoliberalisme komt voort uit het liberalisme. Het is ontstaan in de eerste helft van de vorige eeuw als reactie op de New Deal en de verzorgingsstaat. Een van de preoccupaties van (neo-)liberalen is de macht van de staat. Een grote machtige staat zou via aantrekkelijk lijkende tussenstappen, zoals de verzorgingsstaat, uiteindelijk leiden tot het einde van de vrijheid. Het is de Road to serfdom zoals de titel van het invloedrijke boek van Friedrich von Hayek luidt. Daarom moet de macht van de staat gebonden worden.

Een van de belangrijkste machtsmiddelen die de staat heeft is het uitgeven van geld. De staat heeft muntsoevereiniteit zegt men dan. Als landen lid willen worden van de euro dan moeten zij dus een groot deel van hun macht afstaan en overdragen aan Europese instituties. Deze instituties – de Europese Commissie en de centrale bank – zijn niet democratisch gekozen, maar worden benoemd door regeringsleiders [14]. Ook de president en de leden van het bestuur van de centrale bank worden benoemd en worden gerekruteerd uit financiële wereld. Omdat de centrale bank kan bepalen wie wel, en wie niet zijn schuld kan betalen, is zij feitelijk het machtigste instituut in Europa.

Wat er begin dit jaar in Griekenland is gebeurd, laat zien wat daarvan de uiteindelijk consequentie is: een volk mag haar eigen regering kiezen, maar als dat een linkse regering is, die zich niet neerlegt bij de besluiten die worden genomen door de Europese Commissie en de centrale bank, kan zij gedwongen worden om af te treden. Anders wordt gewoon de geldkraan dicht gedraaid.

Dat Griekenland geen uitzondering was bleek afgelopen week in Portugal. De laatste parlementsverkiezing heeft een kleine linkse meerderheid opgeleverd, die een regering wilde vormen. Desondanks wordt een rechtse minderheidsregering gevormd. De reden: een linkse meerderheid zou de verdragen die zijn gesloten met Brussel over de oplossing van de schuldencrisis, in gevaar brengen.

De euro is de triomf van het neoliberalisme: eindelijk is het haar gelukt de staat te binden. Regeringen zijn gedwongen om neoliberale markthervormingen en privatiseringen uit te voeren. Hayeks droom komt in vervulling. Dat wat nog rest van de verzorgingsstaat kan worden afgebroken. Anders dan de utopieën van links is de neoliberale utopie van rechts ongemerkt en zonder revolutie, realiteit geworden. Wie uit de IJzeren Kooi van het neoliberalisme wil ontsnappen zal meer moeten doen dan een ander geldsysteem invoeren. De neoliberale greep op de macht en op ons denken moet gebroken worden.

Noten

Dit is complexe materie. Ik heb daarom geprobeerd de tekst zo kort mogelijk te houden. Wat verder nog nodig leek heb ik in de noten gezet.

[1] Op het moment van schrijven hebben slechts zeven mensen de moeite genomen om een plusje te geven en er staan ca 100 voornamelijk uiterste kritische commentaren onder. Maar kritisch of niet, toch bedankt voor het lezen en het commentaar. Als uw commentaar mij niet kan overtuigen is dat voor mij wel reden om mijn gedachten de volgende keer beter te formuleren.

[2] Andere voorbeelden zijn: basisinkomen, bitcoin, negatieve rente, contant geld afschaffen, geld met vervaldatum en andere min of meer utopistische en nooit geteste systemen.

[3] Zo is George Soros rijk geworden.

[4] Deze theorie is achterhaald. Volgens kwantiteitstheorie van inflatie neemt inflatie toe als er meer geld in omloop wordt gebracht. De afgelopen jaren is door centrale banken veel extra geld in omloop gebracht. Dit heeft geen merkbare prijsverhoging (inflatie) tot gevolg gehad.

[5] Een mooi voorbeeld hiervan staat in het FD van vrijdag 23 oktober. Onder het kopje ECB-president geeft beleggers alvast een sinterklaascadeau, wordt bericht:

Ruim twee weken voor de intocht van Sinterklaas kregen beleggers donderdag alvast een cadeau. ECB-president Mario Draghi die speelde voor goedheiligman. In zijn toespraak hintte hij erop dat de centrale bank op 3 december zal besluiten de econome meer te stimuleren […] Tijdens zijn toespraak vlogen de aandelenkoersen omhoog. Beleggers zijn dol op stimuleringsbeleid.

Voor de duidelijkheid: hier wordt met ‘stimuleren’ geldverruiming bedoeld. Dat is wat anders als ‘stimuleren’ in 2009: geld uitgeven door de staat. De rente blijft voorlopig dus laag, pensioenfondsen en kleine spaarders moeten rekeninghouden met een nog lagere (reken-) rente en voor werklozen zijn nog er steeds niet genoeg banen. Maar voor beleggers komt Mario ‘Sinterklaas’ Draghi ‘alvast’ cadeautjes brengen. Wie zoet is krijg lekkers, wie stout is de roe. Zingen beste mensen, dat is goed voor de economie.

[6] Het lijkt er tegenwoordig op dat centrale banken geen onderdeel zijn van de staat. Dat is een bewust gecreëerde tegenstelling. Ook dit komt voort uit neoliberale filosofie. Men heeft de verantwoording voor geldcreatie bewust bij de staat weg gehaald omdat deze niet vertrouwd kan worden met geld. Politici zouden de macht over de geldpers kunnen misbruiken om herkozen te worden. Neoliberalen weten dat democratie slecht is voor de economie.

[7] De meeste neoliberale economen hangen een vorm van de neoklassieke school aan. Dit is toevallig ook de enige vorm van economie die op universiteiten wordt onderwezen. Door studenten werd hier tegen geprotesteerd.

[8] Dit is wat wordt bedoeld met ‘TINA’ wat staat voor: There Is No Alternative.

[9] Maar hé, kijk ook eens naar Duitsland en Nederland.

[10] Het is bijna komisch om te zien hoe de aanhoudende deflatie economen voor raadsels stelt. Nick Kounis, ‘hoofd research en financiële markten bij ABN Amro’ pleit in het FD afgelopen vrijdag 23 oktober voor ‘gecoördineerde actie van centrale banken’ om de inflatie te verhogen. Waarom lukt het toch maar een einde te maken aan de inflatie, vraagt hij zich af:

Waar wachten de centrale banken nog op? Een knelpunt is hoe de switch naar een hoger inflatiedoel moet worden verkocht aan de buitenwereld. Cruciaal is dat dit op een geloofwaardige wijze gebeurt.

Het is hilarisch om te zien hoe duur betaalde en hoog opgeleide dames heren zich het hoofd breken over de vraag hoe ze beleid moeten verkopen waar ze vroeger voor waarschuwden: geld drukken voor hogere inflatie. En omdat ze echt niet lijken te begrijpen wat de oorzaak van deflatie is komen ze bovendien met een kinderlijke oplossing: ‘het lukt wel, als je er maar echt in geloofd’. Dit is cargocult. Braaf liedjes zingen, dat helpt. (zie ook noot [5]).

[11] In Nederland bekend als ‘Na het zuur het zoet’.

[12] Iets nauwkeuriger geformuleerd: men heeft de macht overgedragen aan de gezamenlijkheid en een onafhankelijke centrale bank. Het is dus niet helemaal vergelijkbaar met een land dat een 'dollar economie' heeft. Maar het is wederom het voorbeeld van Griekenland dat laat zien dat dat voor een kleine land geen verschil maakt, en zelfs voor een land als Frankrijk problemen kan veroorzaken.

[13] Dit lijkt veel op geldverruiming waar de ECB nu gebruik van maakt, maar wat de ECB nu doet met QE is het omwisselen van langlopende leningen (schuldpapier van staten) voor tegoeden bij de centrale bank. Deze worden door banken vervolgens als geld in omloop gebracht. Ook dit wordt overigens door de Duitse en Nederlandse monetaire haviken afgewezen. Weidmann en Knot hebben tegen dit beleid gestemd.

[14] In theorie is het dus wel democratisch, want gezamenlijk, want een meerderheid van regeringsleiders kan hen benoemen. In de praktijk komt dit neer op deals die alles behalve democratisch zijn. Het Europarlement dat de Commissie moet controleren heeft momenteel te weinig macht, mede door de lage opkomst bij verkiezingen voor het EP.

 

Read more...

Quote du Jour | Mensen die uit zichzelf niet concurrerend zijn

Eerder gepubliceerd op Sargasso als Quote du Jour:

Ondanks een lange reeks ingrepen in het socialezekerheidsstelsel hebben nog steeds heel veel mensen die wel kunnen werken, geen betaalde baan.

Dit is de openingszin op de voorpagina van het Financieel Dagblad van afgelopen zaterdag (17 oktober) over de hardnekkigheid van werkloosheid. In de kop op pagina twee staat 'Ondanks de inspanningen van de overheid om mensen weer aan het werk te krijgen, zijn voor met name arbeidsongeschiktheid de resultaten mager'

Het lijkt een feitelijk constatering, maar het is alles behalve dat. Dit is een goed voorbeeld van de propaganda die wordt gevoerd tegen sociale voorzieningen en werklozen.

In het hele artikel wordt geen woord gewijd aan feit dat er een crisis is waardoor er niet genoeg werk is. Mensen waar een vlekje aan zit (te oud, allochtoon, geen werk) vallen daardoor uit de boot. In plaats daarvan mag Marco Pastors uitleggen dat het vooral gaat om allochtonen: 'Mensen die uit zichzelf niet concurrerend zijn. Daar moet geld bij'. Hij klaagt dat we 'nu geen politici meer hebben die het scherp durven te formuleren.' Pardon? Politici die geen harde woorden durven gebruiken?

Dit is de sluipende neoliberale propaganda: de fout zit niet in de economie maar is een gevolg van individueel falen. Als ze maar harder zouden zoeken, 'meer concurrerend zouden zijn', dan zouden ze wel werk vinden. Onbedoeld laat Pastors zien hoe deze propaganda werkt.

Read more...

Is volgeld een oplossing voor de crisis?

Afbeelding: Roland Tanglao


George van Houts was afgelopen weekend in Buitenhof om het volgeldsysteem te bepleiten. Het 'volgeldsysteem' is een systeem waarbij alleen de staat het recht heeft om geld te maken. Volgens Van Houts is het niet goed dat commerciële instellingen als banken geld kunnen maken, want dat geeft hen te veel mogelijkheden voor misbruik. In het volgeldsysteem kunnen zij dat niet meer, want dan kan alleen de centrale bank nog geld maken. De financieel deskundige Robin Fransman mocht weerwerk leveren.

Voordat ik verder ga, wil ik duidelijk stellen dat het mij er niet om gaat Van Houts te bekritiseren omdat hij als niet-deskundige (hij is acteur) een mening heeft over een complex financieel-economisch probleem. Het is goed als burgers zich verdiepen in de oorzaak van de financiële crisis of andere complexe maatschappelijke problemen. Het is de democratische plicht van alle mondige burgers om zich te bemoeien met ’s lands beleid. Minstens één maal per vier jaar worden wij geacht onze mening in een stem om te zetten. Daarom is het belangrijk dat men zich goed voorbereid. Dat ontslaat Van Houts (en alle andere burgers) echter niet van de plicht om zich goed in de materie te verdiepen, want dat heeft hij volgens mij niet gedaan.

Waar komt geld vandaan en waar gaat het heen?

Iedereen die zich wel eens verdiept heeft in de financiële wereld weet dat geld uit het niets wordt gemaakt [1]. Banken en overheden kunnen met één druk op de knop (op een spreadsheet) geld maken en het bijschrijven op een bankrekening. Dat is niets bijzonders of nieuw en Robin Fransman legde in Buitenhof goed uit waarom dat niet tot problemen leidt [2]. Het omgekeerde gebeurt overigens ook: bij het terugbetalen van een lening aan de bank verdwijnt geld. Het keert dan weer terug waar het verdaan kwam: het niets!

Wat Van Houts en andere voorstanders van het volgeldsysteem voorstellen, is dat dit vermogen om geld te maken geheel wordt overgedragen aan de centrale bank. Waarom wil hij dat?

Uit wat hij in Buitenhof vertelde heb ik de volgende twee redenen gedestilleerd:

Ten eerste: de hoeveelheid geld groeit te hard en wordt gebruikt voor speculatie. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de grootste financiële crisis sinds de Grote Depressie in 2008. Ten tweede stelt Van Houts dat het vermogen om geld te kunnen maken de banken veel te veel macht geeft. Daarom is het onverstandig om dit aan een commerciële instelling over te laten. Het recht om geld te kunnen maken moet exclusief in publieke handen blijven.

Naïef-monetarisme

De preoccupatie met de hoeveelheid geld heet ‘monetarisme’. Volgeld is ook een vorm van monetarisme: het is een pogingen om de economie te reguleren door aan de knoppen van het geldsysteem te draaien. De bekendste monetarist was Milton Friedman. In de jaren zeventig maakten hij en zijn medestanders naam als 'Monetaristen' [3]. Zij bepleitten dat de staat de markt vrij laat. De centrale bank mocht volgens hen alleen zoveel geld maken als nodig is om de totale hoeveelheid geld die in omloop is, gelijk te houden. Zo wordt inflatie onder controle gehouden, was het idee.

Als de overheid zich daar toe beperkt, zo veronderstelden zij, dan zou de economie vanzelf weer gaan groeien. Zij kregen veel aanhang in de jaren zeventig door de 'stagflatiecrisis' die toen woedde. Het kenmerk van die crisis was de combinatie van hoge inflatie en economische stagnatie. In die periode zijn ook de eerste plannen gemaakt voor de euro. De euro is een directe erfgenaam van het monetarisme. Typerend voor het monetarisme van de ECB is dat zij onafhankelijk is van de staat en dat haar taak is beperkt tot het stabiel houden van de prijzen (inflatie).

De kerngedachte van het monetarisme is voor iedereen intuïtief te begrijpen: hoe meer geld er in omloop is in verhouding met de economie – dus hoe meer geld tegenover de zelfde hoeveelheid spullen en diensten staat – hoe minder het geld waard zal zijn. Hoe logisch die gedachte ook lijkt, in de praktijk blijkt dit niet zo te werken. Het Monetarisme is een achterhaalde theorie. Er is geen directe relatie tussen de hoeveelheid geld en inflatie. Bovendien is het is onmogelijk om op betrouwbare wijze te meten hoeveelheid geld in omloop is, laat staan dit te reguleren.

Het Monetarisme mag dan achterhaald zijn, het monetarisme is nog niet verdwenen. Dit blijkt uit de recente pogingen van de ECB om door het in omloop brengen van extra geld (quantitative easing, afgekort QE) de economie te stimuleren. Dat dat niet werkt blijkt, want in september daalden de prijzen (deflatie). Ondanks QE is er dus nog steeds sprake van deflatie. Deflatie is een gevolg van wereldwijde loonmatiging en stagnatie van de economie. Duitsers en Nederlanders zijn kampioen loonmatigen en dwingen daardoor de rest van Europa om ook hun lonen te matigen. In Duitsland en Nederland is het monetarisme nog steeds oppermachtig.

Ook Van Houts denkt ook als een monetarist. Dat blijkt als hij in Buitenhof stelt dat in een gegeven periode de economie vijf maal is gegroeid terwijl de hoeveelheid geld in die zelfde periode maar liefst dertig maal toenam. Die preoccupatie met de hoeveelheid geld is typerend voor monetarisme. Dat van Houts zo denkt, is niet verrassend, want de meeste mensen zijn ‘naïef-monetaristen’ zoals hij. Maar dat mag en kan geen argument zijn voor volgeld. Als Van Houts wil meedenken over economisch beleid dan moet hij zich hierin verdiepen. Naïviteit is geen argument.

Geld maken is macht?

De tweede reden die van Houts noemt, is: ‘geld maken geeft banken teveel macht’. Banken hebben wel macht, maar dat is macht ten opzichte van de investeerders – en dat is maar beperkt, want iemand die geen lening krijgt kan ook naar een andere bank lopen. Dat banken toch veel invloed hebben, meer dan andere commerciële bedrijven, heeft niets maken met het het vermogen om geld te maken: dat is vooral het gevolg van het falen van de politici die denken dat deze materie te complex is en zich door dure heren in maatpakken laten intimideren.

De centrale bank heeft wel degelijk macht over banken: zij kan de vergunning van een bank intrekken als een bank het te bont maakt. Dat banken een magisch toverstokje bezitten waarmee ze geld kunnen maken, geeft hen geen macht.

Bovendien is de macht van het ‘geld scheppend vermogen’ beperkt door regels. Een bank moet voor elke lening die zij uitschrijft een reserve storten bij de centrale bank. Zij moet een minimale hoeveelheid spaargeld en eigen vermogen (de aandeelhouders van de bank) als buffer hebben. Het grote probleem van de afgelopen jaren is dat men de regels voor de omvang van deze buffer steeds verder is gaan verlagen. De buffers werden uiteindelijk zo klein dat zij de klap van het faillissement van Griekenland niet meer konden dragen. Dat was het begin van de eurocrisis en daarom moest Griekenland zogenaamd gered worden. 'Zogenaamd' want in werkelijkheid waren het de banken die gered werden.

Het is dus helemaal niet nodig, en alleen maar onpraktisch om de centrale bank alle geld te laten maken. Het zijn uiteindelijk toch de banken die de keuze maken wie wel en wie geen krediet krijgt. Het is veel beter om strenge eisen te stellen aan de buffers die banken moeten aanhouden.

Wat kan de centrale bank doen tegen speculatie?

Een belangrijk argument voor volgeld, is volgens de voorstanders, dat het de vastgoedbubbel had kunnen voorkomen.

Ook hier is volgeld echter een volkomen overbodige maatregel. Om speculatie en vastgoedbubbels te voorkomen heeft de centrale bank betere middelen. Als blijkt dat in een bepaalde sector te veel krediet wordt uitgeven kan zij eisen dat banken voor dit soort leningen een hogere buffer moeten hebben. Daardoor wordt het minder lucratief om geld uit te lenen en zal de bubbel leeglopen. Op die manier kan de overheid heel selectief en effectief – zonder dat de rest van de ‘echte economie’ daar last van heeft – een financiële luchtbel doorprikken.

Toen de huizenmarkt in Nederland, Spanje en Ierland oververhit raakte, had de ECB dus wel kunnen ingrijpen. Dit heeft men nagelaten. De enige manier waarop de ECB in dit soort situaties ingrijpt, is altijd door middel van een algemene rente verhoging. Dat is een monetaire maatregel die als nadeel heeft dat alle economische activiteiten worden afgeremd, ook zinvolle. Zo veroorzaakt men een recessie en maakt men mensen werkloos. Dat was natuurlijk de reden dat ECB aarzelde om in te grijpen, maar dat was een politieke keuze en niet het gevolg van gebrek aan machtsmiddelen.



Hoe kan een eind gemaakt worden aan de stagnatie?



Kan een centrale bank de economie überhaupt wel sturen? Een centrale bank kan de economie alleen beïnvloeden met monetaire middelen – dat is nou eenmaal de aard van het beestje. De regering maakt beleid, geeft geld uit en heft belasting (fiscaal beleid), de centrale bank gaat over het geld.

Volgeld is dus geen oplossing, ook niet tegen speculatie. Er zijn veel effectievere middelen beschikbaar om banken te reguleren die helaas ongebruikt blijven. Maar nog veel belangrijker op het moment is, dat het monetair denken het economisch beleid in de weg zit. Het idee dat een land zijn begrotingsschuld moet afbouwen, juist tijdens een crisis, is gebaseerd op achterhaald monetarisme. Dat is de hoofdoorzaak van de economische crisis waar Europa nu sinds 2010 in verkeert. Hierdoor zijn miljoenen mensen nodeloos werkloos gemaakt. Dat had voorkomen kunnen worden met de middelen die we nu hebben. Het volgeldsysteem is overbodig. Het grote raadsel is eigenlijk, en daar zou Van Houts zich beter in kunnen verdiepen, waarom we die middelen niet gebruiken.

Voetnoten

[1] Sinds de afschaffing van de goudstandaard. Wat is geld dan? Deze discussie gaat over een wonderlijk fenomeen. Een fenomeen zonder welk onze maatschappij niet zou kunnen bestaan: geld. Wie meer wil lezen over de geschiedenis van geld raad ik aan het zeer lezenswaardige boek van David Graeber te lezen: Schuld, de eerste 5000 jaar.
[2] Ik heb ook kritiek op enkele punten die Fransman maakt, maar deze zijn niet relevant voor dit betoog. Ik wil het niet onnodig compliceren.
[3] Als ik het over deze monetaristen heb zal ik Monetaristen met een hoofdletter schrijven.

Read more...

Eurovriendjespolitiek

>> Saturday, November 14, 2015

Eerder geplaatst als Quote de Jour op Sargasso

Spanje dreigt zwaar te zondigen tegen de begrotingsregels in het Europese Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Maar wat er gebeurt als de conservatieve Spaanse regering niet bijstuurt voor de verkiezingen in december, blijft onduidelijk. Het lijkt erop dat de Spaanse premier Mariano Rajoy er met steun van zijn Duitse 'partijgenoot' Wolfgang Schäuble in is geslaagd zand in de Brusselse machine te strooien.

Bron: Financieel Dagblad 13 oktober, papieren versie.

Het Spaanse begrotingstekort komt dit jaar uit op 4,5% van het bbp, dus ruim boven de voorgeschreven 3%. De Europese Commissie heeft maandag een opinie uitgebracht waarin Spanje wordt aangespoord om voor 2016 haar begroting weer op orde te brengen. Spanje zit al sinds 2009 in een 'buitensporig tekortprocedure'. Ook Jeroen Dijsselbloem en Mario Draghi keuren het tekort af.

Wie echter had gedacht dat dit zou leiden tot maatregelen tegen Spanje vergist zich: de Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker besloot de stemming uit te stellen, want 'Juncker behoort net als Rajoy tot de zelfde christendemocratische familie', aldus het FD.

Zo gaat dat dus in Europa: hoe erg een begrotingstekort is, wordt bepaald door de signatuur van de partij die het betreffende land regeert. Voor Griekenland, dat door het linkse Syriza wordt geregeerd, had men eerder dit jaar geen geduld.

En er is nog iets dat opvalt: het blijkt nu dat ook Wolfgang Schäuble weet dat de Europese begrotingsregels zinloos en contraproductief zijn. Vooral vlak voor de verkiezingen.

Read more...

Gegijzeld door een goed geweten

Gepubliceert als "Quote du Joure" op Sargasso.

Stel, je woont in een dorre woestijn, een nare dictatuur of een staat die weinig economische kansen biedt. En er bestaat een ver land, waar je voor veel geld, en soms ook met gevaar voor eigen leven, naartoe kunt. Een land waar ze je altijd binnenlaten, ook al heb je geen of een vals paspoort.

Een land waar ze je welkom heten omdat ze in jou graag een zielige oorlogsvluchteling zien. Een land waar je na de eerste opvang voorrang krijgt op de huizenmarkt en waar ze je een gratis advocaat geven die jouw zaak bepleit - ook al loog je de boel bij elkaar [...] naar zo'n land wil je wel.

Het land bestaat en heet Nederland. Maar het kan ook Duitsland heten, of Zweden. Gegijzeld door de prangende wens om een goed geweten te hebben, bieden zij aantrekkelijke arrangementen aan eenieder die zich vluchteling noemt.
Uit: Elsevier, 10 oktober (papieren versie) p11. Titel "Bewaak grenzen."

Bij Elsevier, het grootste opinieweekblad van Nederland, hebben ze geen last van een goed (of slecht) geweten. Het blad maakt ongegeneerd stemming tegen vluchtelingen en pleit voor betere grenscontroles - alsof deze zich daar iets van aantrekken. Afgelopen vrijdag werd in Woerden gedemonstreerd, wat het gevolg is van deze stemmingmakerij.

Ik herhaal wat Prediker gisteren schreef: "Extreem-rechtse praat is nu dus inderdaad mainstream geworden"

Read more...

Wie ziet er kansen voor de sociaaldemocratie?

Lex Bohlmeijer heeft voor de Correspondent een van 'de beste economen van Nederland’ geïnterviewd: Paul de Beer. Dit is het ware probleem van de PvdA (en de sociaal-democratie). Een interessant interview over de oorzaak van het verval van de sociaaldemocratie en de verzorgingsstaat. Het is zeer de moeite waard om deze podcast te beluisteren. Lex plaatst bij het interview ook een oproep die ik niet onbeantwoord kan laten.

Dit is de oproep van Lex Bohlmeijer:

Wie ziet er kansen voor de sociaaldemocratie? Langs welke weg zouden de belangen van middenklasse en onderklasse opnieuw met elkaar verbonden kunnen worden? Of moet je de zaak op zijn beloop laten?

'Wie ziet er nog kansen voor de sociaaldemocratie ... of moet je de boel op zijn beloop laten?' vraag je. Oké, ik zal een poging doen om te antwoorden.

Aan het einde van je interview ga je in op de noodzaak van 'visie' om de sociaaldemocratie te redden. 'Visie', is dat niet een afgeleide van ideologie? Maar jij doelt op iets heel specifieks, iets dat ik eigenlijk niet eens een ideologie zou willen noemen: het basisinkomen. Gelukkig hoor ik dat de Beer dat nu afwijst, al vind ik de reden wel erg zwak: 'het ontbreken van draagvlak' en 'het lost urgente problemen niet op'. Er zijn veel fundamentelere redenen die ik eerder op Sargasso al eens op een rij heb gezet.

Om de sociaaldemocratie te redden, of misschien nog wel belangrijker, om de verzorgingsstaat te redden, zal een basisinkomen niet helpen. We moeten eerst begrijpen wat er precies fout is gegaan. De Beer noemt één reden: de toegenomen welvaart heeft de middengroepen doen vergeten waar zij die aan te danken heeft. Maar dat is nog niet genoeg.

De vraag of er 'nog kansen zijn voor sociaaldemocratie' is volgens mij dan ook de verkeerde vraag. De andere kant - rechts - heeft namelijk de afgelopen jaren niet stil gezeten. Terwijl links haar ideologie aan de kapstok hing in plaats van deze te vernieuwen, heeft rechts wel druk aan haar eigen ideologie gesleuteld: het neoliberalisme. Omdat ook te rechter zijde over ideologisch denken wordt gefronst – lees Mark Rutte,'s Vijfde H.J. Schoo-lezing er maar op na! – ontkent men nu het bestaan ervan zoals Patrick van Schie demonstreert: 'Neoliberalisme is een nonsenswoord'. Tegelijkertijd wordt links van 'conservatisme' beschuldigd: sociaaldemocratie, dat is zeau jaren tachtig beste Gutmenschen.

Dit is natuurlijk geen autonoom sociologisch proces, of 'wetmatigheid' (waarover wat onduidelijkheid is in het interview) maar gewoon propaganda: tegen de sociaaldemocratie, tegen keynesiaanse economie, tegen de (verzorgings-) staat, tegen vakbonden, tegen spreiding van kennis, inkomen en macht en vóór neoklassieke economie, voor egoïsme en hebzucht ... sorry, voor individualisme en 'je eigen broek ophouden'.

Voor de duidelijkheid: deze campagne van rechts is al begonnen in de jaren dertig – ja, u leest het goed: tijdens de Grote Depressie – door mensen als Friedrich Hayek (VS) en Walter Eucken (Duitsland). Toen noemde men het beestje nog wel bij zijn naam (pdf): neo-liberalisme (met streepje in het begin) of ordoliberalisme. Na de oorlog hebben zij hier verder aan gewerkt in de Mont Pelerin Society, uiteraard met genereuze steun van het bedrijfsleven, want aan geld heeft rechts het nooit ontbroken. Begin jaren tachtig kon het neoliberalisme doorbreken omdat het wel een antwoord had op de crisis van de jaren zeventig. De sociaaldemocraten wisten toen niet wat hen was overkomen. Rechts kwam aan de macht: Thatcher, Reagan, Kohl, Lubbers, en waar links wel aan de macht was (Mitterand, Kok, Blair), werd neoliberaal beleid door linkse politici uitgevoerd.

De sociaaldemocratie bood al die jaren dus geen enkele weerstand tegen deze ideologische en politieke machtsovername en heeft de boel op zijn beloop gelaten, een 'niemandsland' achter gelaten zoals Van Dam het treffend uitdrukt. Zo kon het neoliberalisme zegevieren: economisch (monetarisme, de euro, bezuinigen), politiek (zie het lot van de PvdA vs. de VVD) en cultureel ('you know, there is no such thing as society. There are individual men and women, and there are families', zoals de Lady zei). Erger nog, wij hebben het neoliberalisme verinnerlijkt. Dat, en niet abstracte wetmatigheden, is wat heeft geleid tot de versplintering waar Paul de Beer het over heeft.

Sociaaldemocraten wisten al die jaren niet meer te bedenken dan meehuilen met de wolven: Paars, Bill Clinton ('big government is over') en Blair (die Thatcher's werk zelfs nog verbeterde). De euro is de laatste grote neoliberale schepping geweest, in het genot waarvan wij nu leven. En zoals elke neoliberale 'vernieuwing' leidt ook deze tot een nieuwe crisis, die opgelost moet worden met nog meer neoliberalisme - ook bekend als 'hervormingen'.

Tegen deze succesvolle en al decennia durende aanslag van rechts op de verzorgingsstaat moeten wij ons verweren. Dat was/is de taak van links, de sociaaldemocratie (of hoe je het ook noemt). De vraag is dus niet 'zijn er kansen' - nee, dit is de laatste kans voor de sociaaldemocratie en voor links om een alternatieve ideologie te formuleren. De boel op zijn beloop laten is zeker geen optie.

'En de PvdA dan?', zul je vragen.

Daarover kunnen we kort zijn: wanneer wordt Dijsselbloem geroyeerd? Het is me echt een raadsel waar die man de gore lef vandaan haalt om zich te tooien met de naam 'sociaaldemocraat' en waarom een partij die zich sociaaldemocratisch noemt, het vertrouwen in deze minister niet opzegt. Typerend is dat Dijsselbloem zichzelf als 'niet-ideologisch' en als pragmaticus omschrijft. Het demonstreert hoe slecht sociaaldemocraten hebben nagedacht over de rol van ideologie in de politiek. En als dat het einde van het kabinet tot gevolg heeft, is dat geen probleem maar een zegen voor het land.

Felix Rottenberg zegt het nu zelfs hardop: Samsom is de sociaaldemocratische 'bedrijfsleider' van dit rechtse kabinet. Hè hè, eindelijk. En anders doek de PvdA maar op, althans deze quasi sociaaldemocratische PvdA.

Voor een echte, linkse, sociaaldemocratische Partij van de Arbeid is wel degelijk een bestaansgrond die Paul de Beer ook noemt: Alleen zij kan de brug vormen tussen de middenklasse en groepen aan de onderkant van de maatschappij die door de SP worden bediend. Dat betekent dus dat de PvdA moet samenwerken met de SP en niet met de VVD.

Die Linke, de SP, Syriza, Podemos ('we kunnen'!), Jeremy Corbyn en misschien zelfs Rottenberg, zijn personen/bewegingen die begrepen hebben dat meehuilen en de 'boel op zijn beloop laten', geen oplossing is. Het recente succes van deze bewegingen laat zie hoe groot de honger is naar een antwoord op de hegemonie van het neoliberalisme. Tegelijkertijd laat de felheid van de neoliberale reactie hierop zien dat rechts dat ook begrijpt.

Niet sociaaldemocraten maar Grieken, Spanjaarden, 'de onderste laag' in Nederland en nu vooral vluchtelingen, hebben deze strijd tot nog toe gestreden: zij die direct geraakt worden door de gevolgen van de neoliberale revolutie. Hun rangen zullen zich versterken, dat is mijn enige hoop - en zekerheid naar ik vrees - met of zonder sociaaldemocratie.

Afbeelding: Paulien Osse

Read more...

Lessen van de eurocrisis. Les 1: wie is radicaal?

>> Saturday, August 1, 2015

Van een crisis kun je veel leren. Door observatie van een systeem dat onder druk staat, worden structuren en mechanismen zichtbaar die bij normaal functioneren verborgen blijven. Ook de eurocrisis zit vol met bijzonder interessant lesmateriaal. Les 1: Wie is radicaal?

Nu we weten hoe de Griekse crisis is afgelopen, kunnen we de vraag beantwoorden waar iedereen zich begin dit jaar zo druk over maakte: is Syriza radicaal? Matthijs Bouman had een goede definitie van radicaal gevonden: ‘een radicaal is iemand die de uiterste consequentie van een denkwijze aanvaardt’. Om de vraag te beantwoorden of Syriza een radicale partij is, moeten we dus weten of zij om haar zin te krijgen, aanvaardt dat Griekenland de eurozone verlaat.

Die vraag kunnen we nu ondubbelzinnig beantwoorden: nee, Syriza is niet radicaal. Integendeel zelfs: om in de euro te blijven heeft zij zelfs een nog strenger regime van bezuinigingen en privatisering geaccepteerd dan tot dan toe aan Griekenland was opgelegd.

Ook is duidelijk dat iedereen de verkeerde kant op keek: de echte radicalen blijken Duitsers en Nederlanders te zijn. Vooral Wolfgang Schäuble heeft zich ontpopt als radicaal in de betekenis van Bouman: hij was van begin af aan bereid om tot het uiterste te gaan en Griekenland uit de eurozone te gooien. Bovendien gaat het niet alleen om Griekenland want Schäuble brengt met zijn beleid de hele eurozone in gevaar.

In de meer traditionele betekenis van radicalisme [1] is ook Syriza een radicale partij: zij strijdt voor het recht van Griekenland om te beslissen over economisch beleid in eigen land. Dat een radicale partij zou winnen in Griekenland is ook geen verrassing: na vijf jaar trojka bewind is Griekenland in een diepe depressie verzonken die erger is dan de Grote Depressie van de jaren dertig. Het had ook veel erger kunnen aflopen.

Onderhandelen ‘met het mes op de tafel’

Achteraf weten we nu dat Tsipras en Varoufakis deze strijd nooit konden winnen aan de onderhandelingstafel, omdat ze niet bereid waren om tot het uiterste te gaan. Zij wilden Griekenland juist wel in de euro houden. Zij hadden daarom geen ‘Plan B’ en konden nergens mee dreigen. Varoufakis sprak dus de waarheid toen hij zei dat hij geen spelletjes speelde. Hun tegenstanders daarentegen deden dat wel en onderhandelden met ‘het mes op tafel’: de dreiging van een Grexit. Zij zijn daarom verantwoordelijk voor de lange duur van de onderhandelingen en de terugval van de Griekse economie. Niet de Grieken, maar zij waren de koppige partij die geen millimeter toegaven.

Tsipras en Varoufakis hebben geprobeerd met argumenten te onderhandelen . Typerend is deze uitwisseling tussen Dijsselbloem en de Griekse onderhandelaars, zoals beschreven door Nikolas Theocharakis die er bij was:
Het was Jeroen Dijsselbloems eerste bezoek aan Syriza, toen Tsipras zei: “U ziet, dit bezuinigen werkt averechts.” En koeltjes antwoordde Dijsselbloem: “Dat denk ik niet”, waarna hij Varoufakis dreigde met sluiting van banken, toen al.
Varoufakis en Tsipras probeerden Dijsselbloem en Schäuble er van te overtuigen dat ander beleid in Griekenland nodig was. Maar ideologen laten zich nooit overtuigen, want zij staan niet open voor argumenten die tegen hun wereldbeeld ingaan. Zij weten dat ze gelijk hebben. Wat dan nog rest bij een onderhandeling is het recht van de sterkste. En zo is het ook precies gegaan.

Regel één van de politiek

De revolte is neergeslagen want Syriza heeft gezondigd tegen regel één van de politiek: de sterkste wint, niet wie gelijk heeft. Syriza heeft zich vergist in het karakter van de Europese politiek. Merkel, Schäuble, Rutte, Dijsselbloem en hun collega’s in Brussel en bij de ECB bepalen wat er in Europa gebeurt. Niet ‘Che Guevara’ uit Griekenland.


Scan van de voorpagina het Financieel Dagblad waarmee de krant opende op 14 juli nadat, in de woorden van het FD 'Alexis Tsipras getemd' was.

Voor de Europese elite was van begin af aan duidelijk dat deze opstand hard neergeslagen moest worden om nieuwe opstanden in Zuid-Europa te voorkomen. Wat er met Griekenland is gebeurd, is een afschrikwekkend voorbeeld van wat er kan gebeuren als u, burger van Euroland, op een linkse partij stemt.

Wie is radicaal?

De crisis met Griekenland laat zien dat de Europese politiek wordt gedomineerd door radicale ideologen die niet willen of kunnen inzien dat hun politiek Europa destabiliseert. Ze staan niet open voor kritiek dat hun beleid de euro destabiliseert. Hoe radicaal wilt u het hebben?

Noten

[1] Het woord radiclism wordt voor het eerst voor een politieke stroming gebruikt aan het einde van de 17e eeuw in Engeland voor een beweging die zich verzet tegen machtsmisbruik door de koning. Zij beriepen zich daarbij op Angelsaksisch recht van voor de Normandische invasie in 1066. Radicaal wil dus zeggen: terug gaan naar de ‘wortel’, je beroepen op ouder recht, in verzet tegen onrechtvaardige wetgeving of een slechte soeverein (Michel Foucault, p41). Dit is het soort radicalisme waar de naam Syriza naar verwijst: Συνασπισμός Ριζοσπαστικής Αριστεράς, Synaspismós Rizospastikís Aristerás staat voor het bacroniem Syriza, dat ‘van de wortel’ of ‘radicaal’ betekent. Ρίζα (Latijn Radix) betekent wortel.

Afbeelding
European University Institute Wolfgang Schauble debating Europe at the EUI

Read more...

De eurocrisis in getallen, deel 1: stagnatie door de euro

>> Tuesday, July 28, 2015

Op het moment dat ik dit artikel schrijf wordt nog ‘onderhandeld’ met de Grieken. Vernederen is een beter woord. De boodschap is duidelijk: resistance is futile, you will be assimilated. Wie zich niet wil of kan aanpassen wordt gedwongen te vertrekken. In dit en volgende artikelen zal ik op basis van economische gegevens laten zien waarom Griekenland niet de oorzaak van de eurocrisis is, en dat een Grexit geen oplossing is.

Het lijkt de laatste tijd weer wat beter te gaan met de economie in de eurozone, als we de media mogen geloven. Maar hoe blijvend is dat? Is de eurocrisis echt voorbij? De werkloosheid is nog steeds relatief hoog en van volledig herstel van de eurocrisis is nog lang geen sprake.

Desondanks prijzen politici zichzelf omdat de pijnlijke maatregelen van de afgelopen jaren nu vrucht lijken af te werpen. Eindelijk zijn we aangekomen bij het ‘zoet na het zuur’. Maar, zo haasten zij zich toe te voegen, we zijn er nog niet: we moeten nu doorpakken om de Monetaire Unie af te maken. De eurolanden moeten beter voorbereid zijn voor de volgende crisis. Dit moet bereikt worden door meer fiscale en politieke integratie en strenge handhaving van de (begrotings-) regels. Elk land moet tekorten zo snel mogelijk afbouwen om voldoende reserve te hebben om de volgende schok op te kunnen vangen. Ook moeten we werk maken van flexibilisering van de arbeidsmarkt en moet overbodige regelgeving gestroomlijnd worden. Europa moet competitief worden zodat het klaar is voor nieuwe uitdagingen in een snel veranderende wereldeconomie.

Met enige schroom – het ligt nu politiek even niet zo goed – wordt daar aan toegevoegd dat het onvermijdelijk is dat landen soevereiniteit zullen moeten afstaan, zodat betere coördinatie mogelijk is door de Europese instituties.


Deze en andere ambitieuze voornemens voor de Europese monetaire unie staan in het onlangs gepubliceerde rapport van Jean-Claude Juncker en andere Europese kopstukken in Brussel en Frankfurt [1].

De praktijk

Tot zover de theorie. Hoe heeft de monetaire unie het economisch eigenlijk gedaan? Om te laten zien wat de eurolanden tot nog toe hebben gerealiseerd, heb ik wat economische parameters op een rij gezet. Ik heb waar mogelijk een vergelijking gemaakt met andere economieën: de VS en landen buiten de euro maar die wel in Europa liggen: Groot Brittannië en Zweden [2].

Het zal u niet verrassen: vergeleken met andere westerse landen gaat het niet goed in de eurozone. Door de kredietcrisis is de werkloosheid overal gestegen, maar waar in andere landen na 2011 geleidelijk aan herstel optrad, is de werkloosheid in Europa na 2012 nog verder gestegen. Pas de laatste twee jaar zien we een geleidelijke afname.

Figuur 1 Verloop van werkloosheid sinds uitbraak van de kredietcrisis in de Eurozone, de EU (alle 28 landen), Groot Brittanie, Zweden en de VS. In Europa en met name de eurozone is de werkloosheid na 2012 opnieuw opgelopen en stagneert de daling. Opmerkelijk is de stagnatie in Zweden, al doet dat land het nog wel beter dan de eurolanden.

Ook als je naar de groei kijkt, uitgedrukt in het ‘Bruto Binnenlands Product’ (BBP), is duidelijk te zien dat in de eurozone de economie stagneert. Het BBP is nog steeds niet terug op het niveau van vijf jaar geleden, laat staan waar het zou moeten zijn als er geen crisis was geweest in 2008. Ik heb in figuur 2 trendlijnen gezet bij de groei van de VS en de eurozone. Het laat goed zien hoe groot de achterstand is die de eurozone heeft opgelopen met de VS, en wat bereikt had kunnen worden met ander beleid. Deze achterstand kunnen we met de huidige groeicijfers, waar de media zo over juichen, niet meer inlopen.

Figuur 2 Groei van de economie sinds 2000 in Europa (alle 28 landen), de eurozone, Groot Brittannië en de VS. Groei in Europa en met name in de eurozone stagneert. Door de achterblijvende groei in de eurozone wordt het gat met de VS steeds groter.

In figuur 2 valt nog iets op: Groot Brittannië groeit de laatste jaren een stuk sneller dan de eurozone, maar tot eind 2013 stagneerde ook daar de economie. De reden daarvoor is dat vooral in de eerst jaren van de regering Cameron is bezuinigd. Direct na het stoppen ervan, in 2013, keert de groei terug.

Ook een andere indicator, het volume van de detailhandel, laat zien dat de economie in Europa, en met name de eurozone stagneert.

Figuur 3 Verloop van volume van detailhandel (zonder brandstof en motorvoertuigen) per maand, in de eurozone, in de EU, Zweden en Groot Brittannië. Eurostat heeft geen gegevens van de VS.

Een interessant beeld laat de vergelijking met Duitsland en Frankrijk zien:

Figuur 4 Verloop van volume van detailhandel (zonder brandstof en motorvoertuigen) per maand.De binnenlandse economie van Duitsland doet het veel minder goed dan Frankrijk. (Let op andere tijdschaal: begint op 2000)

Anders dan vaak wordt gedacht, functioneert de Duitse economie maar matig. Terwijl in Frankrijk tot 2008 de binnenlandse economie groeit en enige tijd na de klap van de krediet crisis weer voorzichtig herstelt, is er in Duitsland sprake van langdurige stagnatie. Ik zal hier later op terugkomen.

Ronduit dramatisch is wat er in zelfde periode gebeurt in Griekenland:

Figuur 5 Hoe ernstig de gevolgen zijn van het bezuinigingsbeleid van de Trojka voor de binnenlandse economie van Griekenland blijkt uit de afname van de detailhandel: de afname is ongeveer 40%.

Retoriek

Wie de retoriek van de politiek negeert en naar de cijfers kijkt, ziet dat het economisch beleid van de laatste jaren rampzalig heeft uitgepakt. Vooral het beleid na de kredietcrisis heeft de Europese economie nog verder in het moeras getrokken.

Andere westerse geïndustrialiseerde landen doen het duidelijk beter dan de eurozone. Ook de EU als geheel doet het beter dan de eurozone [3].

In Griekenland, waar het Europese beleid niet werd gehinderd door democratische controle en waar het dus het meest consequent kon worden uitgevoerd, is de meeste schade aangericht. Het is een gotspe dat deze slechte resultaten worden toegeschreven aan de Grieken [4].

De oorzaak

Wat is de oorzaak van de slechte economische prestatie van de eurolanden?

De gangbare verklaring in Brussel is dat de landen zich niet aan de regels van het stabiliteitspact hebben gehouden [5]. Door gebrek aan discipline zijn de tekorten opgelopen. Ook wordt de economie te weinig hervormd waardoor men niet competitief genoeg is. Met name in Frankrijk en Zuid-Europa wordt onvoldoende hervormd en is men niet economisch competitief genoeg. Maar de grootste zondaar is zonder meer Griekenland: met dit land heeft men ‘het Paard van Troje’ binnen gehaald.

Het zou daarom goed zijn voor de euro als Griekenland de eurozone verlaat. ‘Goed te missen’, is de titel van het redactioneel in Elsevier [6]. ‘Een euro zonder Griekenland is een opsteker. Voor de euro en de Grieken’, schrijft het blad. De gevolgen zijn slechts beperkt en deskundigen stellen dat het de monetaire unie kan ‘verdiepen’.

Dit zal niet echter niet veel helpen: het economisch beleid in de eurozone heeft de economieën in alle landen verzwakt. Griekenland is niet de oorzaak van eurocrisis, dat zijn de Europese politici zelf.

Ik zal in het volgende deel van deze serie over de eurocrisis laten zien wat er fout gaat, maar als u vragen of ideeën heeft voor een onderwerp wil ik hier graag op in gaan in een komende aflevering.

Noten

[1] Het Vijf Presidenten Report: Completing Europe's Economic and Monetary Union, geschreven door Jean-Claude Juncker, Donald Tusk, Jeroen Dijsselbloem, Mario Draghi en Martin Schulz.
[2] Groot Brittannië, Zwitserland en Zweden omdat het Europese landen zijn die niet met de euro meedoen en de VS omdat het een grote westerse economie is, vergelijkbaar dus met de eurozone. Soms ontbreken getallen voor een land om dat Eurostat deze niet verzamelt.
[3] In figuren staan ‘eurozone’ (19 of 18 landen) en ‘EU’ (28 landen) uitgezet. Eurostat bevat helaas geen getallen voor “EU zonder Eurozone”.
[4] De slechte resultaten worden door iedereen toegeschreven aan corruptie, nepotisme en slechte belastingdiscipline, maar voor de crisis van 2008 stonden deze factoren groei niet in de weg. Natuurlijk moeten corruptie, nepotisme en slechte belastingdiscipline bestreden worden, maar zij kunnen niet de oorzaak zijn geweest van de terugval na 2008. Daar komt bij dat aanpak van deze problemen pas na meerdere jaren resultaat zal opleveren.
[5] Men vergeet dan altijd graag dat de eerste zondaar nota bene Duitsland (2006) zelf was.
[6] Opinie in Elsevier Magazine no 27, papieren versie.

Verantwoording
Gegevens die gebruikt zijn voor de afbeeldingen komen uit Eurostat
Afbeelding: Jean-Claude Juncker, European People's Party (Flickr, C.C.)

Read more...

Onnodige verwarring over de euro en het referendum

>> Sunday, July 5, 2015

Wolfgang Schauble tijdens de campagne. chris9773 (CC)
Verwarring alom. Vandaag mogen de Grieken in een referendum ‘ja’ of ‘nee’ stemmen maar het is niet helemaal duidelijk voor wat ze stemmen.

'Nee' zegt de Griekse regering, 'betekent nee tegen het voorstel dat door Brussel op 25 juni aan Griekenland is voorgelegd'. Dit was voor hen onaanvaardbaar want het betekent dat er geen einde komt aan de crisis in Griekenland en dat de last voor afbetaling onevenredig zwaar op de schouders van de armste Grieken wordt gelegd. Door ‘nee’ te stemmen – dat is ook wat de regering adviseert – hoopt zij opnieuw naar de onderhandelingstafel terug te kunnen gaan, maar nu met een sterker mandaat om nieuwe afspraken te maken die Griekenland weer hoop biedt op herstel van de economie.

‘Nee’, zegt Brussel, 'is nee tegen de euro'. Als de Grieken tegen stemmen dan kunnen zij niet in de euro blijven en is ‘de Grexit’ een feit. Jeroen Dijsselbloem legde vorige week [1] aan leden van de Tweede Kamer uit wat een nee-stem betekent:
… als zij zeggen ‘dat willen we niet’ dan is er niet alleen, denk ik, geen basis voor een nieuw programma, maar dan is het zeer de vraag of er een basis is voor Griekenland in de eurozone. Dat is de fundamentele vraag die wel degelijk aan de orde is.
En over een ja-stem zegt hij:

We zitten gewoon inhoudelijk heel ver uit elkaar en die kloof kan de Griekse bevolking overbruggen door te zeggen ‘onze toekomst ligt in Europa en we zijn bereid daarvoor samen te werken en we zijn bereid daarvoor ook moeilijke maatregelen te accepteren die in de Griekse situatie onvermijdelijk zijn’. Daar gaat het om.
Volgens minister Dijsselbloem zijn er economische redenen die het onmogelijk maken om Griekenland nog langer in de Eurozone te houden. Wat de Grieken ook stemmen, het maakt eigenlijk niet zo veel uit, tenzij ze bereid zijn om daarvoor grote offers te brengen. [2]

De eurosceptici

Tegenstanders van de euro gebruiken vaak de zelfde argumenten, alleen komen zij tot een andere conclusie. Neem bijvoorbeeld Yvonne Hofs, die redacteur van de Volkskrant is. Euroscepsis is volgens haar
gewoon een kwestie is van gezond verstand. De euro is een misbaksel, omdat negentien (laat staan nog meer) zeer verschillende economieën, politieke culturen en soevereine staten niet één munt kunnen delen zonder enorme politieke en economische offers te brengen.
Het stelt zwakke landen in staat om „op de pof te leven“. Kwijtschelding van de schulden zal ook niet helpen, want
het gaat erom dat Griekenland ook na kwijtschelding van de staatsschuld een zwakke economie blijft. De Grieken zullen dus opnieuw proberen op de pof te leven om hun levensstandaard te kunnen handhaven.
Wat voor Griekenland in extreme mate geldt, geldt natuurlijk voor alle landen in de eurozone: het ene land is economisch sterker dan het andere. Uiteindelijk zullen alle zwakke landen dit soort pijnlijke maatregelen moeten nemen, want ook al zijn de verschillen kleiner, op den duur bouwt elk land een schuld op met Duitsland en Nederland.

Het alternatief is dat Duitsland en Nederland hun zwakke broeders helpen. Maar de burgers in deze landen zullen hiertoe niet bereid zijn. Daarvoor is, dank zij politici als Geert Wilders, geen politieke steun.

De politieke unie

Er is nog een derde mogelijkheid om de euro levensvatbaar te maken volgens Hofs: een politieke unie. Dan kan Griekenland niet meer ongestraft ‘op de pof’ leven, en kan de ‘centrale Europese overheid’ de economie in de ‘deelstaten’ hervormen zodat de welvaartsverschillen verdwijnen.

Dit is onhaalbaar, want zo stelt Hofs:

de inwoners van de eurolanden willen het niet. Absolúút niet […] dit voorstel zal overal met overweldigende meerderheid worden weggestemd. Conclusie: als de eurozone een democratie blijft, is de euro sowieso verdoemd. De euro kan alleen overleven onder een Brusselse dictatuur of oligarchie. Is dat dan wat de voorstanders van de euro willen?

Voorstanders van de euro weten dit natuurlijk ook, en je zal van hen geen pleidooi horen voor een poltieke unie, maar zij denken dit te kunnen oplossen door de economie van alle landen zoveel mogelijk gelijk te trekken. Begrotingen worden door Brussel gecontroleerd, ook als een land niet in problemen is, en iedereen moet zich houden aan de aangescherpte regels van het Verdrag van Maastricht.

Dat Hofs en Dijsselbloem uiteindelijk toch tot een verschillende conclusie komen heeft meer te maken met hun verschillende maatschappelijk positie. Dijsselbloem heeft zijn lot verbonden aan de euro, Hofs is een onafhankelijk journaliste die verwoordt wat de meeste mensen in Nederland denken, inclusief Geert Wilders: de euro is een misbaksel.

Een realistisch model voor de euro

Er is nog een derde groep waar Hofs (en ik denk ook Dijsselbloem) geen enkel begrip voor kan opbrengen: zij die denken dat het mogelijk is om de euro te behouden, en toch Griekenland lid te laten blijven. In de woorden van Hofs:

Supporters van Griekenland en de euro negeren politieke en economische realiteiten. Ze lijken bevangen door een naïef vooruitgangsgeloof waarin keiharde machtspolitiek geen rol speelt. Maar in het echte leven speelt dat soort politiek wel een rol, een cruciale zelfs.

Ik zelf reken mij tot deze derde groep. Niet omdat ik een idealist ben of omdat ik ‘bevangen ben van naïef vooruitgangsgeloof’ maar omdat ik denk dat dit de beste oplossing is voor het probleem waarin we ons nu bevinden. Ik heb hiervoor twee redenen. In de eerste plaats is er geen (ordelijke) weg terug. Voor invoering van de euro had men jaren van voorbereiding nodig. Voor opsplitsing van de euro is niet meer tijd beschikbaar dan een ‘bank holiday’ lang kan zijn. Zie Griekenland.

De tweede reden is dat de euro wel kan werken, maar dan moeten de regels veranderd worden. De regels van Maastricht over schuldpercentages zijn niet relevant voor het functioneren van de euro. Ook moet men stoppen met het hameren op competitiviteit. Landen zijn geen bedrijven en landen zijn niet in concurrentie met elkaar. Dat is neoliberale wartaal.

Elk land kan kiezen voor het welvaartsniveau waartoe haar economie in staat is. Economisch goed ontwikkelde landen zoals Frankrijk en Duitsland kunnen met een hoog welvaartsniveau leven, en landen waar de economie op een iets lager niveau functioneert kunnen dat ook blijven doen als zij dat willen, zonder dat daarvoor miljarden transfers nodig zijn van rijk naar arm.

Hoe een land zich economisch inricht, maakt niet uit. Een grote of kleine publieke sector? Vroeg met pensioen, of langer doorwerken? Het maakt niet uit zolang elk land zich houdt aan de belangrijkste regel die geldt voor elke muntunie: het welvaartsniveau moet overeenkomen met de productiviteit. Hard werken wordt dus beloond, maar is niet verplicht.

Duidelijkheid!

Zelden zijn problemen in de economie zo duidelijk te analyseren als in deze crisis. Ik vat de drie verschillende standpunten samen:
  1. Eurocraten zoals Jeroen Dijsselbloem, de Duitse regering, en de meeste bestuurders en ambtenaren in Brussel gaan er vanuit dat Griekenland niet in de euro kan blijven. De verschillen zijn onoverbrugbaar. Alleen landen die zich strikt houden aan de regels kunnen blijven. Economieën moeten convergeren. Strenge controle is nodig (dit is een verkapte politiek unie).
  2. Eurosceptici denken ook dat Griekenland niet in de euro kan blijven. Maar zij voorzien dat ook in andere landen vergelijkbare problemen ontstaan. Alleen met ondemocratische middelen is het mogelijk om de euro te handhaven. Daarom moet ieder land weer terug naar zijn eigen munt.
  3. Realisten erkennen dat er verschillen zijn tussen landen, maar zolang landen niet boven of onder hun stand leven is dat geen probleem. Griekenland kan wel in de euro blijven, en als de Griekse economie weer op gang is gekomen, kunnen de Grieken hun schuld terugbetalen.
De euro is dus wel levensvatbaar en het is niet nodig om de democratie af te schaffen, maar we moeten ons wel aan een simpele regel houden: we mogen niet onder of boven onze stand leven. Hard werken wordt beloond maar is niet verplicht.

Het referendum gaat eigenlijk over deze regel. Helaas is het Syriza niet gelukt deze stelling duidelijk genoeg over te brengen.

Ik zal in een of meer volgende artikelen mijn stelling met economische argumenten onderbouwen.

Noten

[1] Te zien in het Acht Uur Journaal van 2 juli 2015.
[2] De minister bedoelt het natuurlijk niet zo maar: het gaat zelfs ten koste van hun kinderen.

Read more...

About This Blog

  © Blogger templates Sunset by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP