Populisme, verklaard door Caroline de Gruyter

>> Monday, September 19, 2016

Europ, and the cheife cities contayned therin, described;
with the habits of most kingdoms now in use.
Foto: Norman B. Leventhal Map Center (cc)

In mijn vorige artikel liet ik zien dat Joseph Vogl een verkeerd beeld heeft van de macht van het kapitaal. Vandaag behandel ik de ideeën van Caroline de Gruyter over de onmacht van de democratie en de oorzaken van het populisme. Zij maakt een vergelijkbare denkfout als Vogl.

Het populisme is in opmars. De AfD heeft afgelopen week weer flink gewonnen in Mecklenburg-Voor-Pommeren. De AfD, Geert Wilders, Front National, Donald Trump en ‘Brexit’, overal in Europa en de VS wordt de politiek gedomineerd door populisten [1]. Wat is de oorzaak daarvan?

Een verklaring die vaak wordt geopperd is dat politieke strijd (zie 1, 2, 3, 4, 5) zich niet meer afspeelt tussen links en rechts maar tussen hoog opgeleide kosmopolieten en laag opgeleide nationalisten. De kosmopolieten willen een open en multiculturele samenleving en zijn niet bang voor verandering. De natiestaat vinden ze een relict uit het verleden. De nationalisten willen terug naar de natiestaat. Ze zijn juist bang voor verandering, want dat brengt meestal maar weinig goeds. De migranten, die dankzij de open grenzen naar ons land komen, vestigen zich in hun wijken en internationale handel bedreigt hun banen. De meestal welgestelde kosmopolieten hebben daar geen last van.

Hans van Haastert heeft deze stelling onlangs al verdedigd in een artikel op Sargasso. Van Haastert is in goed gezelschap want ook Caroline de Gruyter is zo’n kosmopoliet [2]. In haar artikelen voor NRC Handelsblad beargumenteert ze precies de zelfde stelling: links versus rechts is vervangen door kosmopolieten versus nationalisten. Ze is een uitgesproken aanhanger van de Europese gedachte.

Ik zal De Gruyters verklaring van het populisme bespreken. Haar ideeën staan model voor het denken van de intellectuele elite in Europa [3]. Dat haar artikelen goed ontvangen worden blijkt uit de vele prijzen die zij heeft gekregen (zie 1, 2, 3, 4). Ik baseer mij op meerdere artikelen en haar boek Zwitserlevens [4]. Daarna geef ik mijn eigen analyse. De Gruyter heeft zich laten inspireren door het populaire boek Gekaufte Zeit van Wolfgang Streeck en mijn kritiek richt zich ook op dat boek.

Boven onze stand
De Gruyters stelling is dat de crisis het gevolg is van de onmacht van de politiek om te snijden in de te duur geworden verzorgingsstaat omdat dat stemmen kost. Deze problematiek speelt al sinds de jaren zeventig. Eerst liet men de tekorten flink oplopen, want
[…] politici, die allen de oorlog hadden meegemaakt, durfden niet te hakken in de verzorgingsstaat. Zonder sociale vangnetten en pensioenen zouden conflicten terugkeren. Dat wilde deze „getraumatiseerde generatie” absoluut voorkomen. Goedkope kredieten boden een uitweg uit dit dilemma. Overheden, en later burgers, hielden de verzorgingsstaat in leven met geleend geld.
Toen de schuld onhoudbaar werd in de jaren negentig, besloten linkse (In Nederland de PvdA) en rechtse regeringen om de economie te stimuleren door de markt te liberaliseren en grote delen van de overheid te privatiseren. Men hoopte dat door de globalisering de economie voldoende zou groeien en er zo voldoende geld verdiend zou worden om de kostbare verzorgingsstaat te betalen.

Democratie verlamd
Zo begonnen ze langzaam de zeepbel te blazen die in 2008 spatte’, aldus De Gruyter. De welvaart bleek op speculatie gebaseerd te zijn. Onze banken ‘verdienden’ geld met gokken in een globaal casino en moesten door de staat gered worden om te voorkomen dat het systeem instortte. Het gevolg was dat private schulden genationaliseerd werden waardoor de staatsschuld weer flink opliep. Bovendien raakte de economie in recessie. Daar kwam in 2010 nog eens de Europese schuldencrisis bij. Het gevolg was dat de overheid weer moest bezuinigen. Totaal is sinds 2010 door de Kabinetten Rutte een kleine 50 miljard bezuinigd.

Opmerkelijk is dat hieraan ook door links wordt meegewerkt, want politici hebben geen andere keuze
vanwege de globalisering, [wordt het beleid] ver boven hun hoofden uitgestippeld: door de ‘markten’, het IMF, de trojka of in de boardroom van Pimco, één van de grootste obligatiefondsen ter wereld. Onze bestuurders kunnen op zijn best de scherpe kantjes er af halen, maar wat er moet gebeuren wordt door de internationale (financiële) markten beschikt. Het maakt dus niet meer uit wat de signatuur van de regering is: links en rechts zijn gedwongen de zelfde maatregelen te nemen. De burger kan kiezen wat zij wil, maar voor het economisch beleid maakt het niet uit. Als gevolg daarvan gaat de politieke discussie tegenwoordig vooral over niet-economische onderwerpen: de Islam, immigratie, multiculturalisme. Vooral zaken die met identiteit te maken hebben. Het zijn emotionele onderwerpen waar hoog en laag opgeleiden heel verschillend over denken. De klassenstrijd is vervangen door cultuurstrijd.
De burger eist maatregelen waarvan de meeste politici best wel weten dat deze niet helpen, tenminste dat vertellen ze De Gruyter off the record. Politici die wel hun nek uitsteken, bijvoorbeeld door te pleiten voor versterking van Europa en die wel maatregelen nemen om de kosten van de verzorgingsstaat in te tomen, kunnen rekenen op fors verlies. Bij de Partij van de Arbeid kunnen ze daarover een lied zingen.

De kiezer laat zich leiden door valse beloften van de populisten, geeft een proteststem of stemt helemaal niet meer. Wat maakt het nog uit als links hetzelfde beleid voert als rechts? Griekenland heeft laten zien dat dat zelfs een radicaal linkse regering niets kan doen. Democratie gaat niet meer over de economie. De kiezer voelt dat goed aan en populisten maken daar handig gebruik van.

De spagaat van de politiek
Hoe moeten we uit deze politieke patstelling komen? Voor De Gruyter staat vast dat de natiestaat een relict is van het verleden en dat we moeten samenwerken in groter verband: de Europese Unie. Alleen dan kunnen we nog invloed hebben op de wereldeconomie. Uit verkeerd begrepen eigenbelang liggen landen nu dwars als het gaat om gezamenlijke regelingen. Aan het einde van haar boek over Zwitserland schrijft De Gruyter:
Of [de politici] blijven globaliseren en belazeren de kiezer. Óf ze geven de kiezer zijn zin en haken af van de globalisering.
Helaas is de Europese eenwording nu, juist nu het zo noodzakelijk is, politiek onhaalbaar omdat de kiezer dit niet wil. De politiek is hierdoor verlamd. Ze haalt Jacques Attali aan die er op wijst dat dit twee maal eerder is gebeurd: in 1780 en 1914, twee omineuze jaartallen. De politiek staat in een gevaarlijke spagaat. Enerzijds willen politici doen wat de kiezers van hun verlangen: controle aan de grenzen, inperking of opzegging van internationale handelsverdragen om de eigen economie te beschermen maar anderzijds weten ze ook dat dat niet kan. De enige oplossing is meer Europa, maar juist die oplossing is onbereikbaar door het populisme.

Tot zover mijn weergave van de argumentatie van De Gruyter.

Laat ik vooropstellen dat de Gruyter op heel veel punten gelijk heeft. Links heeft inderdaad ernstig gefaald en Europa wordt niet geleid door staatsvrouwen en staatsmannen met visie maar door brave boekhouders die goed op de centen passen. Zij laten zich gijzelen door populisten en geven voorrang aan nationaal belang uit angst voor stemverlies. De weerstand tegen een gezamenlijke aanpak van de schuldencrisis, het Europese banktoezicht en de opvang van vluchtelingen zijn goede voorbeelden. Maar is er werkelijk niets dat we kunnen doen, en hoe afhankelijk zijn we eigenlijk van de ‘globale markten’?

Volgens mij klopt haar argumentatie niet en is zij onnodig somber over de macht van de staat. Ik begin met het eerste punt.

Economie draait niet om geld
Aan het eind van haar boek Zwitserlevens constateert de Gruyter dat de Zwitsers wel moeten hervormen want als ze dat niet doen dan is ‘de bange vraag […] hoe gaan de Zwitsers dan hun geld verdienen’? Ze ziet landen dus als bedrijven en net als bedrijven moeten landen geld verdienen. Daarom moeten ze concurrerend zijn. Om dat te bereiken moeten ze zich aanpassen aan de eisen van de ‘globale markten’: beschikken over flexibele, goed opgeleide arbeidskrachten en geen kostbare verzorgingsstaat in stand willen houden.

Ik heb het al vaker gezegd, maar het kan toch niet vaak genoeg herhaald worden: landen zijn geen bedrijven. Bedrijven moeten geld verdienen, landen niet, want landen geven hun eigen geld uit. Toch wordt dit niet begrepen door de politiek want gebrek aan concurrentiekracht is de gangbare verklaring voor de eurocrisis. De officiële term voor deze economische theorie is mercantilisme. Dit is antiek want het stamt uit de achttiende eeuw, nog voor de tijd van Adam Smith. Ik heb het mercantilisme uitgebreid besproken in mijn stuk De economische bezwaren tegen TTIP.

Het is een wijdverbreid misverstand dat de economie draait om geld. Een land ‘verdient geen geld’ want de overheid van een land geeft dat geld zelf uit. De centrale bank en alle banken die daarvoor een licentie hebben, maken geld, dagelijks met miljarden tegelijk, door een post op een balans te zetten. Waar het in de economie wel om gaat is hoe de bronnen die een land heeft worden gebruikt, welke producten of diensten uit het buitenland moeten worden ingevoerd en welke bronnen (arbeidskrachten) onbenut blijven (werkloosheid). Als de economie onvoldoende capaciteit heeft om de gevraagde producten of diensten te leveren stijgen de prijzen (inflatie) en als er overcapaciteit is dalen de prijzen (deflatie) en stijgt de werkloosheid. Het doel van handel is niet het verdienen van geld, maar het verkrijgen van bronnen die een land niet of minder efficiënt zelf kan produceren, in ruil voor producten en diensten waar men wel genoeg van heeft.

De onmachtige staat
Ik kom nu aan mijn tweede punt van kritiek: waarom kan de staat niets doen? Welke controle hebben we over onze eigen economie? Hoe afhankelijk zijn we eigenlijk, en van wat precies zijn we afhankelijk? Toen de crisis in 2008 uitbrak bleek namelijk dat de natiestaat helemaal niet zo zwak was als De Gruyter het doet voorkomen. Die hulpeloze natiestaat blijkt dan opeens de redder van juist die machten naar wiens pijpen zij verondersteld wordt te dansen: banken en globale markten. Binnen enkele weken, in sommige gevallen dagen, blijkt die zo verouderde natiestaat, over praktisch onbeperkte financiële middelen te beschikken waarmee zij omvallende banken kan redden.

De staat is dus helemaal niet zo machteloos want zij kan banken - waarvan zij zogenaamd afhankelijk is - redden met geld van … de staat! Even opmerkelijk is dat na afloop van dit machtsvertoon de staat weer terugvalt in haar toestand van lethargie door te gaan bezuinigen. Die bezuinigingen zijn zogenaamd nodig om de schuld aan zichzelf – namelijk de Centrale Bank – af te betalen. De enigen die hier voordeel van hebben zijn de oorspronkelijke crediteuren wier schulden worden opgekocht door de staat: de banken en andere speculanten op de financiële markten. Deze ongerijmdheden ontgaan De Gruyter, Joseph Vogl, Wolfgang Streeck, en al die andere ‘internationalisten’ die de natiestaat afschrijven.

De macht van ideeën
De situatie is dus veel minder hopeloos wij denken. Het maakt wel degelijk uit of een linkse of rechtse coalitie wordt gekozen, alleen wordt de werkelijke keuze niet aan de kiezer voorgelegd. De kiezer wordt wijs gemaakt dat er alleen maar pijnlijke keuzes zijn. Het is dus niet zo dat politici laf zijn, integendeel, want dat vinden ze juist wel stoer, maar dat ze zich opstellen als fantasieloze boekhouders [5] die heel goed kunnen rekenen.

Het probleem met de democratie is niet de anti-Europese houding van de kiezer en ook niet dat er geen links of rechts meer zou zijn omdat er niets meer te kiezen zou zijn. Het probleem is dat gelauwerde journalisten als De Gruyter en linkse intellectuelen als Wolfgang Streeck en Joseph Vogl, niet goed uitleggen wat precies de samenhang is tussen economie, de staat en de werking van geld. Zij zijn helemaal in de ban van het monetarisme dat geld centraal stelt in de economie. Het monetarisme is opgekomen in de jaren zeventig toen het het Keynesianisme verving. Het is dit denken dat de staat machteloos maakt, dat de voedingsbodem is voor populisme.

Het is een illustratie van de waarschuwing van Heine, waar Isaiah Berlin aan herinnert in zijn essay (pdf) Two concepts of liberty: “philosophical concepts nurtured in the stillness of a professor’s study could destroy a civilization”. De macht van verkeerde ideeën, niet het populisme, maakt Europa kapot.

Niet dit Europa
De Gruyter zet zich in voor Europa, en terecht. Ook ik ben een aanhanger van het Europese ideaal. De terugval in nationalisme is kortzichtige domheid. Maar ik neem het de kiezer niet kwalijk dat deze zich afkeert van dit Europa dat de democratische keuze van het Griekse volk negeert en dat in heel Europa, inclusief Nederland, beleid afdwingt dat miljoenen mensen tot werkloosheid en armoede veroordeelt. Dit is geen ondemocratisch maar een antidemocratisch Europa.

Vooral de euro heeft meer kwaad dan goed gedaan. We hebben de soevereiniteit over ons economisch beleid overgedragen, toen we de gulden aan de ECB overdroegen. De ECB is een instituut dat wordt gecontroleerd door functionarissen die uit bankwereld komen. Het is het machtigste instituut in Europa, machtiger dan een land, zoals de behandeling van Griekenland heeft aangetoond.

Dit Europa is zodanig ingericht dat landen worden gereduceerd tot winkeltjes die geld moeten verdienen door elkaar te beconcurreren. Landen zijn afhankelijk gemaakt van geldmarkten, niet omdat die geldmarkten ons daartoe dwongen, maar omdat wij daar vrijwillig voor gekozen hebben. Dat is een bewuste keuze van de politiek. Stemmen is dus heel belangrijk, niet voor of tegen Europa – want dat is inderdaad een onzinnige keuze - maar voor beleid dat goed is voor de burger en niet voor bankiers met hun winkeltjes.

Het idee dat de democratie wordt gecontroleerd door de economie is de oorzaak van het populisme.

Noten
[1] Voor een goede afbakening van het begrip zie Matthijs Rooduijn De mythes van het populisme. Ook op The Current Moment staat een goede bespreking van het verschijnsel populisme.
[2] Op haar bio vermeldt ze:
Caroline has previously lived in the Gaza strip, Jerusalem, Brussels (twice), and Geneva. She is a regular contributor to Carnegie Europe, a member of the European Council on Foreign Relations, and has written three books: ‘The Coffee House of Mohammed Skaik; Impressions from Toy State Gaza’ (1997); ‘The Europeans; Living and Working in the Capital of Europe’ (2006); and ‘Swiss Lives; the New Political Reality in Europe‘ (2015), about the clash between globalization and democracy in a small Swiss village.
[3] Een ander goed voorbeeld van dit denken is het boek van Guy Verhofstadt en Daniel Cohn-Bendit met de sprekende titel Voor Europa!
[4] Publicaties van Caroline de Gruyter die ik heb gebruikt:
[5] Het vak van boekhouder is een respectabel vak, begrijp me niet verkeerd, maar zoals een bakker niet moet denken dat zij een goede slager is omdat ze zo lekker brood bakt, zo moet een boekhouder niet denken dat zij een goed politicus is omdat ze zo goed kan rekenen.

Dit artikel werd op 8 september 2016 gepubliceerd op Sargasso

0 comments:

About This Blog

  © Blogger templates Sunset by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP