Joseph Vogl en de eeuwige macht van het kapitaal

>> Saturday, July 9, 2016

Het is tegenwoordig mode om te beweren dat de tijd van de natiestaat voorbij is (1,2,3,4,5). De democratie wordt ondermijnd door globalisatie en de macht van de markt. In zijn onlangs verschenen boek Het financiële regime stelt Joseph Vogl dat dat altijd al zo is geweest: al sinds de opkomst van de Italiaanse stadstaten in de late Middeleeuwen is er een symbiose tussen staat en het kapitaal.

De gemiddelde lezer van Sargasso zal nu misschien een geeuw onderdrukken. Maar ik waag het toch om vraagtekens te zetten bij Vogl’s verhaal over de macht van de financiële markten in de moderne tijd, vanaf de Tweede Wereldoorlog. Ik reageer in dit artikel op het interview van Vogl, afgenomen door Koen Haegens, dat een paar weken geleden in de Groene Amsterdammer (15 juni 2016) verscheen [1].

De macht van het kapitaal

Het mechanisme waarmee het kapitaal [2] macht kan uitoefenen over de staat is eenvoudig. Als een staat meer geld uitgeeft dan het door belasting kan innen, moet zij het verschil lenen op de kapitaalmarkt. Vooral in moeilijke tijden krijgt deze daardoor grote invloed omdat de schulden dan hard oplopen, bijvoorbeeld na een financiële crisis of tijdens een oorlog:
We leven in een wereld waarin altijd één groot spook rondwaart: de kapitaalvlucht. Zodra staten zich niet meer kunnen financieren, gaat hun kredietstatus omlaag, worden hun schulden duurder en stevenen ze al snel af op een staatsbankroet. Denk aan Argentinië. Of recenter, aan Brazilië. Om zo’n doemscenario te voorkomen, worden landen gedwongen tot een soort schoonheidswedstrijd. Ze moeten de financiële markten ervan zien te overtuigen dat zij hun schulden kunnen aflossen. Dat schept natuurlijk een enorm dilemma. Politici moeten aan de ene kant luisteren naar de stem des volks, anderzijds verantwoording afleggen aan een internationaal financieel publiek. Deze niet op te lossen tegenstelling, dat is wat we nu al jaren in een land als Griekenland zien.[3]
De ondermijning van de democratische staat is bovendien geen recent verschijnsel volgens Vogl. Hij heeft dan ook kritiek op Colin Crouch omdat deze spreekt over postdemocratie, omdat dat impliceert dat het ooit anders is geweest. Dat is onjuist volgens Vogl. Al sinds de late Middeleeuwen is er sprake van een symbiose tussen financiële markten en de staat. In plaats van postdemocratie kunnen we daarom beter van ‘parademocratie’ spreken. Het idee dat er een scheiding is tussen staat en financiële markten, tussen politiek en economie is een liberale legende:
In grote stappen beent [Vogl] door de economische geschiedenis heen, om te laten zien dat er eigenlijk niets nieuws onder de zon is. De financiële markten nemen de macht over? Nee hoor, die bezitten ze al lang. Vanaf het prille ontstaan van de moderne nationale staat moesten koningen hun zeggenschap delen met schuldeisers.
Over Nederland zegt Vogl:
‘Niet voor niets noemde Marx Nederland de “kapitalistische modelstaat”. In de Republiek gingen economische belangen en publieke overheidstaken hand in hand. Rijke patriciërs bestuurden steden […] Er was in Nederland al vanaf de zestiende eeuw een ware explosie van schulden gaande. Die werden mogelijk gemaakt door een gestage stroom inkomsten
Het is belangrijk volgens Vogl dat we de macht die het kapitaal heeft over de staat zichtbaar maken zodat we hier een eind aan kunnen maken.

Met die constatering van Vogl ben ik het van harte eens, maar dan is dan wel belangrijk dat we dat mechanisme waarmee het kapitaal haar macht uitoefent goed begrijpen. Ik zal laten zien dat het verhaal van Vogl niet klopt voor de periode na de Tweede Wereldoorlog en dat de macht van de markt over de staat niet kan werken zoals Vogl beschrijft, ook niet als de staat kampt met (grote) financieringstekorten.

De drie tijdperken van de macht van het kapitaal

We kunnen de geschiedenis, met betrekking tot de machtsverhouding tussen kapitaal en staat indelen in drie tijdperken. Tijdens het eerste tijdperk, dat eindigt met de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog hebben de financiële markten grote macht. Dit is het tijdperk van de goudstandaard. In het tweede tijdperk zijn alle munten gekoppeld aan de dollar, dit is tijd van het Bretton Woods stelsel. De financiële markten hebben dan weinig macht. Deze periode eindigt met de crisis van de jaren zeventig in de nasleep waarvan de financiële markten de macht weer terugveroveren. In deze derde fase, de postdemocratische fase, leven we nu.

De goudstandaard

Vogl’s theorie over de macht van de financiële markten is correct voor wat betreft de eerste fase: door de goudstandaard is de staat voor de waarde van het geld volledig afhankelijk van de markt. Zodra de markt vermoedt dat de staat haar schuld niet kan terug betalen ontstaat er een vlucht in goud of andere munten. De maatregelen die een overheid kan nemen zijn dan heel beperkt. Door verhoging van rente kan de munt aantrekkelijker gemaakt worden en door bezuinigen vermindert haar kredietbehoefte. Beide maatregelen hebben echter ook tot gevolg dat de economie in een recessie raakt.

Het is niet moeilijk om in te zien dat financiële markten onder deze omstandigheden grote macht hebben en dat de beleidsruimte voor de staat heel beperkt is. Deze fase eindigt voor Nederland op 27 september 1936, toen het als laatste land de gulden loskoppelde van de goudstandaard. Het is dus juist wat Vogl over Nederland beweert: we waren ook toen het braafste jongetje in de kapitalistische klas.

De goudstandaard was een van de belangrijkste oorzaken voor de Grote Depressie en de crisis kon pas gekeerd worden toen men deze losliet. Voor Duitsland en Japan was het toen al te laat.

Bretton Woods

Wijs geworden door de chaos waarmee de goudstandaard eindigde, wordt na de Tweede Wereldoorlog in Bretton Woods vastgelegd wat de waarde van elke munt is. Deze wordt uitgedrukt in dollars, en de dollar is op zijn beurt weer gekoppeld aan goud. Om speculatie te voorkomen is alle kapitaalverkeer aan strenge regels gebonden. De stelling van Vogl, dat de financiële markten macht hebben over de staat gaat dus niet op voor deze periode.

Door de veel geringere invloed van de financiële markten is dit de gouden tijd van de gemengde markteconomie. De economische groei is groter dan in periode daarvoor en daarna en er is voldoende werkgelegenheid. Er zijn bovendien geen grote economische crises. De meeste Westerse landen bouwen in die jaren een verzorgingsstaat op. Democratisch gekozen overheden luisteren beter naar de wensen van het volk als het kapitaal minder macht heeft.

Postdemocratie

Begin jaren zeventig valt Bretton Woods uiteen. Na het verdwijnen van het stelsel ligt de waarde van een munt niet meer vast. De munt 'zweeft’ dan. Men spreekt ook wel over fiatgeld. Ook dit heeft gevolgen voor de macht van de financiële markten, maar anders dan Vogl veronderstelt. Hoewel munten zwevend zijn en de waarde dus door de markt wordt bepaald, is verlies van vertrouwen – en de overeenkomstige daling van de wisselkoers – niet zonder meer ongunstig. Een ondergewaardeerde munt maakt een land goedkoper waardoor het beter kan concurreren op de wereldmarkt.

Bovendien is er een veel fundamentelere verandering in vergelijking met de vorige twee periodes: omdat een munt voor zijn waarde niet meer afhankelijk is van externe factoren – goud of de dollar – hoeft de staat ook niet meer te lenen. Want waarom zou ze dit nog doen als zij het geld zelf uitgeeft? Alleen als zij buitenlandse valuta nodig heeft, moet de staat deze nog lenen van een geldschieter.

Dit is de aanvang van de derde postdemocratische periode waarin de financiële markten weer macht over de staat hebben. Waarom dat zo is, maakt Vogl niet duidelijk, want het mechanisme dat markten onder de goudstandaard macht gaf over de staat – dreigen met staatsbankroet – bestaat niet meer. Nu wordt het verhaal interessant, maar Vogl ziet hier blijkbaar geen probleem.

Neoliberale mythe

Dit is dus het probleem: waarom lenen landen geld als zij dat zelf uitgeven? De reden die meestal wordt genoemd is dat als zij dit niet zouden doen, dus 'geld drukken' om de schuld te betalen, dit (hyper-)inflatie zou veroorzaken. De argumenten hiervoor komen echter van het monetarisme van Milton Friedman. Deze theorie veronderstelt dat er een directe relatie is tussen de hoeveelheid geld en inflatie. De inflatie in de jaren zeventig werd volgens Friedman veroorzaakt omdat overheden, volgens goed Keynesiaans gebruik, de geldpers aanzetten om de crisis van die jaren te bestrijden.

Het drukken van geld kan echter niet de oorzaak zijn van de inflatie van de jaren zeventig, en ook in het algemeen is dat niet de oorzaak van (hyper-)inflatie. De kwantitatieve theorie van geld is bewezen onjuist. Ook de kreet ‘geld drukken’, meestal denigrerend gebruikt, is onzinnig. De inflatie werd niet veroorzaakt doordat de staat de geldpers aanzette, maar doordat de stijging van de olieprijs volledig werd gecompenseerd in de lonen (automatische prijscompensatie). De theorie van het monetarisme – dat de inflatie gecontroleerd kan worden door de hoeveelheid geld die in omloop is te manipuleren – is definitief afgeschreven, zoals ook de theorie dat de zon om de aarde draait niet meer serieus wordt genomen.

Het lijkt er echter op dat Vogl hier nog wel vanuit gaat. Hoe kan het anders dat hij nog steeds macht toekent aan de financiële markten omdat deze de schulden van de staat moeten financieren? Sinds de invoering van fiatgeld is dat niet meer nodig. Met andere woorden, het mechanisme dat er volgens Vogl voor zorgt dat financiële markten macht hebben over de staat, bestaat helemaal niet.

Dat hij van deze misvatting uitgaat is overigens wel begrijpelijk, want wie het economisch nieuws volgt zou niet beter weten dan dat de zon om de aarde draait. In 2010 tot 2013 werden bezuinigingen onderbouwt met de stelling dat als we niet bezuinigen de rente gaat oplopen. De staat schrijft nog steeds leningen uit alsof de goudstandaard nog bestaat en mijn prijst zich dan gelukkig dat de rente zo laag is.

Allemaal onzin. Het is wonderlijk, maar iedereen, die beter zou moeten weten, blijft zich gedragen alsof we nog leven onder de goudstandaard. Het vast houden aan deze rituelen is een expressie van de neoliberale mythe: het geloof dat de staat afhankelijk is van de markt. Deze mythe is wijdverspreid onder beleidsmakers, economen en journalisten. "We hebben geen andere keuze", zegt men dan.

En de euro dan?

De situatie voor landen die de euro gebruiken is wat complexer. Een euroland dat een begrotingstekort heeft moet het ontbrekende geld namelijk wel lenen op de kapitaalmarkt. Dat de financiële markten daardoor grote invloed hebben bleek tijdens de schuldencrisis in 2010 tot 2012 [4]. Landen waar financiers geen vertrouwen in hadden werden gestraft met een extreem hoge rente. Eurolanden doen er dan ook alles aan om hun financiers ter wille te zijn: uitgaven worden gesnoeid, uitkeringen verlaagd en de arbeidsmarkt wordt geflexibiliseerd.

Ook nu is Nederland weer het braafste jongetje van de klas (op Duitsland na) en mag daarom voor haar leningen een zeer lage rente betalen: ‘Nederland [wordt] gezien als een van de meest kredietwaardige landen in Europa’ stelt Niek Nahuis, directeur van het Agentschap van de Generale Thesaurie. Tegenwoordig is de rente zelfs negatief en we kunnen er geld aan verdienen.

Dat deskundigen, hoge functionarissen van de schatkist, politici en economen dit soort uitspraken kunnen doen zonder te hoeven vrezen voor hun baan, is veelzeggend. Wie weet dat een land dat zijn eigen munt uitgeeft, niet afhankelijk is van inkomsten uit rente, beseft hoe vreemd dit is. De enige reden dat wij afhankelijk zijn van leningen is omdat wij daar voor gekozen hebben. Om lid te worden van de eurozone moet een land een verdrag ondertekenen waarin het afstand doet van het recht om zelf haar eigen geld uit te geven. De enige instanties die geld maken zijn de centrale bank (de ECB) en alle commerciële banken die daar een licentie voor hebben en onder toezicht staan van de ECB. Het gevolg is dat een land hierdoor zichzelf afhankelijk maakt van de kapitaalmarkten: banken, en investeerders die obligaties kopen. Deze kunnen nu regeringen dwingen om te bezuinigen en voor henzelf gunstige en voor de burger ongunstige hervormingen uit te voeren

De grote vraag die Vogl, en ieder ander die een eind wil maken aan de macht van het kapitaal moet beantwoorden is: waarom doen landen dit? Waarom staat een land haar soevereine macht af aan anonieme, op geld beluste bankiers en investeerders? De meest gunstige verklaring die ik kan bedenken is dat de politiek nog in monetaristische termen denkt. Domheid dus. Wie wel weet waar het over gaat en er baat bij heeft houdt wijselijk zijn mond.

Conclusie

Wie wil strijden tegen onderdrukking moet goed begrijpen hoe de macht van de onderdrukker werkt. Uit wat ik gelezen heb van Vogl blijkt echter dat hij dat niet goed begrijpt. Een moderne staat is niet afhankelijk van financiële markten, tenzij zij daar zelf voor kiest. Ook is het Vogl ontgaan dat er wel degelijk een tijd is geweest dat de financiële markten door strenge regelgeving geen macht over de staat hadden en dat Colin Crouch terecht de term postdemocratie gebruikt om onze tijd te beschrijven.

De vraag die ik liever beantwoord zou willen zien, is waarom landen vanaf de jaren tachtig de financiële markten stelselmatig hebben gedereguleerd en waarom zij het recht om geld uit te geven, uit handen hebben gegeven en doen alsof de goudstandaard nog van kracht is. Het lijkt er eerder op dat ook Vogl zelf betoverd is door de neoliberale mythe over geld en de macht van het kapitaal, net als onze politieke en journalistieke elites die eveneens nalaten dit uit te leggen. In zekere zin draagt hij daarom bij aan die macht.

Noten

1 Het interview is afgenomen ter gelegenheid van het uitkomen van een boek van Vogl over dit onderwerp Het financiële regime. (Boom, 2016)
Voor alle duidelijkheid: dit artikel is een reactie op het interview, het is geen recensie van het boek want ik heb zijn boek (nog) niet gelezen. Ik baseer mij op het interview en op interviews en besprekingen in Duitse bladen.
Alle citaten komen uit het interview van Koen Haegens. Ik heb wat uitgebreider geciteerd omdat het artikel achter een betaalmuur staat. Schroom echter niet om een bezoek te brengen aan de bibliotheek, deze zijn nog niet wegbezuinigd onder druk van de financiële marken – maar wacht niet te lang, want ze hebben wel degelijk macht!
2 In het interview wordt de term niet gebruikt. Ik gebruik de term hier in de een losse betekenis. Kapitaal is voor economen meer dan vermogen. Het is bezit dat inkomsten produceert: fabrieken, merknamen, patenten, enz. Vaak wordt de term echter in de veel beperktere betekenis van ‘vermogen’ gebruikt, zoals ik hier doe. Varoufakis bekritiseert Piketty daarom. Zie onder punt 2 (pdf): Conflating wealth with capital.
3 Op de voorbeelden die Vogl noemt van landen die door financiële markten op de knieën worden gedwongen valt nog wel wat te zeggen.
Griekenland: dat land geeft niet haar eigen geld uit en moet de facto in buitenlands geld lenen. Zie mijn uitleg over de euro. Pas als je begrijpt hoe fiatgeld werkt is duidelijk hoe zinloos het leed van de Grieken is en hoe dom de Europese beleidsmakers bezig zijn.
Argentinië: Argentinië had haar munt gekoppeld aan de dollar, daarmee verloor zij de soevereiniteit over de munt. De situatie is dus vergelijkbaar met de Euro. Voor een goede uitleg
Brazilië: wat er in Brazilië is gebeurd heeft ook niets te maken met financiering van begrotingstekorten. Maar het is zondermeer wel juist financiële en andere (bedrijfs-) economische belangen prevaleren boven de democratie. Voor een goed uitleg zie dit artikel van Andreas Nölke.
4 De ECB heeft hier uiteindelijk een eind aan gemaakt toen zij begon met het opkopen van staatsschulden. Niet direct van de landen want dat is per verdrag verboden, maar via de markt, dat mag wel. Waar het om gaat is dat de ECB iets is gaan doen wat centrale banken normaal altijd doen voor hun landen: voorkomen dat de staat bankroet gaat. Dat kan omdat de euro, voor alle landen gezamelijk immers ook fiatgeld is. De rente is nu in de hele eurozone weer extreem laag en de macht van de financiële markten is gebroken, althans voor wat betreft dit mechanisme. Alleen voor Griekenland wordt een uitzondering gemaakt, waarmee zij laat zien wie in de eurozone de staat werkelijk controleert.

Afbeelding: Daniel Lobo: Lucha contra el capital, Flickr (CC)

Read more...

De economische bezwaren tegen TTIP

Zaterdag 28 mei is in Nederland op 24 plaatsen geprotesteerd tegen het Transatlantic Trade Initiative Partnership (TTIP), het handelsverdrag waarover de Europese Commissie nu met de Verenigde Staten onderhandelt [1]. Ik heb zelf meegeholpen om een ‘anti TTIP-festival’ in Wageningen te organiseren.

Wageningen is klein maar de Wageningers denken groot: er wonen veel buitenlandse studenten en onderzoekers. Het is internationaal georiënteerd door de vestiging van één, relatief grote werkgever, de Universiteit van Wageningen. Mogelijk was dat er de oorzaak van dat een eerdere poging om Wageningen tot een TTIP-Vrije gemeente te verklaren, is mislukt. Wij hebben in Wageningen daarom benadrukt dat de acties niet bedoeld zijn ‘om de grenzen te sluiten’ en hebben duidelijk gemaakt we niet tegen (internationale) handel zijn. Iedereen die met ons handel wil drijven is welkom, maar – en daar gaat het om - we willen als Nederlanders wel zelf kunnen uitmaken onder welke voorwaarden wij handel met hen drijven. Want daar zit nu juist de kern van het probleem met TTIP: met dit soort verdragen geven we de zeggenschap over wetgeving uit handen aan internationale investeerders.

Dat de verdragen een verslechtering en geen verbetering zijn, is overduidelijk en ik ga ze hier niet allemaal herhalen. Op de actiedag hebben wij folders uitgedeeld waarin de nadelen van TTIP één voor één worden besproken – veel beter dan ik het kan doen. Zie bijvoorbeeld deze publicatie van SOMO: Feiten en fabels, 10 claims over TTIP. Ook de documentaire The Trouble With TTIP, die ‘s avonds werd vertoond, geeft een goed overzicht van de problemen met TTIP. (Hier te bekijken, Engelstalig, circa 1 uur). Ik wil in dit artikel ingaan op de economische kant van TTIP waar, zo bleek die dag, veel mensen erg onzeker over zijn: de vraag of TTIP economisch gezien misschien toch niet nuttig is. Wat hebben aan TTIP, en wat zijn de gevolgen als het niet door gaat?

De politieke en economische argumenten voor TTIP

Het politieke argument voor TTIP is dat Europa en de VS steeds meer terrein verliezen aan de steeds sterker wordende concurrentie van opkomende landen, zoals China, India en Brazilië. Europa zal hierdoor in de toekomst niet meer in staat zijn haar hoge standaard voor arbeidsvoorwaarden, milieu en voedselveiligheid te handhaven en op te leggen aan de rest van de wereld [2]. Dankzij TTIP kunnen wij ons samen met de VS nog wel verweren.

Het uitgangspunt van TTIP is heel logisch: als Europa en de VS elkaars standaarden accepteren hoeft een product nog maar één keer getest te worden om toegang te krijgen tot de grootste markt ter wereld. Een markt die reikt ‘van Helsinki tot Hawaii’ zoals Van Balen het uitdrukt. Hierdoor krijgen we meer keuze en zullen de prijzen dalen.

Tegenstanders van TTIP spelen alleen maar in op emotie is de titel van een artikel in Elsevier. De voordelen van vrijhandel zijn voor de voorstanders van TTIP zo evident dat verzet ertegen volgens hen irrationeel is.

Bedrijven krijgen de beschikking over een grotere afzetmarkt en zien hun kosten dalen. Consumenten hebben meer keuze en hoeven daardoor minder te betalen.

Die weerstand komt volgens hen voort uit misplaatst nationalisme en bekrompenheid. De tegenstanders sluiten de ogen voor een snel veranderende wereld en ‘lopen achter de feiten aan’.

De voordelen van handel

Wat zijn die rationele argumenten voor (nog meer) vrijhandel en hoe belangrijk is het voor onze economie?

Sinds de Grote Depressie weten we dat handelsbarrières niet goed zijn voor de economie. Daarom heeft men sinds de Tweede Wereldoorlog veel gedaan om deze weg te nemen. Dat heeft ons veel welvaart gebracht en niemand, ook niet de tegenstanders van TTIP, bestrijdt dit.

Handel heeft dus voordelen, maar wat zijn die voordelen? Michiel Dijkstra noemt ze: door handel krijgen we een ruimere keuze uit meer producten die goedkoper zijn omdat ze efficiënter geproduceerd worden. Dit economische principe is overigens al begin negentiende eeuw door David Ricardo geformuleerd. Wat deze tweehonderd jaar oude theorie ook leert is dat meer banen niet tot die voordelen behoort. Handel maakt specialisatie mogelijk waardoor men efficiënter kan produceren.

Het effect is dus hetzelfde als dat van automatisering en industrialisering: het zal eerder banen kosten dan creëren. Dit is een verschijnsel dat we in Nederland maar al te goed kennen. Op zijn best zullen de banen die verdwijnen in onrendabele bedrijfstakken vervangen worden door banen in andere bedrijfstakken die wel concurrerend zijn. De extra stimulatie van de economie die vaak wordt genoemd door voorstanders, is dan ook nergens op gebaseerd.

Ook de waarschuwingen dat we de boot zullen missen zijn onzinnig. Zonder TTIP kunnen we ook handel drijven met de VS en China. Er zijn vrijwel geen importheffingen die dat verhinderen. De TTIP-onderhandelingen gaan over (ingrijpende) aanpassingen van wetgeving. Niemand streeft naar autarkie [3] en bovendien is Europa geen klein landje dat zich niet zou kunnen verweren zonder de VS, maar een continent met 500 miljoen inwoners. Het angstbeeld dat de tegenstanders schetsen wanneer TTIP niet doorgaat, ‘Pas op! China komt’, is dus niet meer dan dat: bangmakerij.

Het winkeltjesmodel

Voorstanders doen het voorkomen dat de voordelen ‘vanzelfsprekend’ zijn. Zij komen hiermee weg omdat het voor veel mensen niet duidelijk is waarom het eigenlijk gaat bij handel. Het idee dat veel Nederlanders [4] hebben, is dat wij ‘ons geld verdienen door spullen te verkopen aan het buitenland’. Het is het bekende beeld van de ‘BV Nederland’ [5]. Nederland als winkel dus. Ik noem dit denken over economie dan ook het ‘winkeltjesmodel’. Een handelsoverschot is een teken dat de winkel goed loopt.

En de winkel loopt goed!

De manier waarop wordt gedacht – of eigenlijk waarop niet wordt nagedacht – over het handelsoverschot, wordt goed geïllustreerd in deze berichtgeving van het CBS. Onder de titel Handelsoverschot duidt vaak op concurrentiekracht wordt gemeld dat het overschot op onze handelsbalans, dat al jarenlang heel hoog is, ook dat jaar (2015) weer even groot zal zijn. Men vermeldt dat wij de nummer zeven zijn van de wereld qua export. Dat is extra opmerkelijk omdat het is gebaseerd op absolute exportcijfers. Ons kleine landje van 17 miljoen mensen staat op nummer 7! Boven Nederland staan enkel nog grote olie-exporteurs en reuzen als China en Duitsland [6]. Goed gedaan jochie!

Deze absurde situatie vraagt op zijn minst om enige uitleg. Die wordt gegeven onder het kopje Handelsoverschot duidt vaak op concurrentiekracht. Wij zouden meer kwaliteit leveren dan andere landen voor een lagere prijs. We zijn niet alleen goed in voetballen, autoracen en talen, maar we maken ook heel erg goede spullen voor heel weinig geld. De verklaring zou dus zijn dat Nederland over bijzonder veel concurrentiekracht beschikt.

Dat het handelsoverschot (samen met dat van Duitsland) de hoofdoorzaak is van de economische crisis in Europa (zoals ik hier heb uitgelegd) vertelt men er niet bij. Het CBS-artikel vermeldt kort – zonder verdere uitleg - dat het overschot ook gezien kan worden als een gevolg van de lage import. Je kunt met andere woorden ook stellen dat het een gevolg van zuinigheid is. Dat dat laatste eerder het geval is blijkt ook als je kijkt naar het investeringsniveau. Als er al geïnvesteerd wordt dan is het vooral in het buitenland. In Duitsland kampt men met het zelfde probleem.

Prijsbokser Nederland

Dat de winkel zo goed loopt zou je niet zeggen als je het Nederlandse (economische) nieuws volgt: de overheid kampt met tekorten, we moeten harder en langer werken en de verzorgingsstaat is ‘niet meer van deze tijd’ en drukt te zwaar op de economie. De afgelopen jaren heeft de Nederlandse overheid dan ook als een gek bezuinigd. Wie er op let ziet de gevolgen regelmatig in het nieuws. Door de bezuinigingen is er een groot tekort is aan allerlei voorzieningen wat tot mensonterende toestanden kan leiden. Het kan zelfs mensenlevens kosten.

Blijkbaar is dat nodig om van Nederland het best lopende winkeltje van de wereld te maken. Handel heeft prioriteit boven het personeel. We zijn een ‘prijsbokser’ geworden en de winkel begint er steeds sleetser uit te zien, een beetje zoals de Aldi en de Lidl die een vergelijkbaar personeelsbeleid voeren.

Permanente uitverkoop

Het gaat goed met de winkel maar het gaat slecht met het personeel. Zoals we al zagen is het handelsoverschot het gevolg van de relatief lage import omdat we minder consumeren dan produceren. Het geld dat wij als land verdienen wordt niet uitgegeven maar gaat als winst terug naar de investeerders - de winkelbazen - terwijl het personeel er bekaaid af komt. Als gevolg van de relatief lage lonen (gegeven de hoge productiviteit) is er daarom onderbesteding: we maken meer spullen en diensten dan we zelf kunnen gebruiken en moeten deze daarom exporteren.

Wat er in werkelijkheid gebeurt, is dus het volgende: In Nederland wordt per saldo meer geproduceerd dan we kunnen gebruiken. We werken heel hard (‘we zijn concurrerend’) voor weinig geld (‘loonmatiging’). De spullen die we te veel produceren moeten verkocht worden (‘export’) want anders moet personeel ontslagen worden (‘werkloosheid’). Het tekort aan vraag schuiven we door naar het buitenland. Dat veroorzaakt daar werkloosheid.

Wat Nederland in werkelijkheid dus verkoopt is werkloosheid [7]. Nederland export haar werkloosheid om het tekort aan binnenlandse vraag te compenseren.

Schulden

En er is nog een ander probleem: de klant maakt schulden, want hoe moet de klant (‘het buitenland’) de rekening betalen? Bij echte winkels is dat natuurlijk geen probleem, maar als het gaat om landen dan is er maar een manier waarop ‘de klant’ de handel die hij van ons koopt kan betalen: door aan ons iets te verkopen. Op termijn moeten import en export daarom altijd met elkaar in evenwicht zijn.


Hier ligt het grootste probleem: want dat doet Nederland niet. Dat blijkt uit de handelsbalans die al decennia positief is. Het buitenland krijgt steeds meer schulden terwijl wij ons rijk wanen. Uiteindelijk hebben we niets aan dat geld [8] zoals de Griekse schuldencrisis laat zien. Ook Zwitserland, dat economisch gezien op Nederland lijkt, is dit recent overkomen [9].

TTIP zal de crisis erger maken

Terug naar TTIP. Wat waren ook al weer de argumenten van de voorstanders? De wereld verandert en als we niets doen dan verliezen we onze koppositie als exporteur. Wat ik met het winkeltjesmodel heb laten zien is dat een handelsoverschot op den duur onhoudbaar is. Als TTIP ons dus meer export oplevert dan zal dat de crisis eerder verergeren dan verhelpen.

Er zal een moment komen dat Nederland haar klanten de kans moet geven om hun schuld terug te betalen. De schuldencrisis kan op een prettige manier opgelost worden door bij ons de lonen te laten stijgen en te stoppen met bezuinigen of op een vervelende manier door de klant failliet te laten gaan. Dat laatste is met Griekenland gebeurd [10].

Helaas kiezen onze leiders voor de tweede optie. De dominantie ideologie is nog steeds dat ‘vrijhandel’ [11] goed is en meer ‘vrijhandel’ nog beter. De uitbreiding van de markt door TTIP vergroot de exportmogelijkheden, en dat zal – zo denken zij - de stagnerende economie weer stimuleren. Dat deze redenatie niet klopt lijken ze niet te beseffen.

In plaats van streven naar meer handel door TTIP moet het economisch beleid veranderen door te streven naar evenwicht van de handelsbalansen. Doorgaan met het huidige beleid zal een crisis tot gevolg hebben die veel ernstiger zal zijn dan de Griekse schuldencrisis. Hoewel onze leiders het verzet tegen TTIP als irrationeel afdoen, zijn zij het zelf die alle realiteitszin uit het oog hebben verloren.

Conclusie

TTIP is gebaseerd op een verkeerd idee over de werking van economie: wij denken dat ons land een winkeltje is voor de rest van de wereld. Om concurrerend te zijn, houden we daarom de lonen laag. Hierdoor heeft Nederland een groot handelsoverschot en is er te weinig koopkracht om de binnenlandse economie draaiende te houden. Dit tekort moet door het buitenland worden opgevangen. Per saldo exporteert Nederland daarom haar werkloosheid. Als alleen Nederland dat zou doen, dan zou dat lange tijd goed kunnen gaan maar als alle landen van de wereld dat ook doen, stagneert de wereldeconomie. Er treedt dan deflatie op omdat de lonen niet meer stijgen. Dat is precies wat nu gebeurt. Behalve de vele zeer ernstige bezwaren tegen TTIP zijn er dus ook grote economische nadelen.

Titel afbeelding: McDonalds in St.Petersburg. Door globalisering krijgen we niet meer keuze maar meer uniformiteit. (Bron: Flickr).

Voetnoten
[1] TTIP krijgt nu veel aandacht maar er zijn veel meer van dit soort verdragen. Andere vergelijkbare verdragen zijn boorbeeld: CETA (Europa en Canada), TISA (verdrag voor liberalisering van diensten), EPA (Europa en Afrikaanse landen), TPP (De VS en Aziatische landen, zonder China). Overal waar ik het in de tekst over TTIP heb, kunt u dit lezen als ‘TTIP en soortgelijk verdragen zoals CETA, TISA, EPA, TPP, enz.’
[2] Alsof we nu wel zulke ‘hoge standaarden’ opleggen aan derdewereldlanden. Het is een pijnlijk slecht argument.
[3] Louise Fresco impliceert autarkie als ze schrijft: “Degenen die denken dat Europa de VS niet nodig heeft, zien over het hoofd dat zelfvoorziening – alles in Europa produceren – een uiterst kostbare zaak is en leidt tot verarming van de variatie in onze consumptie.”
[4] In Duitsland is het overigens niet anders en alles wat ik hier over Nederland schrijf is zondermeer van toepassing op Duitsland – zei het dat de impact van Duitsland op Europa en de wereldeconomie natuurlijk vele malen groter is.
[5] Ik wil hiermee niet zeggen dat de Nederlandse economie niet afhankelijk zou zijn van de export. Een flink deel (iets minder dan een derde) van onze economie bestaat uit internationale handel: dat wil zeggen: wij zorgen voor doorvoer en distributie. Dat betekent weliswaar dat we veel importeren, maar dat exporteren we dus ook (doorvoer). Dat moet je dus tegen elkaar wegstrepen en draagt niet bij aan het bbp. De meerwaarde die export oplevert (wat dus wel aan het bbp bijdraagt) komt uit de (logistieke) diensten die we toevoegen. In het ‘winkeltjesmodel’ wordt dit met elkaar verward.
[6] Inderdaad: niet de VS. Dat land heeft al jaren een heel groot handelstekort, waar de Amerikanen met TTIP natuurlijk graag een einde aan willen maken.
[7] De link verwijst naar een artikel over Duitsland, maar zoals ik al meldde, geldt wat ik over de Nederlandse economie schrijf, ook voor Duitsland en v.v.
[8] Een gedetailleerde bespreking vindt u op het nieuwe economische magazine Macroskop. Heiner Flassbeck legt uit hoe door loonmatiging een 'mercantilistisch' beleid wordt gevoerd. Mercantilisme is een ander woord voor het 'winkeltjesmodel'. Tot begin 18e eeuw had men het idee dat een land zoveel mogelijk rijkdom moest vergaren (in vorm van goud en zilver). Dit laat volgens mij ook zien hoe weinig economisch inzicht de bestuurlijke elite heeft als we beseffen dat een economische theorie uit de vroegmoderne tijd de grondslag is van het economisch beleid. Dit verklaart dat de westerse economie al jaren lang stagneert en in permanente crisis verkeerd.
[9] Ik ga hier snel door redelijk complexe materie. Dat Nederland en Duitsland zo’n groot exportoverschot zo lang kunnen handhaven, is een gevolg van de euro. Toen we nog een eigen munt hadden – zoals Zwitserland nu nog heeft - leidde het handelsoverschot tot waardestijging van de gulden en D-mark. Dat waren niet voor niets (zoals nu de SFR nu) harde munten.
[10] Zwitserland laat goed zien wat er gebeurt als je je nationale munteenheid nog wel hebt, maar deze kunstmatig laag houdt, terwijl het handelsoverschot oploopt. Op den duur moet je devalueren en raak je je koppositie toch kwijt. Zie ook voetnoot [8].
[11] Ik zet het woord vrijhandel tussen aanhalingstekens omdat de betekenis dubbelzinnig is (vrijhandel veronderstelt regelgeving door een sterke staat), en omdat TTIP helemaal niets te maken heeft met vrije – dus ongereguleerde – handel. Door het verdrag wordt het mogelijk dat bedrijven maatregelen om het milieu of de burger te beschermen kunnen aanvechten via een ‘onafhankelijk’, niet democratisch gekozen comité, samengesteld uit juristen uit het bedrijfsleven. Elke regering zal hier in de toekomst mee rekening moeten houden. Europa kan dit onderdeel (ISDS/ICS) echter niet weglaten omdat zij het zelf ook vraagt aan opkomende landen waarmee het dit soort verdragen afsluit. Onszelf vrijwaren van wat wij wel van een ander eisen zou hypocriet zijn. Het verdrag heeft hierdoor tot consequentie dat de staat verzwakt wordt ten opzichte van het bedrijfsleven. TTIP is daarom (samen met de euro) het product van neoliberale ideologie.


Titel afbeelding: Globalisation. Foto: Kate Boydell (cc)

Read more...

Quote du jour | Een verouderde staatsvorm

Deze post is eerder verschenen als Quote du Jour op Sargasso.

“Diese veraltete Staatsform braucht kein Mensch mehr. Also: Weg mit dem Drecks-Gangster-Pack [das uns im Moment regiert].”
Deze woorden werden uitgesproken door een spreker, direct nadat een vertegenwoordiger van de “Duitse PVV”: Alternative fur Deutschland, Roland Ulbrich, een speech had gehouden. (*) Met 'verouderde staatsvorm' bedoelt hij de parlementaire democratie. Waardoor deze vervangen moet worden is niet duidelijk, maar het gaat niet om invoering van een districtenstelsel. Hij wil een soort Nürnberg tribunaal om de 'volksverraders' te berechten.

Hoewel het in Duitsland economisch beter gaat dan in de meeste andere Europese landen is er toch veel onvrede. Steeds meer Duitsers voelen zich niet meer vertegenwoordigd door hun regering die bestaat uit een coalitie van sociaal democraten (SPD) en conservatieven (CDU/CSU). Extreem rechts is nog zwak, maar het is te gemakzuchtig om en hen af te schrijven als een club idioten, zo stelt de auteur van het artikel waar ik dit citaat vond, Paul Simon. De AfD heeft goed gescoord bij de deelstaatverkiezingen in april dit jaar.

Read more...

De economist of de Fabeltjeskrant?


Door een Waanlink op Sargasso werd ik geattendeerd op dit artikel van het blad The Economist met de titel "Mario battles the Wutsparer": Mario (Draghi) vecht tegen de spaarwoede van Duitsers en Nederlanders. Het artikel is een perfecte illustratie van de oorzaak van de eurocrisis: niet omdat het de oorzaak van de crisis uitlegt - wat je van een gerenommeerd blad als The Economist zou verwachten - maar omdat het de oorzaak ervan demonstreert. (*)

In het stuk wordt uitgelegd dat de lage rente nadelig is voor Nederlanders en Duitsers omdat zij meer sparen dan burgers in andere landen: wie geld op de bank zet krijgt bijna geen rente meer. Dit komt echter juist wel goed uit voor Zuid-Europa, dat niet spaart maar leent: nog nooit was geld lenen zo goedkoop. Volgens Pieter Omtzigt moeten Nederlandse spaarders en pensioenfondsen boeten voor de schuldenlast van Zuid-Europa.

Draghi staat echter voor een dilemma: moet hij de rente verhogen om de spaarders te helpen? Volgens The Economist zou verhoging van de rente juist een ramp zijn. Zuid-Europese regeringen moeten dan nog harder bezuinigen. Renteverhoging zal vrijwel zeker een recessie veroorzaken.

Een kwestie van psychologie?

Waarom sparen Nederlands en Duitsers zoveel? The Economist heeft geen antwoord, zij constateert alleen dat het zo is.

Dat de lage rente zo’n groot probleem is, is gedeeltelijk een gevolg van hun eigen investeringsgewoonten. Duitsers zetten hun geld op de bank en Nederlanders potten het op in pensioenfondsen. Italianen en Spanjaarden sparen veel minder en hebben minder geld in hypotheken belegd.

Het antwoord op de vraag waarom de Nederlandse en Duitse burgers zo spaarlustig zijn, en de Italiaanse of Spaanse consument het geld sneller laat rollen, is natuurlijk niet economisch maar psychologisch. Maar het is ook een onzinnige vraag want het zou impliceren dat de eurocrisis een psychologische oorzaak heeft!

Een kwestie van economie!

Om te begrijpen wat er aan de hand is hebben we geen psychologie maar economie nodig. De gemiddelde burger in Nederland of Duitsland is niet spaarlustiger dan die van Italië of Frankrijk. Het komt omdat de Nederlandse (en Duitse) ‘lonen zeer laag zijn in verhouding tot de winsten die het bedrijfsleven maakt’. Dit zegt niet de vakbond, nee, dat zegt zelfs de DNB in de Telegraaf.

Nederlandse burgers consumeren minder, niet omdat ze ‘spaarzamer zijn’ dan Italianen en Spanjaarden, maar gewoon om ze minder uit te geven hebben. Dit heeft tot gevolg dat Nederland minder importeert dan het exporteert (**): er ontstaat een handelsoverschot. En dat is al jarenlang zo. Dit handelsoverschot heeft op zijn buurt tot gevolg dat de schuld van onze handelspartners (Zuid-Europa, maar ook daarbuiten) steeds verder oploopt.

Die schuld moet natuurlijk gefinancierd worden, en het laat zich raden waar dat geld vandaan komt: met het loon dat de arbeider wordt onthouden. ‘Uitlenen’ en ‘investeren’ zijn andere woorden voor ‘sparen’ en waar iemand spaart moet iemand anders schuld maken. Ingewikkelder is het niet. De ‘spaarwoede’ van de Nederlandse burger heeft dus niets met psychologie te maken. Het is gewoon economie. Dit leert u echter niet van het lezen van een artikel hierover in The Economist.

De fabel van de Krekel en de Mier

Onbedoeld laat The Eeconomist zien wat de diepere oorzaak is van het maar niet overgaan van de eurocrisis: in plaats van uit te leggen wat er aan de hand is, wordt gesuggereerd dat het gaat om (onverklaarbare) ‘spaarwoede’ van Nederlanders en Duitsers. Dit verhaal is niets anders dan een variant van het bekende sprookje van De Krekel en de Mier.

Deze verklaring wordt al vanaf het eerste begin van de eurocrisis verteld: dwars door Europa loopt een knoflookgrens die de oorzaak is van de eurocrisis. Ten noorden van de grens leven de spaarders (de mieren) en in het zuiden de consumenten (de krekels). En nu het winter is houden de krekels hun hand op. Door de euro zijn de twee tot elkaar veroordeeld.

Bovendien laat het artikel zien hoe economen hun handen wassen in onschuld: de crisis is een gevolg van burgers die zich niet houden aan de regels van de economie. De eurocrisis heeft eigenlijk een sociaal-culturele en geen economische oorzaak. De wetten van de economie zijn immers duidelijk: als je te veel spaart of te veel consumeert kom je in de problemen.

Ik concludeer dat The Economist geen economisch blad is maar een soort Fabeltjeskrant . Probleem verklaard, eind goed, al goed. Slaap zacht lieve burgers van Nederland en Duitsland nee, van heel Europa, oogjes dicht en snaveltjes toe!

noten

(*) Anders dan de economen van het blad heeft de fotoredactie wel heel goed haar werk gedaan: boven het stuk staat een prachtige foto met de vergenoegde tronie van Mario en Wolfgang die heel vuil naar naar Mario kijkt. Helaas verhinderen copyright regels ons deze foto te plaatsen.

(**) Voor Duitsland geldt hetzelfde, ik zal dat hierna niet meer steeds herhalen.

Afbeelding: VARABeeld en Geluidwiki – Gallery: Fabeltjeskrant, CC BY-SA 3.0, (Wikimedia)

Read more...

Quote du Jour | De buitenstaander, de verlosser

Deze post is eerder als Quote du Jour op Sargasso verschenen

It is during ascent or descent in the social scale that the individual achieves the clearest view in the social and historical structure of society. In the ascent one understands what one is aiming at, in the descent that one is losing.

Karl Mannheim maakt deze observatie als hij de sociale status van de conservatief Edmund Burke bespreekt. Als Ier was hij een buitenstaander. Bovendien kwam hij uit een burgerlijk milieu en probeerde toegang te krijgen tot de elite van Engeland.

Alleen in Frankrijk waren conservatieven van adel want die waren afgezet tijdens de Franse Revolutie. Het verlies van hun maatschappelijke positie gaf hen, zo schrijft Mannheim, een bijzonder heldere kijk op sociologische en historische processen.

In Moeten wij van elkaar houden? constateert Bas Heijne precies het zelfde over Pim Fortuyn, de inspirator van de conservatieve revolte in Nederland. Ook deze ‘half mislukte Rotterdamse socioloog’ was een geïsoleerde buitenstaander, een positie die het, volgens Heijne, mogelijk maakt dat dit soort politici als verlosser wordt ontvangen. Populisten als Fortuyn en recent Donald Trump hebben hier een deel van hun succes aan te danken, zoals deze voormalige 'Goldwater Girl' laat zien.

Read more...

Concentrische cirkels om terrorisme

Er komt nooit een eind aan terrorisme. Deze keer was het in Parijs, maar het had ook in Nederland of elders in de wereld kunnen zijn. Eigenlijk is het geen nieuws meer want de verhalen zijn voorspelbaar: de roep om verscherpte maatregelen, meer controle aan de grenzen, meer politie, enz. enz. Het is vooral gunstig voor de antiterreur industrie, want die verdienen er goed aan en het is koren op de molen van populisten, conservatieven en islamhaters.

Moslims nemen afstand’, maar wat maakt dat nog uit? Edge heeft waarschijnlijk gelijk als hij twittert: ‘de rest van het jaar zal men op hoge toon blijven vragen waarom ze die aanslagen nooit veroordeeld hebben.’ Dit soort oproepen zijn bovendien meer een soort subtiele uiting van vooroordelen.

Ik volg het allemaal niet meer, want het maakt niets uit, het is voorspelbaar en doodvermoeiend. Mijn gedachten vooral gaan uit naar de slachtoffers, maar ook dat is gratuit want hun leed wordt er niet minder om.

Wat te doen?

De enige vraag die mij boeit is: wat doe je er aan? Het zal hopelijk iedereen toch wel duidelijk zijn dat veiligheidsmaatregelen niet of nauwelijks helpen. Idioten die slechte dingen willen, krijgen uiteindelijk toch wel hun zin. En helaas heeft de wereld geen gebrek aan idioten die fanatiek genoeg zijn in hun overtuiging dat zij de wereld moeten redden door onschuldige mensen te mensen te vermoorden. Er is altijd wel een gek met een mes of een pistool. Er slippen altijd wel enkele door mazen van het net, hoe nauw het ook wordt gespannen. Bovendien zou dat het einde van de rechtsstaat zijn. Dat moeten we niet willen.

Verontwaardigd roepen dat het de schuld is van ‘dat geloof’, is onzinnig. Niet alleen omdat joden, christenen en hindoeïsten hetzelfde doen en hebben gedaan, maar ook omdat de meeste gelovigen vredelievende mensen zijn die er niets mee te maken hebben.

Ik wil nu geen verhaal schrijven over de oorzaak van dit geweld: de armoede en de onrechtvaardigheid in de wereld, want dat kent u inmiddels ook wel. Natuurlijk moet de voedingsbodem waarin de terreur groeit worden weggenomen. Maar dat kost tijd. Er zal minstens een generatie voorbij gaan voordat de wonden die het onrecht heeft veroorzaakt, zijn genezen.

Wat we juist niet moeten doen is mensen verdacht maken die hetzelfde geloof hebben of tot de zelfde etnische groep horen, maar die er verder helemaal niets mee te maken hebben. Ik moet dan altijd denken aan deze blogpost van Bernard Avishai: Terrorist Circles, over een gesprek vlak na de aanslag van 9/11. Tegen de gekken kun je niets doen, maar ook de gekken moeten leven. Om hen heen staan moordzuchtige sympathisanten die hen helpen. De sympathisanten op hun beurt, worden omringd door een cirkel mensen die zelf nooit een terreuraanslag zullen plegen, maar die het echter wel laten gebeuren. En ook zij worden omringd door een nog grotere cirkel, bestaande uit mensen die hun ogen sluiten voor wat er gebeurt. En zo zijn er steeds grotere cirkels van mensen die relaties hebben die uiteindelijk naar de terroristen leiden. Mensen die niet fanatiek zijn en het geweld verafschuwen. Dit zijn mensen die door hun contacten daadwerkelijk wat kunnen doen, bijvoorbeeld door contact op te nemen met autoriteiten. Alleen met hulp van deze mensen, kan terreur effectief bestreden worden. Maar zij zullen alleen helpen als zij weten dat ze deel uit maken van deze maatschappij en dat zij zich niet hoeven te verontschuldigen voor de barbaarsheden waar zij part nog deel aan hebben.

De verdachtmaking van de islam is niet alleen dom en achterlijk, het maakt bestrijding van de terreur ook nog eens moeilijker.

Read more...

About This Blog

  © Blogger templates Sunset by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP