De economische bezwaren tegen TTIP

>> Saturday, July 9, 2016

Zaterdag 28 mei is in Nederland op 24 plaatsen geprotesteerd tegen het Transatlantic Trade Initiative Partnership (TTIP), het handelsverdrag waarover de Europese Commissie nu met de Verenigde Staten onderhandelt [1]. Ik heb zelf meegeholpen om een ‘anti TTIP-festival’ in Wageningen te organiseren.

Wageningen is klein maar de Wageningers denken groot: er wonen veel buitenlandse studenten en onderzoekers. Het is internationaal georiënteerd door de vestiging van één, relatief grote werkgever, de Universiteit van Wageningen. Mogelijk was dat er de oorzaak van dat een eerdere poging om Wageningen tot een TTIP-Vrije gemeente te verklaren, is mislukt. Wij hebben in Wageningen daarom benadrukt dat de acties niet bedoeld zijn ‘om de grenzen te sluiten’ en hebben duidelijk gemaakt we niet tegen (internationale) handel zijn. Iedereen die met ons handel wil drijven is welkom, maar – en daar gaat het om - we willen als Nederlanders wel zelf kunnen uitmaken onder welke voorwaarden wij handel met hen drijven. Want daar zit nu juist de kern van het probleem met TTIP: met dit soort verdragen geven we de zeggenschap over wetgeving uit handen aan internationale investeerders.

Dat de verdragen een verslechtering en geen verbetering zijn, is overduidelijk en ik ga ze hier niet allemaal herhalen. Op de actiedag hebben wij folders uitgedeeld waarin de nadelen van TTIP één voor één worden besproken – veel beter dan ik het kan doen. Zie bijvoorbeeld deze publicatie van SOMO: Feiten en fabels, 10 claims over TTIP. Ook de documentaire The Trouble With TTIP, die ‘s avonds werd vertoond, geeft een goed overzicht van de problemen met TTIP. (Hier te bekijken, Engelstalig, circa 1 uur). Ik wil in dit artikel ingaan op de economische kant van TTIP waar, zo bleek die dag, veel mensen erg onzeker over zijn: de vraag of TTIP economisch gezien misschien toch niet nuttig is. Wat hebben aan TTIP, en wat zijn de gevolgen als het niet door gaat?

De politieke en economische argumenten voor TTIP

Het politieke argument voor TTIP is dat Europa en de VS steeds meer terrein verliezen aan de steeds sterker wordende concurrentie van opkomende landen, zoals China, India en Brazilië. Europa zal hierdoor in de toekomst niet meer in staat zijn haar hoge standaard voor arbeidsvoorwaarden, milieu en voedselveiligheid te handhaven en op te leggen aan de rest van de wereld [2]. Dankzij TTIP kunnen wij ons samen met de VS nog wel verweren.

Het uitgangspunt van TTIP is heel logisch: als Europa en de VS elkaars standaarden accepteren hoeft een product nog maar één keer getest te worden om toegang te krijgen tot de grootste markt ter wereld. Een markt die reikt ‘van Helsinki tot Hawaii’ zoals Van Balen het uitdrukt. Hierdoor krijgen we meer keuze en zullen de prijzen dalen.

Tegenstanders van TTIP spelen alleen maar in op emotie is de titel van een artikel in Elsevier. De voordelen van vrijhandel zijn voor de voorstanders van TTIP zo evident dat verzet ertegen volgens hen irrationeel is.

Bedrijven krijgen de beschikking over een grotere afzetmarkt en zien hun kosten dalen. Consumenten hebben meer keuze en hoeven daardoor minder te betalen.

Die weerstand komt volgens hen voort uit misplaatst nationalisme en bekrompenheid. De tegenstanders sluiten de ogen voor een snel veranderende wereld en ‘lopen achter de feiten aan’.

De voordelen van handel

Wat zijn die rationele argumenten voor (nog meer) vrijhandel en hoe belangrijk is het voor onze economie?

Sinds de Grote Depressie weten we dat handelsbarrières niet goed zijn voor de economie. Daarom heeft men sinds de Tweede Wereldoorlog veel gedaan om deze weg te nemen. Dat heeft ons veel welvaart gebracht en niemand, ook niet de tegenstanders van TTIP, bestrijdt dit.

Handel heeft dus voordelen, maar wat zijn die voordelen? Michiel Dijkstra noemt ze: door handel krijgen we een ruimere keuze uit meer producten die goedkoper zijn omdat ze efficiënter geproduceerd worden. Dit economische principe is overigens al begin negentiende eeuw door David Ricardo geformuleerd. Wat deze tweehonderd jaar oude theorie ook leert is dat meer banen niet tot die voordelen behoort. Handel maakt specialisatie mogelijk waardoor men efficiënter kan produceren.

Het effect is dus hetzelfde als dat van automatisering en industrialisering: het zal eerder banen kosten dan creëren. Dit is een verschijnsel dat we in Nederland maar al te goed kennen. Op zijn best zullen de banen die verdwijnen in onrendabele bedrijfstakken vervangen worden door banen in andere bedrijfstakken die wel concurrerend zijn. De extra stimulatie van de economie die vaak wordt genoemd door voorstanders, is dan ook nergens op gebaseerd.

Ook de waarschuwingen dat we de boot zullen missen zijn onzinnig. Zonder TTIP kunnen we ook handel drijven met de VS en China. Er zijn vrijwel geen importheffingen die dat verhinderen. De TTIP-onderhandelingen gaan over (ingrijpende) aanpassingen van wetgeving. Niemand streeft naar autarkie [3] en bovendien is Europa geen klein landje dat zich niet zou kunnen verweren zonder de VS, maar een continent met 500 miljoen inwoners. Het angstbeeld dat de tegenstanders schetsen wanneer TTIP niet doorgaat, ‘Pas op! China komt’, is dus niet meer dan dat: bangmakerij.

Het winkeltjesmodel

Voorstanders doen het voorkomen dat de voordelen ‘vanzelfsprekend’ zijn. Zij komen hiermee weg omdat het voor veel mensen niet duidelijk is waarom het eigenlijk gaat bij handel. Het idee dat veel Nederlanders [4] hebben, is dat wij ‘ons geld verdienen door spullen te verkopen aan het buitenland’. Het is het bekende beeld van de ‘BV Nederland’ [5]. Nederland als winkel dus. Ik noem dit denken over economie dan ook het ‘winkeltjesmodel’. Een handelsoverschot is een teken dat de winkel goed loopt.

En de winkel loopt goed!

De manier waarop wordt gedacht – of eigenlijk waarop niet wordt nagedacht – over het handelsoverschot, wordt goed geïllustreerd in deze berichtgeving van het CBS. Onder de titel Handelsoverschot duidt vaak op concurrentiekracht wordt gemeld dat het overschot op onze handelsbalans, dat al jarenlang heel hoog is, ook dat jaar (2015) weer even groot zal zijn. Men vermeldt dat wij de nummer zeven zijn van de wereld qua export. Dat is extra opmerkelijk omdat het is gebaseerd op absolute exportcijfers. Ons kleine landje van 17 miljoen mensen staat op nummer 7! Boven Nederland staan enkel nog grote olie-exporteurs en reuzen als China en Duitsland [6]. Goed gedaan jochie!

Deze absurde situatie vraagt op zijn minst om enige uitleg. Die wordt gegeven onder het kopje Handelsoverschot duidt vaak op concurrentiekracht. Wij zouden meer kwaliteit leveren dan andere landen voor een lagere prijs. We zijn niet alleen goed in voetballen, autoracen en talen, maar we maken ook heel erg goede spullen voor heel weinig geld. De verklaring zou dus zijn dat Nederland over bijzonder veel concurrentiekracht beschikt.

Dat het handelsoverschot (samen met dat van Duitsland) de hoofdoorzaak is van de economische crisis in Europa (zoals ik hier heb uitgelegd) vertelt men er niet bij. Het CBS-artikel vermeldt kort – zonder verdere uitleg - dat het overschot ook gezien kan worden als een gevolg van de lage import. Je kunt met andere woorden ook stellen dat het een gevolg van zuinigheid is. Dat dat laatste eerder het geval is blijkt ook als je kijkt naar het investeringsniveau. Als er al geïnvesteerd wordt dan is het vooral in het buitenland. In Duitsland kampt men met het zelfde probleem.

Prijsbokser Nederland

Dat de winkel zo goed loopt zou je niet zeggen als je het Nederlandse (economische) nieuws volgt: de overheid kampt met tekorten, we moeten harder en langer werken en de verzorgingsstaat is ‘niet meer van deze tijd’ en drukt te zwaar op de economie. De afgelopen jaren heeft de Nederlandse overheid dan ook als een gek bezuinigd. Wie er op let ziet de gevolgen regelmatig in het nieuws. Door de bezuinigingen is er een groot tekort is aan allerlei voorzieningen wat tot mensonterende toestanden kan leiden. Het kan zelfs mensenlevens kosten.

Blijkbaar is dat nodig om van Nederland het best lopende winkeltje van de wereld te maken. Handel heeft prioriteit boven het personeel. We zijn een ‘prijsbokser’ geworden en de winkel begint er steeds sleetser uit te zien, een beetje zoals de Aldi en de Lidl die een vergelijkbaar personeelsbeleid voeren.

Permanente uitverkoop

Het gaat goed met de winkel maar het gaat slecht met het personeel. Zoals we al zagen is het handelsoverschot het gevolg van de relatief lage import omdat we minder consumeren dan produceren. Het geld dat wij als land verdienen wordt niet uitgegeven maar gaat als winst terug naar de investeerders - de winkelbazen - terwijl het personeel er bekaaid af komt. Als gevolg van de relatief lage lonen (gegeven de hoge productiviteit) is er daarom onderbesteding: we maken meer spullen en diensten dan we zelf kunnen gebruiken en moeten deze daarom exporteren.

Wat er in werkelijkheid gebeurt, is dus het volgende: In Nederland wordt per saldo meer geproduceerd dan we kunnen gebruiken. We werken heel hard (‘we zijn concurrerend’) voor weinig geld (‘loonmatiging’). De spullen die we te veel produceren moeten verkocht worden (‘export’) want anders moet personeel ontslagen worden (‘werkloosheid’). Het tekort aan vraag schuiven we door naar het buitenland. Dat veroorzaakt daar werkloosheid.

Wat Nederland in werkelijkheid dus verkoopt is werkloosheid [7]. Nederland export haar werkloosheid om het tekort aan binnenlandse vraag te compenseren.

Schulden

En er is nog een ander probleem: de klant maakt schulden, want hoe moet de klant (‘het buitenland’) de rekening betalen? Bij echte winkels is dat natuurlijk geen probleem, maar als het gaat om landen dan is er maar een manier waarop ‘de klant’ de handel die hij van ons koopt kan betalen: door aan ons iets te verkopen. Op termijn moeten import en export daarom altijd met elkaar in evenwicht zijn.


Hier ligt het grootste probleem: want dat doet Nederland niet. Dat blijkt uit de handelsbalans die al decennia positief is. Het buitenland krijgt steeds meer schulden terwijl wij ons rijk wanen. Uiteindelijk hebben we niets aan dat geld [8] zoals de Griekse schuldencrisis laat zien. Ook Zwitserland, dat economisch gezien op Nederland lijkt, is dit recent overkomen [9].

TTIP zal de crisis erger maken

Terug naar TTIP. Wat waren ook al weer de argumenten van de voorstanders? De wereld verandert en als we niets doen dan verliezen we onze koppositie als exporteur. Wat ik met het winkeltjesmodel heb laten zien is dat een handelsoverschot op den duur onhoudbaar is. Als TTIP ons dus meer export oplevert dan zal dat de crisis eerder verergeren dan verhelpen.

Er zal een moment komen dat Nederland haar klanten de kans moet geven om hun schuld terug te betalen. De schuldencrisis kan op een prettige manier opgelost worden door bij ons de lonen te laten stijgen en te stoppen met bezuinigen of op een vervelende manier door de klant failliet te laten gaan. Dat laatste is met Griekenland gebeurd [10].

Helaas kiezen onze leiders voor de tweede optie. De dominantie ideologie is nog steeds dat ‘vrijhandel’ [11] goed is en meer ‘vrijhandel’ nog beter. De uitbreiding van de markt door TTIP vergroot de exportmogelijkheden, en dat zal – zo denken zij - de stagnerende economie weer stimuleren. Dat deze redenatie niet klopt lijken ze niet te beseffen.

In plaats van streven naar meer handel door TTIP moet het economisch beleid veranderen door te streven naar evenwicht van de handelsbalansen. Doorgaan met het huidige beleid zal een crisis tot gevolg hebben die veel ernstiger zal zijn dan de Griekse schuldencrisis. Hoewel onze leiders het verzet tegen TTIP als irrationeel afdoen, zijn zij het zelf die alle realiteitszin uit het oog hebben verloren.

Conclusie

TTIP is gebaseerd op een verkeerd idee over de werking van economie: wij denken dat ons land een winkeltje is voor de rest van de wereld. Om concurrerend te zijn, houden we daarom de lonen laag. Hierdoor heeft Nederland een groot handelsoverschot en is er te weinig koopkracht om de binnenlandse economie draaiende te houden. Dit tekort moet door het buitenland worden opgevangen. Per saldo exporteert Nederland daarom haar werkloosheid. Als alleen Nederland dat zou doen, dan zou dat lange tijd goed kunnen gaan maar als alle landen van de wereld dat ook doen, stagneert de wereldeconomie. Er treedt dan deflatie op omdat de lonen niet meer stijgen. Dat is precies wat nu gebeurt. Behalve de vele zeer ernstige bezwaren tegen TTIP zijn er dus ook grote economische nadelen.

Titel afbeelding: McDonalds in St.Petersburg. Door globalisering krijgen we niet meer keuze maar meer uniformiteit. (Bron: Flickr).

Voetnoten
[1] TTIP krijgt nu veel aandacht maar er zijn veel meer van dit soort verdragen. Andere vergelijkbare verdragen zijn boorbeeld: CETA (Europa en Canada), TISA (verdrag voor liberalisering van diensten), EPA (Europa en Afrikaanse landen), TPP (De VS en Aziatische landen, zonder China). Overal waar ik het in de tekst over TTIP heb, kunt u dit lezen als ‘TTIP en soortgelijk verdragen zoals CETA, TISA, EPA, TPP, enz.’
[2] Alsof we nu wel zulke ‘hoge standaarden’ opleggen aan derdewereldlanden. Het is een pijnlijk slecht argument.
[3] Louise Fresco impliceert autarkie als ze schrijft: “Degenen die denken dat Europa de VS niet nodig heeft, zien over het hoofd dat zelfvoorziening – alles in Europa produceren – een uiterst kostbare zaak is en leidt tot verarming van de variatie in onze consumptie.”
[4] In Duitsland is het overigens niet anders en alles wat ik hier over Nederland schrijf is zondermeer van toepassing op Duitsland – zei het dat de impact van Duitsland op Europa en de wereldeconomie natuurlijk vele malen groter is.
[5] Ik wil hiermee niet zeggen dat de Nederlandse economie niet afhankelijk zou zijn van de export. Een flink deel (iets minder dan een derde) van onze economie bestaat uit internationale handel: dat wil zeggen: wij zorgen voor doorvoer en distributie. Dat betekent weliswaar dat we veel importeren, maar dat exporteren we dus ook (doorvoer). Dat moet je dus tegen elkaar wegstrepen en draagt niet bij aan het bbp. De meerwaarde die export oplevert (wat dus wel aan het bbp bijdraagt) komt uit de (logistieke) diensten die we toevoegen. In het ‘winkeltjesmodel’ wordt dit met elkaar verward.
[6] Inderdaad: niet de VS. Dat land heeft al jaren een heel groot handelstekort, waar de Amerikanen met TTIP natuurlijk graag een einde aan willen maken.
[7] De link verwijst naar een artikel over Duitsland, maar zoals ik al meldde, geldt wat ik over de Nederlandse economie schrijf, ook voor Duitsland en v.v.
[8] Een gedetailleerde bespreking vindt u op het nieuwe economische magazine Macroskop. Heiner Flassbeck legt uit hoe door loonmatiging een 'mercantilistisch' beleid wordt gevoerd. Mercantilisme is een ander woord voor het 'winkeltjesmodel'. Tot begin 18e eeuw had men het idee dat een land zoveel mogelijk rijkdom moest vergaren (in vorm van goud en zilver). Dit laat volgens mij ook zien hoe weinig economisch inzicht de bestuurlijke elite heeft als we beseffen dat een economische theorie uit de vroegmoderne tijd de grondslag is van het economisch beleid. Dit verklaart dat de westerse economie al jaren lang stagneert en in permanente crisis verkeerd.
[9] Ik ga hier snel door redelijk complexe materie. Dat Nederland en Duitsland zo’n groot exportoverschot zo lang kunnen handhaven, is een gevolg van de euro. Toen we nog een eigen munt hadden – zoals Zwitserland nu nog heeft - leidde het handelsoverschot tot waardestijging van de gulden en D-mark. Dat waren niet voor niets (zoals nu de SFR nu) harde munten.
[10] Zwitserland laat goed zien wat er gebeurt als je je nationale munteenheid nog wel hebt, maar deze kunstmatig laag houdt, terwijl het handelsoverschot oploopt. Op den duur moet je devalueren en raak je je koppositie toch kwijt. Zie ook voetnoot [8].
[11] Ik zet het woord vrijhandel tussen aanhalingstekens omdat de betekenis dubbelzinnig is (vrijhandel veronderstelt regelgeving door een sterke staat), en omdat TTIP helemaal niets te maken heeft met vrije – dus ongereguleerde – handel. Door het verdrag wordt het mogelijk dat bedrijven maatregelen om het milieu of de burger te beschermen kunnen aanvechten via een ‘onafhankelijk’, niet democratisch gekozen comité, samengesteld uit juristen uit het bedrijfsleven. Elke regering zal hier in de toekomst mee rekening moeten houden. Europa kan dit onderdeel (ISDS/ICS) echter niet weglaten omdat zij het zelf ook vraagt aan opkomende landen waarmee het dit soort verdragen afsluit. Onszelf vrijwaren van wat wij wel van een ander eisen zou hypocriet zijn. Het verdrag heeft hierdoor tot consequentie dat de staat verzwakt wordt ten opzichte van het bedrijfsleven. TTIP is daarom (samen met de euro) het product van neoliberale ideologie.


Titel afbeelding: Globalisation. Foto: Kate Boydell (cc)

0 comments:

About This Blog

  © Blogger templates Sunset by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP